gepubliceerd op 12 juli 2019
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de indiening van de beroepen bij de regering tegen de beslissingen inzake verkavelingsvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen en attesten en houdende organisatie van de in het kader van deze beroepen voorziene hoorzittingen
4 JULI 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de indiening van de beroepen bij de regering tegen de beslissingen inzake verkavelingsvergunningen, stedenbouwkundige vergunningen en attesten en houdende organisatie van de in het kader van deze beroepen voorziene hoorzittingen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 39 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980, inzonderheid op de artikelen 6, § 1, I, 1°, en 20;
Gelet op het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, gewijzigd door de ordonnantie van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen (hierna de ordonnantie van 30 november 2017 genoemd), inzonderheid op artikel 188/1;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 4 maart 1993 betreffende het horen van de partijen bij de beroepen ingesteld tegen de beslissingen genomen inzake stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen en stedenbouwkundige attesten;
Gelet op het evaluatieverslag betreffende de gelijke kansen, `gelijkekansentest' genoemd, zoals vereist door artikel 2, § 1, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest en door artikel 1, § 1, van het besluit van 22 november 2018 tot uitvoering van deze ordonnantie, waarvan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering kennis heeft genomen op 4 juli 2019;
Overwegende dat, daar dit besluit geen aanzienlijke impact heeft op de ontwikkeling van het Gewest in de betekenis van artikel 7 van het BWRO, het ontwerp ervan niet ter advies werd voorgelegd aan de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie; dat dit besluit zich immers beperkt tot het actualiseren van de nadere regels voor de indiening van beroepen bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en tot de nadere regels over de hoorzitting van de partijen naar aanleiding van die beroepen door het Stedenbouwkundig College, ingevolge de wijzigingen die aan het BWRO zijn aangebracht door de ordonnantie van 30 november 2017;
Gelet op advies 66.256/4 van de Raad van State, gegeven op 19 juni 2019, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Territoriale Ontwikkeling;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° BWRO: het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening;2° Regering: de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;3° Beroep: het beroep tot herziening, ingediend bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering met toepassing van artikel 188/1 van het BWRO.
Art. 2.Onder voorbehoud van wat bepaald is door artikel 188/1, tweede lid van het BWRO voor de beroepen ingediend door het college van burgemeester en schepenen, kan een beroep bij de Regering elektronisch of bij een ter post aangetekend schrijven ingediend worden.
Art. 3.Bij ontvangst van het beroep betekent de Regering langs elektronische weg een afschrift van het beroep, in voorkomend geval samen met een afschrift van de daarbij gevoegde documenten, aan het Stedenbouwkundig College en aan de overheid waarvan de beslissing betwist wordt.
Bij ontvangst van de in het eerste lid bedoelde betekening bezorgt de overheid waarvan de beslissing betwist wordt, twee eensluidende afschriften van het administratief dossier aan het Stedenbouwkundig College.
Art. 4.De overheid waarvan de beslissing betwist wordt, mag vragen om gehoord te worden, langs elektronische weg of per brief, binnen de termijn die bepaald is in artikel 188/1, vierde lid van het BWRO. Die aanvraag wordt gericht aan de Regering, die haar bij ontvangst doorstuurt naar het Stedenbouwkundig College.
Art. 5.Wanneer een partij gevraagd heeft om te worden gehoord, roept het Stedenbouwkundig College alle partijen uiterlijk acht dagen vóór de datum van de hoorzitting op.
De oproeping wordt elektronisch gericht aan de overheid waarvan de beslissing betwist wordt en kan langs diezelfde weg gericht worden aan de aanvrager van de vergunning of het attest in één van de volgende gevallen: 1° Indien hij zijn beroep elektronisch heeft ingediend;2° mits hij er vooraf uitdrukkelijk mee ingestemd heeft elektronische communicatie te ontvangen die in zijn hoofde rechtsgevolgen tot stand brengt. De afwezigheid van een behoorlijk opgeroepen partij doet geen afbreuk aan de geldigheid van het advies van het Stedenbouwkundig College.
Art. 6.Het Stedenbouwkundig College stelt een verslag van de hoorzitting van de partijen op om het te bezorgen aan de Regering.
Art. 7.Wanneer een aanvraag om te worden gehoord ingediend werd overeenkomstig de eisen van artikel 188/1 van het BWRO en van dit besluit, maar het Stedenbouwkundig College geen hoorzitting heeft gehouden binnen de termijn bedoeld in artikel 188/2 van het BWRO, nodigt de Regering de partijen voor hun hoorzitting uit en houdt zij zich daarbij aan de bepalingen van artikel 5.
Art. 8.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 4 maart 1993 betreffende het horen van de partijen bij de beroepen ingesteld tegen de beslissingen genomen inzake stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen en stedenbouwkundige attesten wordt opgeheven.
Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2019.
De beroepsprocedures voor attest- en vergunningsaanvraagdossiers die ingediend zijn vóór 1 september 2019, vallen nog onder de regeling van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 4 maart 1993 betreffende het horen van de partijen bij de beroepen ingesteld tegen de beslissingen genomen inzake stedenbouwkundige vergunningen, verkavelingsvergunningen en stedenbouwkundige attesten.
Dat om het onderscheid te maken tussen de datum waarop het beroep is ingediend en de datum waarop de vergunningsaanvraag werd ingediend.
Die laatste is bepalend om uit te maken welke regeling van toepassing is.
Art. 10.De Minister die bevoegd is voor Territoriale Ontwikkeling, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 4 juli 2019.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid.
R. VERVOORT