gepubliceerd op 26 juni 2019
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de classificatie van de toeristische logiesverstrekkende inrichtingen volgens comfortniveau
3 MEI 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende uitvoering van de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de classificatie van de toeristische logiesverstrekkende inrichtingen volgens comfortniveau
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de classificatie van toeristische logiesverstrekkende inrichtingen volgens comfortniveau, de artikelen 3, § 3, 5, § 2, 6, tweede lid, 7, §§ 2, 3 en 4, tweede lid, 10, 11, derde lid, 12, § 1, 4°, en § 2, 13, § 2, 14, § 1, 3°, en §§ 2 en 3, 15, § 3, 16, § 4, 17, § 1, tweede lid, en § 3, 18, § 1, eerste lid, en § 3, 19, § 2, 20, § 1, 21, § 2, 23 en 24;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 17 mei 2018;
Gelet op de gelijkekansentest uitgevoerd op 28 januari 2019;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 februari 2018;
Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 20 maart 2018;
Gelet op het advies nr. 65.604/1 van de Raad van State, gegeven op 2 april 2019, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;
Op de voordracht van de minister van Toerisme;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de ordonnantie : de ordonnantie van 6 maart 2019 betreffende de classificatie van toeristische logiesvertstrekkende inrichtingen volgens comfortniveau;2° de minister : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Toerisme;3° de directeur-diensthoofd Economie : de directeur-diensthoofd van het bestuur of iedere door hem aangeduide ambtenaar van niveau A onderworpen aan zijn hiërarchisch gezag, alsook, in zijn afwezigheid, de directeur-generaal van Brussel Economie en Werkgelegenheid. Afdeling 2. - Algemene bepalingen met betrekking tot de termijnen en
het aangetekend schrijven
Art. 2.§ 1. De krachtens de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen bepaalde termijnen zijn uitgedrukt in kalenderdagen. Deze termijnen gaan in op de dag na de dag van de handeling.
De dag waarop de termijn verstrijkt, wordt in de termijn meegerekend.
Indien deze dag echter op een zaterdag, een zondag of een feestdag valt, wordt hij naar de eerstvolgende werkdag verschoven.
Voor een ter post aangetekend schrijven geldt de poststempel als bewijs. § 2. De gegevensoverdracht door middel van de informatica-applicatie MonBEE - MijnBEW of door elke andere, door het bestuur beheerde en ter beschikking gestelde informatica-applicatie, wordt beschouwd als gelijkgesteld aan een aangetekend schrijven. HOOFDSTUK 2 Classificatie van een toeristische logiesverstrekkende inrichting Afdeling 1. - Classificatiecriteria
Art. 3.De minister bepaalt criteria voor de classificatie volgens comfortniveau en de benaming van die niveaus evenals de regels en de berekeningsmethode voor het toestaan van afwijkingen op deze criteria voor elke categorie toeristisch logies als bedoeld in artikel 3, 4° tot 9° van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende het toeristische logies of voor een van de bijkomende categorieën of subcategorieën vastgesteld krachtens de ordonnantie van 8 mei 2014. Afdeling 2. - Classificatieprocedure
Art. 4.§ 1. De exploitant dient de classificatieaanvraag in bij de directeur-diensthoofd Economie, hetzij bij een aangetekend schrijven, hetzij via elektronisch bericht, met behulp van het aanvraagformulier voor classificatie waarvan het model is opgesteld door het bestuur.
De in het eerste lid bedoelde classificatieaanvraag kan gelijktijdig ingediend worden met de voorafgaande aangifte als bedoel in artikel 4 van de ordonnantie van 8 mei 2014. § 2. Het in paragraaf 1 bedoelde aanvraagformulier voor de classificatie bevat ten minste volgende vermeldingen : 1° het registratienummer;2° de contactgegevens van de persoon belast met de opvolging van het classificatiedossier;3° de eventuele informatie over de wijziging van de gegevens sinds de registratie;4° het gevraagde comfortniveau;5° de instemming van de exploitant met de opvolgingsbezoeken en controles waarin hoofdstuk 6 van de ordonnantie voorziet. § 3. De exploitant voegt bij het aanvraagformulier voor classificatie : 1° het pre-auditformulier behoorlijk ingevuld en ondertekend door de exploitant, waarvan het model is opgesteld door het bestuur en aan de hand waarvan de exploitant inschat of zijn inrichting overeenstemt met de criteria voor de classificatie volgens het comfortniveau waarvoor hij zijn aanvraag indient;2° in voorkomend geval, het aanvraagformulier tot afwijking, waarvan het model door het bestuur is opgesteld, behoorlijk ingevuld en ondertekend door de exploitant. § 4. Het in § 3, 2°, bedoelde aanvraagformulier tot afwijking bevat ten minste de volgende vermeldingen : 1° de volledige lijst van de classificatiecriteria waarvoor een afwijking wordt aangevraagd;2° uitleg op financieel en technisch vlak ter rechtvaardiging van de gevraagde afwijkingen;3° in voorkomend geval, uitleg over de door de exploitant voorgestelde compenserende maatregelen of oplossingen die volgens hem garant staan voor het bereiken van een comfortniveau dat niet onderdoet voor de classificatiecriteria die voor dit niveau zijn bepaald.
Art. 5.§ 1. Het bestuur onderzoekt de classificatieaanvraag om na te gaan of ze voldoet aan de voorwaarden als bepaald in de ordonnantie en haar uitvoeringsmaatregelen. Binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst ervan, en onverminderd de elektronische bevestiging in geval van classificatieaanvraag per elektronisch bericht, bevestigt het bestuur : 1° de gezegde ontvangst, met vermelding van de datum;2° de volledigheid van het dossier;3° bij uitblijven van een beslissing binnen de in artikel 8, § 1, bedoelde termijn de classificatie verworven mag heten. § 2. Indien het dossier onvolledig is, geeft het bestuur de exploitant kennis van de ontbrekende documenten, stukken en gegevens.
De exploitant dient deze bescheiden bij het bestuur in, binnen vijftien dagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van het gezegde schrijven, hetzij bij een aangetekend schrijven, hetzij per elektronisch bericht.
Binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten, stukken en gegevens, en onverminderd de elektronische bevestiging in geval van verzending per elektronisch bericht, bevestigt het bestuur : 1° de gezegde ontvangst, met vermelding van de datum;2° de volledigheid van het dossier.3° bij uitblijven van een beslissing binnen de in artikel 8, § 1, bedoelde termijn de classificatie verworven mag heten. Indien het bestuur daarentegen na het verstrijken van deze vijftien dagen niet of slechts gedeeltelijk over de ontbrekende documenten stukken en gegevens beschikt, dan wordt de aanvraag overeenkomstig artikel 12, § 1, 4°, van de ordonnantie, zonder verder gevolg geklasseerd. Het bestuur brengt de exploitant daarvan op de hoogte. § 3. Het bestuur kan de exploitant om bijkomende documenten of inlichtingen verzoeken indien het dit nuttig acht voor de samenstelling van het dossier en hierbij om de tussenkomst van de in artikel 32 bedoelde ambtenaren verzoeken indien het dit noodzakelijk acht. § 4. Ingeval de classificatieaanvraag gelijktijdig wordt ingediend met de voorafgaande aangifte als bedoeld in artikel 4 van de ordonnantie van 8 mei 2014, gaat de termijn van vijftien dagen, in afwijking van paragraaf 1, in vanaf de kennisgeving van de toekenning van het registratienummer als bedoeld in artikel 16, § 3 van de ordonnantie van 8 mei 2014.
Art. 6.Binnen vijftien dagen vanaf de verzending van het ontvangstbewijs dat getuigt van de volledigheid van het dossier, geeft het bestuur de exploitant bij aangetekend schrijven kennis van de datum waarop de in artikel 6 van de ordonnantie bedoelde audit zal worden uitgevoerd.
Art. 7.§ 1. Binnen zestig dagen na de verzending van de in artikel 6 bedoelde kennisgeving van de uitvoeringsdatum van de audit, maakt de in artikel 28 bedoelde ambtenaar het in artikel 6, tweede lid, van de ordonnantie bedoelde auditverslag over aan de directeur-diensthoofd Economie. § 2. Het auditverslag bevat minstens de volgende inlichtingen : 1° een op de controle volgend eindoordeel over de naleving van de classificatiecriteria in het gevraagde comfortniveau, met vermelding van het advies van het bestuur over de rangschikking in dit niveau;2° de lijst met de geldende criteria met het oog op de toekenning van het gevraagde comfortniveau, met voor elk criterium de vermelding of de inrichting het al dan niet vervult;3° als een afwijkingsaanvraag wordt ingediend, bijzonderheden over de situatie van de inrichting ten aanzien van de criteria waarvoor de afwijking wordt aangevraagd en de daarmee verband houdende door de exploitant voorgestelde compensatiemaatregelen. § 3. Het auditverslag mag bijlagen bevatten, inzonderheid foto's, rapporten en technische documenten of plannen.
Art. 8.§ 1. Binnen dertig dagen na ontvangst van het auditverslag neemt de directeur-diensthoofd Economie een beslissing over de classificatieaanvraag en over de eventueel gevraagde afwijkingen.
Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn bedoeld in het eerste lid wordt de beslissing gunstig geacht. De aanvrager mag bij het Bestuur het beschermingsattest en het bordje aanvragen die worden bedoeld in artikel 7, § 1, van de ordonnantie.
De directeur-diensthoofd Economie deelt de beslissing mee bij aangetekend schrijven. Deze kennisgeving vermeldt de beroepsinstanties en -mogelijkheden, evenals de daarbij na te leven vormvereisten en termijnen.
De directeur-diensthoofd Economie voegt het auditverslag en, bij gunstige beslissing, het in artikel 7, § 1, van de ordonnantie bedoelde classificatieattest en herkenningsbord bij zijn besluit. § 2. Het in artikel 7, § 1, van de ordonnantie bedoelde classificatieattest bevat minstens de volgende vermeldingen : 1° het registratienummer van de inrichting;2° de identiteit van de exploitant;3° het adres van de inrichting;4° het behaalde comfort niveau;5° de eventueel toegekende afwijkingen. Afdeling 3. - Logo
Art. 9.De minister stelt de modellen vast van het logo bedoeld in artikel 7, § 1, van de ordonnantie.
Het logo vermeldt ten minste het comfortniveau waarvoor het symbool staat.
Art. 10.Het in artikel 7, § 1, van de ordonnantie bedoelde herkenningsbord wordt aangebracht op een zichtbare plaats in de buurt van de ingang van de toeristische logiesverstrekkende inrichting.
Art. 11.§ 1. Het staat de geregistreerde toeristische logiesverstrekkende inrichting of haar partners aan wie het een communicatie- of reclameopdracht heeft toevertrouwd vrij om het logo te reproduceren in elke communicatie of reclame voor toeristen en derden met betrekking tot de uitbating van de inrichting, ongeacht de vorm ervan. § 2. Het in artikel 7, § 4, van de ordonnantie bedoelde register van de geclassificeerde toeristische logiesverstrekkende inrichtingen wordt op de website van Visit.brussels gepubliceerd. HOOFDSTUK 3. - Verplichtingen voor de exploitant van een geclassificeerde toeristische logiesverstrekkende inrichting
Art. 12.Aan de hand van een formulier waarvan het model door het bestuur is opgesteld, bezorgt de exploitant van een geclassificeerde toeristische logiesverstrekkende inrichting de in artikel 14, § 1, 2°, van de ordonnantie bedoelde inlichtingen in verband met de wijzigingen die werden aangebracht aan een of meer elementen van de toeristische logiesverstrekkende inrichting die het voorwerp uitmaken van een classificatiecriterium van het toegekende niveau.
De exploitant verzendt het in het eerste lid bedoelde formulier aan het bestuur via een elektronisch bericht of bij een aangetekend schrijven.
Art. 13.De minister bepaalt welke informatie de exploitant ter beschikking van de toeristen moet stellen, alsook de wijze waarop dit dient te gebeuren. HOOFDSTUK 4. - Herziening en intrekking van het comfortniveau Afdeling 1. - Procedure voor herziening van het comfortniveau op
verzoek van de exploitant
Art. 14.De in afdeling 2 van hoofdstuk 2 bepaalde procedure is van toepassing op elk verzoek van herziening van het comfortniveau als bedoeld in artikel 13, § 1, tweede lid, 2°, van de ordonnantie. Afdeling 2. - Procedure voor intrekking of herziening van het
comfortniveau
Art. 15.§ 1. Als het aangewezen is het comfortniveau in te trekken of te herzien overeenkomstig respectievelijk artikel 15 of artikel 13, § 1, tweede lid, 1° van de ordonnantie, brengt de directeur-diensthoofd Economie de exploitant daarvan op de hoogte bij aangetekend schrijven.
De directeur-diensthoofd Economie nodigt de exploitant uit zijn verweermiddelen in te dienen binnen vijftien dagen vanaf de verzending van dit schrijven.
De exploitant moet zijn verweermiddelen, op straffe van verval, bij een aangetekend schrijven verzenden binnen de termijn als bedoeld in het eerste lid.
Binnen dezelfde termijn kan de exploitant verzoeken om gehoord te worden door de directeur-diensthoofd Economie.
De exploitant wordt ten minste acht dagen op voorhand bij aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van de datum van hoorzitting. Er wordt een verslag van de hoorzitting opgesteld. De exploitant kan zich laten bijstaan door een raadsman. § 2. De directeur-diensthoofd Economie deelt zijn beslissing bij een aangetekend schrijven mee aan de exploitant binnen zestig dagen na het verstrijken van de in § 1, eerste lid, bedoelde termijn of, in voorkomend geval, vanaf de datum van hoorzitting bepaald overeenkomstig § 1, derde lid.
Bij gebrek aan kennisgeving van de beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, wordt verondersteld dat de directeur-diensthoofd Economie verzaakt aan de intrekking of herziening van het comfortniveau.
Behoudens gemotiveerde omstandigheden gaat de beslissing tot intrekking of herziening van het comfortniveau pas in vanaf de vijftiende dag na de kennisgeving van de beslissing. HOOFDSTUK 5. - Beroepen
Art. 16.Het beroep zoals bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie, wordt bij een aangetekend schrijven ingediend bij de minister binnen de 30 dagen na kennisgeving van de betwiste beslissing. De exploitant zet er zijn argumenten in uiteen.
Als de exploitant van zijn beroep gebruik maakt om overeenkomstig artikel 16, § 1, tweede lid, van de ordonnantie een afwijking te vragen van een of meer classificatiecriteria, voegt hij het volledig ingevuld aanvraagformulier tot afwijking als bedoeld in artikel 4, § 4, aan zijn dossier toe.
Art. 17.Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het beroep wordt door het bestuur : 1° een ontvangstbewijs gericht aan de exploitant bij een aangetekend schrijven, met vermelding of het beroep al dan niet ontvankelijk is;2° bij ontvankelijkheid een afschrift van het beroep en van de bijlagen ervan bezorgd aan de voorzitter van de beroepscommissie, zoals bedoeld in de hoofdstuk 6.
Art. 18.§ 1. Binnen vijftien dagen na de verzending van het in artikel 17, 1°, bedoelde ontvangstbewijs kan de exploitant vragen om gehoord te worden door de beroepscommissie.
De in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt bij een aangetekend schrijven of via elektronisch bericht door de exploitant bij het secretariaat van de beroepscommissie ingediend. § 2. De beroepscommissie kan de exploitant uit eigen beweging oproepen. § 3. Het secretariaat van de beroepscommissie verzendt de oproepingen voor de hoorzitting ten laatste acht dagen vóór de vastgestelde zittingsdatum.
De exploitant kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door personen naar keuze.
Art. 19.§ 1. Binnen zestig dagen die op de ontvangst van het volledige dossier volgen, brengt de commissie een schriftelijk en met redenen omkleed advies over het beroep uit. Mits de minister zijn toestemming geeft, kan die termijn met ten hoogste 30 dagen worden verlengd. § 2. Het bestuur bezorgt de minister het volledige dossier binnen vijftien dagen die volgen op de ontvangst van het in § 1 bedoelde advies, dan wel na afloop van de aan de commissie toegekende adviestermijn.
Art. 20.De minister neemt een beslissing over het beroep binnen zestig dagen na de ontvangst van het volledige, door het bestuur overeenkomstig artikel 19, § 2, bezorgde dossier.
De minister geeft onverwijld kennis van zijn beslissing aan de verzoeker bij aangetekend schrijven.
Bij ontstentenis van een beslissing van de minister binnen de in het eerste lid bepaalde termijn wordt het beroep verondersteld verworpen te zijn. HOOFDSTUK 6. - Beroepscommissie Afdeling 1. Samenstelling
Art. 21.§ 1. De beroepscommissie bedoeld in artikel 17 van de ordonnantie is samengesteld uit de volgende leden : 1° een voorzitter, die een personeelslid van het Brussels Agentschap voor Toerisme Visit.brussels is; 2° twee leden deskundig op het vlak van het beheer van toeristische logiesverstrekkende inrichtingen van de categorie toeristische logies waarvoor een classificatie geldt;3° twee leden, deskundig op het vlak van reizen, verblijven in het hotel of de organisatie van reizen met internationaal karakter. Ten hoogste twee derde van de commissieleden behoren tot dezelfde taalrol. § 2. De minister benoemt de commissieleden voor een mandaat van vijf jaar.
Voor elk effectief lid benoemt hij een plaatsvervanger.
Elk mandaat is hernieuwbaar. § 3. Het bestuur neemt het secretariaat van de commissie waar.
Art. 22.Bij langdurige verhindering, overlijden, afzetting of vrijwillig ontslag van een lid, benoemt de minister een plaatsvervanger om het mandaat te voltooien.
Art. 23.In afwijking van artikel 21, § 2, eerste lid, eindigt het mandaat van een lid van rechtswege in geval van verlies van de hoedanigheid op grond waarvan het lid werd benoemd.
De minister kan een commissielid afzetten bij niet-naleving van de voorwaarden die zijn vastgelegd in dit besluit of in het overeenkomstig artikel 26 opgestelde huishoudelijke reglement in de volgende gevallen : 1° bij kennelijk wangedrag;2° bij partijdigheid;3° bij schending van het vertrouwen;4° bij een ernstige tekortkoming aan de plichten die voortvloeien uit zijn opdracht;5° bij afwezigheid op meer dan drie opeenvolgende zittingen, behoudens in het geval van overmacht. Alvorens enige afzetting kan plaatsvinden, wordt de persoon in kwestie gehoord door de minister of zijn vertegenwoordiger. Afdeling 2. - Werking van de commissie
Art. 24.Geen enkel lid mag zetelen in de commissie wanneer het een rechtstreeks of onrechtstreeks belang heeft bij het onderwerp van de beraadslaging.
De commissie beraadslaagt geldig als de voorzitter, een lid zoals bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, 2°, en een lid zoals bedoeld in artikel 21, § 1, eerste lid, 3°, aanwezig zijn.
Het advies van de commissie wordt geldig uitgebracht bij een gewone meerderheid van stemmen.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
Art. 25.De leden van de commissie hebben recht op een presentiegeld van zeventig euro per zitting van maximaal vier uur, waarop ze aanwezig zijn en, in voorkomend geval, per uitgevoerd technisch bezoek. Voor de vergaderingen van meer dan vier uur wordt de presentiegeld verdubbeld.
Het bedrag van de verplaatsingsvergoeding wordt berekend overeenkomstig de op het personeel van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel toepasselijke bepalingen.
De Minister mag het bedrag van het presentiegeld wijzigen.
Art. 26.De commissie stelt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring aan de minister voor. Afdeling 3. - Procedure met betrekking tot het adviesverzoek
Art. 27.De directeur-diensthoofd Economie, stuurt de voorzitter van de Commissie bedoeld in hoofdstuk 6 via elektronisch bericht een verzoek om advies van de Commissie. In voorkomend geval specificeert hij de urgentie van het verzoek. Hij voegt bij het verzoek om advies alle documenten waarmee dit advies kan worden toegelicht. De directeur-diensthoofd Economie, kan verzoeken door de Commissie te worden gehoord.
Binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek om advies, zendt de voorzitter van de commissie het schriftelijk advies van de commissie per e-mail toe aan de directeur-diensthoofd Economie. Deze termijn kan met ten hoogste tien dagen worden verlengd indien de Commissie uitdrukkelijk bijeenkomt om de directeur-diensthoofd Economie te horen.
In afwijking van tweede lid, wordt de in tweede lid bedoelde termijn van vijftien dagen teruggebracht tot acht dagen, indien de directeur-diensthoofd Economie dit verzoek dringend acht. HOOFDSTUK 7. - Audit, controle en toezicht Afdeling 1. - Audit en controle
Art. 28.§ 1. De ambtenaren bedoeld in artikel 18 van de ordonnantie zijn de ambtenaren onderworpen aan het hiërarchische gezag van de directeur-diensthoofd Economie die door laatstgenoemde zijn aangewezen om de in afdeling 1 van hoofdstuk 6 van de ordonnantie bedoelde audits en controle te verrichten.
De in het eerste lid bedoelde ambtenaren worden kwaliteitsauditors genoemd. § 2. Bijlage 1 bevat het model van de legitimatiekaart zoals bedoeld in artikel 19, § 2, van de ordonnantie.
Art. 29.Binnen drie jaar na de kennisgeving van de beslissing tot toekenning van een comfortniveau vindt een controle door een kwaliteitsauditor plaats.
De kwaliteitsauditor geeft de exploitant kennis van de datum waarop het opvolgingsbezoek zal plaatsvinden.
De exploitant wordt ten laatste acht dagen op voorhand bij een aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van de datum van de controle.
Art. 30.Als de kwaliteitsauditor een tekortkoming vaststelt ten opzichte van een of meer classificatiecriteria, geeft hij de exploitant bij een aangetekend schrijven kennis van zijn aanbevelingen binnen vijftien dagen na het opvolgingsbezoek.
In het schrijven wordt de termijn bepaald waarover de exploitant beschikt om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen.
Art. 31.§ 1. Als een tekortkoming niet is verholpen bij het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 30, tweede lid, zendt de directeur-diensthoofd Economie de exploitant een ingebrekestelling bij een aangetekend schrijven, en waarschuwt hij hem voor een mogelijke beslissing van intrekking van het comfortniveau ten aanzien van zijn toeristische logiesverstrekkende inrichting.
De brief van ingebrekestelling als bedoeld in het eerste lid vermeldt de rechtsgrondslag en de feiten waarop de overwogen intrekkingsbeslissing steunt. § 2. De exploitant beschikt over een termijn van vijftien dagen vanaf de verzending van de ingebrekestellingsbrief als bedoeld in § 1, om zijn schriftelijke opmerkingen of een verzoek om gehoord te worden door de directeur-diensthoofd Economie, in te dienen.
De directeur-diensthoofd Economie verstuurt de uitnodiging ten laatste acht dagen voor de vastgelegde datum van hoorzitting.
Er wordt een verslag opgesteld van de hoorzitting. § 3. De directeur-diensthoofd Economie deelt zijn beslissing bij een aangetekend schrijven mee aan de exploitant binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn aangegeven in de ingebrekestellingsbrief. Afdeling 2. - Toezicht
Art. 32.§ 1. De ambtenaren bedoeld in artikel 20 van de ordonnantie zijn de inspecteurs van de directie Economische Inspectie van Brussel Economie en Werkgelegenheid bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel die door de secretaris-generaal of de adjunct-secretaris-generaal van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel bij name zijn aangesteld voor de uitoefening van inspectiefuncties. § 2. Bijlage 2 bevat het model van de legitimatiekaart zoals bedoeld in artikel 21, § 2, van de ordonnantie. HOOFDSTUK 7. - Overgangsbepalingen
Art. 33.Exploitanten van een toeristische logiesverstrekkende inrichting die is geregistreerd in de categorie bedoeld in artikel 3, 4°, van de ordonnantie van 8 mei 2014 en die op de datum van inwerkingtreding van de ordonnantie beschikken over een classificatie die is verleend krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 9 november 1990 betreffende de voorwaarden voor de uitbating van de logiesverstrekkende inrichtingen en de hotelinrichtingen of krachtens het decreet van de Vlaamse Raad van 10 juli 2008 betreffende het toeristische logies, worden door het bestuur aangeschreven binnen een termijn van een jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de ordonnantie. In dit schrijven worden de betrokken exploitanten verzocht te laten weten of zij al dan niet voornemens zijn hun inrichting te classificeren bij het bestuur binnen de door het bestuur bepaalde termijn.
De exploitant die schriftelijk verklaart dat hij zijn inrichting wenst te classificeren, beschikt over twee jaar om zijn classificatieaanvraag in te dienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 2 van de ordonnantie.
In geval van beroep tegen een beslissing houdende weigering van classificatie gelden de bepalingen van hoofdstuk 5 van de ordonnantie.
De in het tweede lid bedoelde termijn van twee jaar gaat in vanaf het verstrijken van de termijn die door het bestuur wordt bepaald in het schrijven als bedoeld in het eerste lid.
De in het eerste lid bedoelde bestaande classificatie blijft geldig tot het verstrijken van de in het tweede lid bepaalde termijn van twee jaar. HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 34.Treden in werking tien dagen na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad : 1° de ordonnantie;2° dit besluit.
Art. 35.De minister wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 mei 2019.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2019 houdende uitvoering van de ordonnantie van 6 maart 2019.
Brussel, 3 mei 2019.
De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2019 houdende uitvoering van de ordonnantie van 6 maart 2019.
Brussel, 3 mei 2019.
De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT