Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 23 mei 2019
gepubliceerd op 20 juni 2019

Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende uitvoering van de ordonnantie van 21 december 2018 tot invoering van een huisvestingstoelage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2019030533
pub.
20/06/2019
prom.
23/05/2019
ELI
eli/besluit/2019/05/23/2019030533/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MEI 2019. - Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest houdende uitvoering van de ordonnantie van 21 december 2018 tot invoering van een huisvestingstoelage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest


De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 8 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;

Gelet op de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode, artikels 170/1 tot 170/20;

Gelet op de ordonnantie van 21 december 2018 tot invoering van een huisvestingstoelage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, artikels 6 en 9;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting uitgebracht op 28 maart 2019;

Gelet op de gelijke kansen test uitgevoerd op 10 mei 2019 in toepassing van artikel 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 november 2018 tot uitvoering van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijke kansentest;

Gelet op het advies nr. 65.889/3 van de afdeling wetgeving van de Raad van State, uitgebracht op 7 mei 2019, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het evaluatieverslag uitgevoerd op 10 mei 2019 in toepassing van artikel 4, § 3, van de ordonnantie van 8 december 2016 betreffende de integratie van de handicapdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Op voorstel van de Minister die bevoegd is voor huisvesting, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden en definities

Artikel 1.Het bestuursorgaan bedoeld in artikel 170/1, 16°, van de Code is het bestuur dat belast is met huisvesting van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.

Art. 2.Voor de toepassing van onderhavig besluit, moet verstaan worden onder: 1° Code: de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;2° Ordonnantie: ordonnantie van 21 december 2018 tot invoering van een huisvestingstoelage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; 3° Woonoppervlakte: de totale vloeroppervlakte (d.w.z. met uitzondering van de muren en wanden) van de woning, zonder kelders en terrassen; 4° Studio: woning bestaande uit een hoofdruimte die dienst doet als slaapkamer, woonkamer en keuken.De doucheruimte of badkamer is ervan gescheiden. De toiletten zijn apart of bevinden zich in de ruimte van de douche of badkamer. Ze dient uitsluitend voor de huisvesting van meerderjarige personen; 5° Verhuis: de handeling waarbij men van woning verandert;6° Collectieve woning: zoals bepaald in artikel 1, 5° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/09/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003031454 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen sluiten tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen; HOOFDSTUK II. - Inkomsten

Art. 3.§ 1er. De gezinsinkomsten worden berekend door de som te maken van de in de aanslagbiljetten vermelde globaal belastbare inkomsten en afzonderlijk belastbare inkomsten.

De in aanmerking te nemen inkomsten zijn deze van ieder gezinslid vermeld op de gezinssamenstelling op de dag van de indiening van de aanvraag, of in geval van verlengingsaanvraag, op de dag volgend op de laatste dag van de verstreken periode, voor zover dit gezinslid meerderjarig was op 1 januari van het referentiejaar.

Het referentiejaar wordt bepaald als het op twee na laatste jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag of, in geval van een verlengingsaanvraag, het op twee na laatste jaar voorafgaand aan de dag volgend op de laatste dag van de verstreken periode. § 2. Voor zover de aanvrager dit op het moment van zijn aanvraag kan aantonen, worden bedragen die door een overheidsinstantie als terugvorderbare voorschotten zijn betaald, niet in aanmerking genomen voor de berekening van de inkomsten.

Deze voorschotten worden op geldige wijze gestaafd door overlegging van een attest dat is afgegeven door de overheidsinstantie die het voorschot heeft toegekend.

Art. 4.De inkomensgrenzen bedoeld in artikel 170/3 § 2, 2°, van de Code worden als volgt aangepast : 1° de inkomstengrenzen worden bepaald op basis van het aantal leden aanwezig in de gezinssamenstelling op de dag van de indiening van de aanvraag in de zin van artikel 170/9, § 1, van de Code of in geval van een hernieuwingsaanvraag in de zin van artikel 170/16, van de Code op de dag volgend op de dag van afsluiting van de afgesloten periode.2° voor gezinnen uitsluitend bestaande uit één meerderjarige, wordt de inkomensgrens vastgelegd op het bedrag van het jaarlijkse leefloon van categorie 2.3° voor gezinnen bestaande uit slechts één meerderjarige en één of meerdere minderjarigen, wordt de inkomensgrens vastgelegd op het bedrag van het jaarlijkse leefloon van categorie 3.4° voor gezinnen bestaande uit 2 of meer meerderjarigen, wordt de inkomensgrens vastgelegd op het bedrag van het jaarlijkse leefloon van categorie 1 vermenigvuldigd met het aantal meerderjarige gezinsleden.5° het bedrag van het in rekening te nemen leefloon is datgene dat van kracht is op de eerste januari van het jaar van de indiening van de aanvraag of, in geval van een verlengingsaanvraag, op 1 januari van het jaar van de vernieuwing van de verstreken periode. HOOFDSTUK III. - Geschiktheidsnormen

Art. 5.§ 1 Voor de toepassing van onderhavig besluit, wordt erkend als geschikt de woning die beantwoordt aan de vereisten van veiligheid, gezondheid en uitrusting bepaald in uitvoering van artikel 4 van de Code evenals aan de geschiktheidsnormen bedoeld in de artikelen 6 tot 9 van onderhavig besluit. § 2 Bij tegenstrijdigheid van de in paragraaf 1 bedoelde normen hebben de normen vastgesteld in artikels 6 tot 9 voorrang.

Art. 6.§ 1 De woning moet de volgende ruimten omvatten, uitsluitend voor gebruik door de bewoners: 1° een woonkamer met een oppervlakte van minstens 18 m2;2° een keuken die eventueel samen met de woonkamer één geheel vormt;3° een doucheruimte of badkamer;4° een of meer slaapkamers, tenzij de woning een studio is, met ten minste één raam dat rechtstreeks naar buiten gericht is;5° een privétoilet in een voor dit doel voorbehouden kamer in de woning of in de ruimte van de douche of badkamer. Al deze ruimten moeten zich binnen het gehuurde pand bevinden en moeten toegankelijk zijn zonder in de gemeenschappelijke ruimten van het gebouw te moeten voorbijkomen, tenzij de woning een collectieve woning is.

De afzonderlijke kamers zijn gescheiden door wanden van de vloer tot het plafond. § 2. De woning moet, in functie van het aantal bewoners die op de gezinssamenstelling staan, omvatten: 1° een slaapkamer van minimum 5 m2 voor één persoon;2° een slaapkamer van minimum 9 m2 voor twee personen 3° een slaapkamer van minimum 12 m2 voor drie personen;

Art. 7.§ 1 Afhankelijk van het aantal bewoners die op de gezinssamenstelling staan vermeld, moet de woning een minimumoppervlakte hebben die gelijk is aan of groter is dan: - 18 m2 voor één persoon; - 28 m2 voor twee personen; - 33 m2 voor drie personen; - 37 m2 voor vier personen; - 46 m2 voor vijf personen; - In het geval dat er meer dan vijf personen zijn, wordt deze minmumoppervlakte met 12 m2 per bijkomende persoon verhoogd. § 2 Voor het berekenen van de minimale oppervlakte worden de vloeroppervlakken van lokalen in de woning die onder het horizontaal plafond minstens 2,1 m hoog zijn en de oppervlakken van de mansardekamers tot minstens 1,50 m vrije hoogte onder het schuine dak samengeteld. De dikte van de muren wordt niet in de berekening meegenomen.

Art. 8.De collectieve woning moet, uitsluitend voor gebruik van de aanvrager en van zijn gezin beschikken over: - een slaapkamer van minimum 5 m2 voor één persoon; - een slaapkamer van minimum 9 m2 voor twee personen; - een slaapkamer van minimum 12 m2 voor drie personen.

Art. 9.Wanneer de woning op grond van artikel 170/5, § 1, eerste lid, 4° en/of 170/6, § 1, van de Code verlaten is wegens onaangepastheid aan een handicap, moet de geschikte woning het door de aanvrager vermelde gebrek rechtzetten wanneer dit de oorzaak is van de belemmering(en) van het genot van de woning of de onaangepastheid die tot de verhuizing heeft geleid.

Art. 10.De bewoningsnormen dienen gerespecteerd te worden gedurende de gehele looptijd van de aangevatte vijfjaarlijkse periode bedoeld in artikel 170/8, § 1, van de Code.

Gedurende de lopende vijfjaarlijkse periode heeft de adoptie of de geboorte van kinderen door gezinsleden geen impact op de naleving van de bewoningsnormen bedoeld in de artikelen 6 tot en met 9 van onderhavig besluit.

Bij iedere verhuizing in de zin van artikel 170/13 van de Code en bij iedere vernieuwing van de huurtoelage in de zin van artikel 170/16 van de Code dient er echter rekening te worden gehouden met alle aanwezige gezinsleden op de dag van de verhuizing en/of de dag van de aanvraag tot verlenging van de huurtoelage. HOOFDSTUK IV. - Ongeschikte woning

Art. 11.Overeenkomstig artikel 170/1, 15°, b, van de Code, vormen aanwijzingen van grote gebreken op de normen bepaald op basis van artikel 4 van de Code, de gebreken die de veiligheid en/of gezondheid van de bewoners in gevaar kunnen brengen.

Vormen eveneens aanwijzingen van grote gebreken, de afwezigheid van of onvoldoende uitrusting of vooruitrusting bedoeld in artikel 5 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/09/2003 pub. 19/09/2003 numac 2003031454 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen sluiten tot bepaling van de elementaire verplichtingen inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting van de woningen. HOOFDSTUK V. - Huur

Art. 12.In geval het adres van de woning niet in het rooster van indicatieve huurprijzen opgenomen is, dient, voor toepassing van artikel 170/4, § 3, van de Code, het bedrag van de bovendrempel van de prijsvork te worden verhoogd naar het bedrag van de bovendrempel van de hoogste prijsvork voor het betreffende type woning. HOOFDSTUK VI. - Indiening en volledigheid van de aanvragen

Art. 13.Bij het indienen van het aanvraagformulier tot het bekomen van een huurtoelage in een situatie zoals omschreven in artikel 170/5, § 1, 4°, van de Code of bij het indienen van het aanvraagformulier tot het bekomen van een verhuistoelage in een situatie zoals vermeld in artikel 170/6, § 1, van de Code, dienen volgende documenten te worden gevoegd : 1° een kopie van het huurcontract voor de laatste woning die werd betrokken voorafgaand aan de verhuizing naar de geschikte en desgevallend aangepaste woning;2° desgevallend een kopie van de beslissing zoals bedoeld in artikel 170/1, 15°, a), van de Code met betrekking tot de laatste woning die werd betrokken voorafgaand aan de verhuizing naar de geschikte en desgevallend aangepaste woning 3° desgevallend een kopie van het besluit zoals bedoeld in artikel 170/1, 15°, c), van de Code met betrekking tot de laatste woning die werd betrokken voorafgaand aan de verhuizing naar de geschikte en desgevallend aangepaste woning.4° desgevallend een kopie van het besluit en/of de vergunning zoals bedoeld in artikel 170/1, 15°, d), van de Code met betrekking tot de laatste woning die werd betrokken voorafgaand aan de verhuizing naar de geschikte en desgevallend aangepaste woning;5° desgevallend een kopie van het verslag zoals bedoeld in artikel 170/1, 15°, e), ii), van de Code met betrekking tot de laatste woning die werd betrokken voorafgaand aan de verhuizing naar de geschikte en desgevallend aangepaste woning.

Art. 14.De aanvrager voegt bij zijn verlengingsaanvraag een gezinssamenstelling waaruit de gezinssituatie op de dag van het verstrijken van de vijfjarige periode blijkt.

Art. 15.In geval van een aanvraag ingediend op basis van artikel 170/5, 4° van de Code, voegt de aanvrager bij zijn aanvraag een gezinssamenstelling die de gezinssituatie op de dag van het in huur nemen van de nieuwe woning weergeeft.

Art. 16.Indien het in artikel 170/1, 15°, e), i), van de Code bedoelde onderzoek de veiligheid van de gas- en/of elektriciteitsinstallatie niet kan aantonen, wordt op verzoek van het bestuursorgaan binnen negen maanden een conformiteitsattest dat is afgegeven door een door de bevoegde overheden erkende instantie, aan dit orgaan toegezonden, bij gebreke waarvan de aanvraag wordt verworpen.

Art. 17.De vermelding van de reden die leidt tot de ongeschiktheid van de verlaten woning moet worden vermeld in het indieningsformulier zoals bepaald in artikel 170/9, § 1, van de Code. Bij ontstentenis, wordt de aanvraag als onvolledig beschouwd.

Art. 18.§ 1. Het huwelijk of wettelijk samenwonen wordt vastgesteld op basis van de gegevens uit het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Bij gebreke van een vermelding in het Rijksregister of een aan het bestuursorgaan verleende machtiging tot toegang, voegt de niet-begunstigde ex-echtgenoot bij zijn aanvraag een letterlijke kopie van de huwelijksakte en voegt de vroegere wettelijk samenwonende partner een uittreksel van de akte van wettelijk samenwonen toe.

De aanvrager voegt bij zijn aanvraag een officieel document waarin de scheiding wordt vastgesteld of waaruit de stopzetting van de wettelijke samenwoning blijkt. § 2. Er is geen scheiding in geval van tijdelijke, zelfs langdurige, scheiding wegens beroepsactiviteit, ziekte, verblijf in een gevangenis, ziekenhuis of psychiatrische instelling of andere soortgelijke omstandigheden.

Art. 19.In geval van overlijden van de begunstigde kan een meerderjarig lid van het gezin van de overledene de uitkering ontvangen. Daartoe moet hij een aanvraag tot overdracht indienen, vergezeld van de documenten vermeld in artikel 170/9, § 5 van de Code en van de overlijdensakte van de overleden begunstigde.

Art. 20.Een persoon die slachtoffer is van partner- of intrafamiliaal geweld zoals bedoeld in de artikelen 170/1, 7° en 170/5, § 1, 3° van de Code, legt een attest van een erkend opvangtehuis of erkende ambulante dienst over. HOOFDSTUK VII. - Betaling van de huurtoelage

Art. 21.De betalingen van de huurtoelage worden maandelijks uitgevoerd.

Art. 22.In afwijking van artikel 170/17, § 3, van de Code kan de huisvestingstoelage worden uitbetaald op een derdenrekening van de door een rechtbank aangestelde bewindvoerder indien de begunstigde een rechterlijke beschermingsmaatregel geniet krachtens de bepalingen van hoofdstuk II/1 van titel X van boek I van het Burgerlijk Wetboek.

De huisvestingstoelage kan eveneens uitbetaald worden aan openbare centra van maatschappelijk welzijn, als terugbetaling van de toegekende voorschotten, en dit met toepassing van artikel 99, § 2 van de Organieke wet van 8 juli 1976Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/07/1976 pub. 18/04/2016 numac 2016000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. - Officieuze coördinatie in het Duits van de versie toepasselijk op de inwoners van het Duitse taalgebied sluiten betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. HOOFDSTUK VIII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 23.Het besluit van 21 juni 2012 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van een huurtoelage blijft van toepassing op de aanvragen en principebeslissingen die voor de inwerkingtreding van de ordonnantie verzonden zijn, tot 31 december van het jaar dat volgt op het jaar van inwerkingtreding van de ordonnantie.

De begunstigde van een vermindering van huurprijs waarvoor overeenkomstig het voornoemde besluit een verzoek om terugbetaling is ingediend, zal tijdig door het Bestuursorgaan uitgenodigd worden om een vernieuwingsaanvraag van de huurtoelage in te dienen overeenkomstig artikel 170/16 van de Code en onder voorbehoud van de naleving van de bepalingen die in artikel 170/8 van de Code staan.

Het bestuursorgaan zal de vernieuwingsaanvraag onderzoeken overeenkomstig de voorwaarden die op een begunstigde van toepassing zijn voor wie de oorspronkelijke aanvraag valt onder de in artikel 170/5, § 1, 4° van de Code bedoelde situatie.

Art. 24.Het besluit van 28 november 2013 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van een herhuisvestingstoelage blijft van toepassing op de aanvragen die voor de inwerkingtreding van de ordonnantie ingediend zijn met uitzondering van de vernieuwingsprocedure zoals die in artikel 5, § 1, en § 2, van het voormelde besluit omschreven is.

De begunstigden van een herhuisvestingstoelage zullen door het bestuursorgaan, op het moment van de vijfjaarlijkse herziening van het recht op de toelage, uitgenodigd worden om een aanvraag tot vernieuwing van de huurtoelage in te dienen overeenkomstig artikel 170/16 van de Code en onder voorbehoud van de naleving van de bepalingen van artikel 170/8 van de Code.

Art. 25.Het besluit van 13 februari 2014 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van een huurtoelage voor de kandidaat-huurders die ingeschreven staan op de lijsten van de sociale huisvesting blijft van toepassing op de aanvragen die voor de inwerkingtreding van de ordonnantie ingediend zijn.

De kandidaat-huurders die een huurtoelage ontvangen, zullen door het bestuursorgaan, na afloop van de tweejarige toekenningsperiode, uitgenodigd worden om een vernieuwing van de aanvraag van de huurtoelage in te dienen, in overeenstemming met artikel 170/16 van de Code en onder voorbehoud van de naleving van de in artikel 170/8 van de Code opgenomen bepalingen.

Art. 26.De ordonnantie van 21 december 2018 tot instelling van een huisvestingstoelage in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest evenals onderhavig besluit treden in werking op de datum die door de Regering wordt vastgesteld.

Brussel, 23 mei 2019.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : R. VERVOORT, De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare netheid C. FREMAULT, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmileu en Energie

^