gepubliceerd op 22 april 2020
Bijzondermachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de belasting op de inrichtingen van toeristisch logies op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19
16 APRIL 2020. - Bijzondermachtenbesluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering nr. 2020/005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de belasting op de inrichtingen van toeristisch logies op grond van de gezondheidscrisis van de COVID-19
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19, artikel 2;
Gelet op de Ordonnantie van 23 december 2016 betreffende de gewestbelasting op de inrichtingen van toeristisch logies, de artikelen 3, 6, 7, 8, 9 en 10;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de gezondheidscrisis veroorzaakt door COVID-19 de exploitanten van toeristisch logies erg treft en dat het noodzakelijk is om onmiddellijk maatregelen te nemen om een economische catastrofe te voorkomen. Om deze sector die in gevaar verkeert te ondersteunen, moeten de lasten gelinkt aan de belasting op de inrichtingen van toeristisch logies onmiddellijk worden opgeheven;
Gelet op advies 67.198/4 van de Raad van State, gegeven op 8 april 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 3°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 3, 5° van ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest, de gelijkekansentest niet moet worden opgesteld voor een reglementaire tekst waarvoor het advies van de Raad van State wordt gevraagd bij hoogdringendheid;
Overwegende dat, bij toepassing van artikel 2, § 4 van de ordonnantie van 19 maart 2020 om bijzondere machten toe te kennen aan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering in het kader van de gezondheidscrisis Covid-19, het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, van de Inspecteur van Financiën en van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet vereist zijn;
Overwegende dat de sector van het toeristisch logies is stilgevallen door de gezondheidscrisis van de COVID-19, dienen de exploitanten van inrichtingen van toeristisch logies niet meer onderworpen te worden aan de financiële last die hen werd opgelegd in het kader van de belasting op de inrichtingen van toeristisch logies;
Overwegende de enorme financiële impact van de crisis op de sector, mag de voornoemde belasting hen niet worden opgelegd;
Overwegende dat de Regering dus, gelet op de economische urgentie, gebruik wenst te maken van de bijzondere machten die haar werden toevertrouwd door het parlement om de exploitanten van inrichtingen van toeristisch logies te ondersteunen in deze moeilijke periode opdat deze crisis de activiteit niet onherroepelijk zou beschadigen;
Op voorstel van de Minister belast met Financiën, Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De belasting bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie van 23 december 2016 betreffende de gewestbelasting op de inrichtingen van toeristisch logies, is niet verschuldigd voor de bezetting van eenheden van logies door toeristen gedurende de periode van 1 januari 2020 tot 30 juni 2020.
Art. 2.De verplichting om over te gaan tot de kennisgeving bedoeld in artikel 6 van dezelfde ordonnantie wordt opgeschort gedurende de periode van 1 januari 2020 tot 30 juni 2020.
Art. 3.De ambtenaren bedoeld in artikel 7 van dezelfde ordonnantie gaan niet over tot de rechtzetting van de aangiften, zoals bedoeld in 8 van de voornoemde ordonnantie, die werden ingediend voor de periode van 1 januari 2020 tot 30 juni 2020.
Art. 4.De ambtenaren bedoeld in artikel 7 van dezelfde ordonnantie gaan niet over tot de ambtshalve heffing, zoals bedoeld in artikel 9 van de voornoemde ordonnantie, voor de bezetting van eenheden van logies door toeristen gedurende de periode van 1 januari 2020 tot 30 juni 2020.
Art. 5.De ambtenaren bedoeld in artikel 7 van dezelfde ordonnantie stellen geen vraag om voorafbetaling ter beschikking, zoals bedoeld in artikel 10, § 1 van de voornoemde ordonnantie, gebaseerd op de gegevens vervat in de maandelijkse aangiften ingediend voor de periode van 1 januari 2020 tot 30 juni 2020.
Art. 6.De betaling bedoeld in artikel 10, § 2 van dezelfde ordonnantie moet niet gebeuren voor wat betreft de periode vanaf 1 januari tot en met 30 juni 2020.
Art. 7.In afwijking van artikel 14 van de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, is geen intrest verschuldigd op de bedragen die worden terugbetaald bij toepassing van dit besluit.
Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2020.
Art. 9.De minister bevoegd voor Financiën en Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 april 2020.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor klimaattransitie, leefmilieu, energie en participatieve democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar ambt en de Promotie van Meertaligheid, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor werk en beroepsopleiding, digitalisering en plaatselijke besturen, B. CLERFAYT