Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 07 juli 2016
gepubliceerd op 23 september 2016

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van subsidies aan verenigingen die ijveren voor de integratie via de huisvesting

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2016031520
pub.
23/09/2016
prom.
07/07/2016
ELI
eli/besluit/2016/07/07/2016031520/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 JULI 2016. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de toekenning van subsidies aan verenigingen die ijveren voor de integratie via de huisvesting


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen en in het bijzonder artikel 87 § 1;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, inzonderheid op artikel 40 § 1;

Gelet op de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode zoals gewijzigd door de ordonnanties van 1 april 2004 en 11 juli 2013. Inzonderheid de artikelen 187 en 188;

Gelet op het besluit van de executieve van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van 16 juli 1992 betreffende de toekenning van subsidies aan verenigingen die ijveren voor de integratie via de huisvesting;

Gelet op het gunstige advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 maart 2016;

Gelet op het akkoord van de minister van Begroting, gegeven op 10 maart 2016;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting en de Stadsvernieuwing gegeven op 22 april 2016;

Gelet op het advies n° 59.410/3 van de Raad van State, gegeven op 15 juni 2016 in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de `gendertest' uitgevoerd in toepassing van artikel 3, 2° van de ordonnantie van 29 maart 2012 houdende integratie van de genderdimensie in de beleidslijnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;

Op voorstel van de minister bevoegd voor Huisvesting, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° VIH : vereniging die ijvert voor integratie via huisvesting erkend door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;2° Code : de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;3° Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;4° Minister : de minister bevoegd voor Huisvesting;5° Bestuur : de directie Huisvesting van Brussel Stedelijke Ontwikkeling van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel;6° Vereniging : vereniging zonder winstoogmerk bedoeld door de wet van 27 juni 1921Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/06/1921 pub. 19/08/2013 numac 2013000498 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;7° Gehandicapte persoon : de persoon die zich in een van de volgende gevallen bevindt : - De persoon erkend als gehandicapte overeenkomstig artikel 135, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen; - de persoon die door de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid is erkend als gehandicapte voor meer dan 66 % op basis van feiten die na de leeftijd van 65 jaar opgetreden zijn; - De persoon erkend als gehandicapte door een van de volgende gemeenschapsinstellingen : 1) de Service Personne Handicapée Autonomie Recherchée, bedoeld in artikel 2, 9° van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 januari 2014 betreffende de inclusie van de persoon met een handicap;2) het Agence wallonne de la santé, de la protection sociale, du handicap et des familles bedoeld in artikel 2 van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid van 29 september 2011;3) Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, ingesteld door het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 31/03/2006 pub. 31/05/2006 numac 2006035781 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein sluiten betreffende het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein;4) Het Bureau voor Gehandicapte Personen van de Duitstalige Gemeenschap ingesteld door het decreet van 19 juni 1990 houdende de oprichting van een "Dienststelle der Deutschsprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behinderung";8° Persoon die zijn hoedanigheid van dakloze verliest : de persoon die ofwel : - de vermeerdering genoten heeft van het leefloon toegekend in toepassing van artikel 14, § 3, van de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie - een installatiepremie genoten heeft toegekend in toepassing van artikel 57bis van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - in het bezit is van een attest van het O.C.M.W. dat staaft dat hij zijn hoedanigheid van dakloze verliest door een woning te betrekken. 9° Meerjarenprogramma : programma dat de opdrachten die door de vereniging in toepassing van de artikelen 2 en 3 van dit besluit uitgevoerd worden, alsook de vastgelegde doelstellingen bij de uitvoering ervan vastlegt.Het meerjarenprogramma dient als jaarlijks werkkader voor een periode van 3 jaar. HOOFDSTUK II. - Opdrachten

Art. 2.De VIH streven als doel de integratie via de huisvesting na van personen die zich in een situatie bevinden van sociale onzekerheid. Deze doelstelling krijgt vorm door het nastreven van een of meerdere van de volgende basisopdrachten : 1° opvang, opleiding, informatie of verstrekking van advies inzake huisvesting;2° opvangaanbod ten behoeve van bestaansonzekere bewoners;3° actieve hulp bij de zoektocht of het behoud van een woning;4° steun op vraag van de bestaansonzekere bewoners en te hunner voordeel voor de verbetering van de kwaliteit (veiligheid, gezondheid en uitrusting) van de woning, van de financiële toegankelijkheid van de steun of van de aanpassing van de woning aan de handicap.De minister omschrijft nader de vormen die deze steun kan aannemen; 5° de ontwikkeling van specifieke projecten en instrumenten inzake huisvesting ten behoeve van personen in moeilijkheden om aan een betaalbare prijs toegang tot een kwaliteitsvolle woning te bekomen;6° de verdediging van belangen en de vertegenwoordiging van specifieke doelgroepen;7° juridische bijstand en ook ondersteuning en het inleiden van bemiddelings- of verzoeningsprocedures in het kader van huurgeschillen;8° de ontwikkeling van initiatieven ter promotie van het recht op huisvesting, met inbegrip van het inzamelen, het opstellen en het meedelen van onderzoeken en de ondersteuning, de begeleiding en het in netwerk brengen van rechtspersonen of natuurlijke personen die initiatieven ten behoeve van het recht op huisvesting tot stand brengen.

Art. 3.De VIH kunnen bovendien de volgende specifieke opdrachten nastreven : 1° de zoektocht naar,, de bijstand en/of begeleiding of de promotie van woonprojecten voor personen erkend als gehandicapte;2° de verwezenlijking, de bijstand en/of begeleiding of de promotie van solidaire of intergenerationele woonprojecten;3° de gelijktijdige verstrekking van informatie over de openbare steunmaatregelen als bedoeld door titel VIII, hoofdstuk 1 van de code en van bijstand aan de aanvragers bij het indienen van aanvragen om hier toegang tot te krijgen;4° het aanbod, met het oog op duurzaam onderdak, van een woning ten behoeve van personen die hun hoedanigheid van dakloze verliezen;5° de strijd tegen leegstaande woningen. HOOFDSTUK III. - Erkenning

Art. 4.§ 1. Elke erkenningsaanvraag als VIH wordt aan de minister per aangetekende zending tegen ontvangstbewijs verzonden. Ze omvat de volgende documenten en verbintenissen : 1° de statuten gepubliceerd in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad en een gecoördineerde versie indien van toepassing;2° de samenstelling van haar algemene vergadering en van haar raad van bestuur;3° het laatste activiteitenverslag;4° de laatste opgestelde rekeningen en balans;5° een territoriaal dekkingsplan alsook een nota die de nagestreefde doelstellingen inzake geografische ontwikkeling van haar activiteiten nader omschrijft;6° indien nodig, een kopie van het of van de samenwerkingsakkoorden die gesloten zijn met het oog op de uitvoering van de opdrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3 met een openbare vastgoedoperator of een SVK;7° indien van toepassing, de personeelslijst, vrijwillig of bezoldigd, van de vereniging met aanduiding van de taken waarvoor ze tewerkgesteld zijn. Voor zover de aangebrachte verduidelijkingen en aanvullingen betrekking hebben op de erkenningsvoorwaarden die door dit besluit vastgesteld zijn, kan de Minister de vermeldingen en documenten ter ondersteuning van de aanvraag en ook de manier van overmaken nader omschrijven of aanvullen.

Wanneer de aanvraag onnauwkeurig of onvolledig is, licht het Bestuur de aanvrager hiervan in en nodigt haar uit om haar dossier aan te vullen binnen een termijn van een maand te rekenen vanaf de uitnodiging die haar hiertoe werd overgemaakt. In dit geval begint de termijn als bedoeld in § 4 van dit artikel bij de ontvangst van de ontbrekende stukken te lopen. § 2. De erkenning kan slechts verleend worden aan de verenigingen die de volgende voorwaarden vervullen : 1° als maatschappelijk doel hebben het verbeteren van de levenssituatie van personen die zich bevinden in een situatie van sociale onzekerheid of toegang tot kwaliteitsvolle huisvesting mogelijk maken voor personen met dit soort moeilijkheden door middel van de organisatie van specifieke initiatieven inzake huisvesting;2° als bestuurders of personen die de vereniging kunnen verbinden slechts personen tellen die hun politieke en burgerlijke rechten niet ontnomen werden;3° een of meerdere opdrachten bedoeld in hoofdstuk 2 van dit besluit hebben en daadwerkelijk nastreven, wat moet blijken uit de concrete activiteiten van de vereniging.Het door de vereniging nagestreefde algemeen belang mag zich niet tot het individuele belang van haar leden beperken; 4° de activiteit door de vereniging moet zowel in het verleden als in het heden duurzaam zijn.Wanneer de vereniging minder dan een jaar vóór het jaar van de aanvraag van de erkenning opgericht werd, wordt deze voorwaarde geacht vervuld te zijn wanneer een van de leden van de raad van bestuur van de vereniging een duurzame activiteit binnen het activiteitendomein van de vereniging kan aantonen. § 3. De erkenning wordt voor drie jaar verleend. Ze is hernieuwbaar.

In de volgende gevallen kan er een voorlopige erkenning voor een maximale duur van twaalf maanden zijn : 1° De erkenning van de vereniging werd in het verleden, in toepassing van artikel 8, ingetrokken, geschorst of niet vernieuwd;2° De vereniging heeft, in de loop van de vorige erkenningsperiode, de bepalingen van de Code of van dit besluit niet nageleefd;3° Wanneer de vereniging minder dan een jaar vóór het jaar van aanvraag tot erkenning opgericht is; De minister bepaalt de factoren die na afloop van de proefperiode beoordeeld moeten worden alsook hun controlewijzen. Deze factoren hebben namelijk betrekking op de financiële gezondheid van de vereniging en op haar vermogen om in de loop van de tijd haar opdrachten te vervullen en activiteit te handhaven. § 4. De Minister brengt zijn beslissing ter kennis binnen de drie maanden na ontvangst door het Bestuur van de aanvraag of de aanvulling ervan. Bij ontstentenis wordt de erkenning geacht verworpen te zijn.

Tegen de beslissing van de minister kan beroep bij de Regering, volgens de modaliteiten vastgesteld in artikel 9 van dit besluit, ingesteld worden.

Art. 5.De aanvragen voor hernieuwing van de erkenning worden ten laatste vier maanden voor de vervaldatum van de lopende erkenning aan het Bestuur verzonden.

Ze omvatten de documenten als bedoeld in artikel 4, § 1, en worden in overeenstemming met deze bepaling meegedeeld. HOOFDSTUK IV. - Subsidies

Art. 6.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare middelen en voor de uitvoering in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de algemene en specifieke opdrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3, verleent de Regering jaarlijks, volgens de in dit hoofdstuk vastgelegde voorwaarden, aan de erkende verenigingen de subsidies bedoeld in artikel 187, en in voorkomend geval artikel 188 van de Code. § 2. De in de voorgaande paragraaf bedoelde subsidie dekt enkel activiteiten die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgeoefend worden. Ze neemt de vorm aan van een jaarlijkse subsidie die uit een hoofdbedrag samengesteld is, vermeerderd, in voorkomend geval, met een aanvullend bedrag.

De Regering bepaalt het hoofdbedrag op basis van de volgende factoren : 1° het aantal en het type basisopdrachten bedoeld in artikel 2 van dit besluit, nagestreefd door de vereniging en ook de manier waarop zij die wil verwezenlijken;2° de bij het verstrijken van de voorgaande subsidieperiode of, in voorkomend geval, van het voorgaande meerjarenprogramma beoogde doelstellingen en bereikte resultaten bij het nastreven van de algemene opdrachten bedoeld in artikel 2 van dit besluit, door de vereniging.. In het kader van de berekening van het subsidiebedrag wordt de omvang van de doelstellingen en resultaten zowel op kwantitatief, als op kwalitatief vlak beoordeeld door meer bepaald rekening te houden met de schaal van de gebruikte of geraamde menselijke, materiele en financiële middelen, om de actie van de vereniging te verwezenlijken, alsmede met het aantal geholpen personen en/of het aantal uitgevoerde tussenkomsten. Wanneer de aard van de gevoerde acties door de vereniging het verantwoordt, kan het kwalitatieve aspect van de beoogde doelstellingen en resultaten op aanvullende wijze beoordeeld worden op basis van indicatoren die bepaald zijn bij de subsidieaanvraag door de vereniging. Deze indicatoren moeten objectief meetbaar zijn. Wanneer het bestuur het gebruik van deze aanvullende indicatoren verantwoord vindt, valideert hij ze. Het bestuur kan ze wijzigen wanneer dit behoorlijk met redenen omkleed is. Wanneer het bestuur vindt dat het gebruik van deze indicatoren niet verantwoord is, brengt hij de vereniging hiervan op de hoogte en deelt hij ook de redenen van zijn beslissing mee. 3° het aantal en de omvang van de projecten waaraan de vereniging in het kader van de verwezenlijking van de algemene opdrachten bedoeld in artikel 2 van dit besluit deelneemt.De deelname aan deze projecten wordt aan de hand van de hiervoor gebruikte menselijke, materiele en financiële middelen beoordeeld;

Behalve wanneer de vereniging op proef erkend is en onverminderd paragraaf 1, is het hoofdbedrag wanneer er een subsidie toegekend wordt in ieder geval niet lager dan 15.000 euro.

Behalve wanneer de vereniging op proef erkend is en onverminderd paragraaf 1, wordt er geen enkele subsidie toegekend wanneer de voorlopige begroting in verband met de activiteiten uitgeoefend in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest niet hoger is dan minstens 15.000 euro.

Wanneer de vereniging een of meerdere specifieke opdrachten als bedoeld in artikel 3 van dit besluit verwezenlijkt, wordt het hoofdbedrag met een aanvullend bedrag verhoogd.

De Regering bepaalt het aanvullende bedrag op basis van de volgende elementen : 1° het aantal en het soort specifieke opdrachten bedoeld in artikel 3, door de vereniging nagestreefd alsook de manier waarop ze deze wil verwezenlijken;2° de bij het verstrijken van de voorgaande subsidieperiode of, in voorkomend geval, van het voorgaande meerjarenprogramma beoogde doelstellingen en bereikte resultaten bij het nastreven van de algemene opdrachten bedoeld in artikel 2 van dit besluit, door de vereniging. In het kader van de berekening van het subsidiebedrag wordt de omvang van de doelstellingen en resultaten zowel op kwantitatief, als op kwalitatief vlak beoordeeld door meer bepaald rekening te houden met de schaal van de gebruikte of geraamde menselijke, materiele en financiële middelen, om de actie van de vereniging te verwezenlijken, alsmede met het aantal geholpen personen en/of het aantal uitgevoerde tussenkomsten. Wanneer de aard van de gevoerde acties door de vereniging het verantwoordt, kan het kwalitatieve aspect van de beoogde doelstellingen en resultaten op aanvullende wijze beoordeeld worden op basis van indicatoren die bepaald zijn bij de subsidieaanvraag door de vereniging. Deze indicatoren moeten objectief meetbaar zijn. Wanneer het bestuur het gebruik van deze aanvullende indicatoren verantwoord vindt, valideert hij ze. Het bestuur kan ze wijzigen wanneer dit behoorlijk met redenen omkleed is. Wanneer het bestuur vindt dat het gebruik van deze indicatoren niet verantwoord is, brengt hij de vereniging hiervan op de hoogte en deelt hij ook de redenen van zijn beslissing mee. 3° het aantal en de omvang van de projecten waaraan de vereniging in het kader van de verwezenlijking van de specifieke opdrachten bedoeld in artikel 3 van dit besluit deelneemt.De omvang van de deelname aan deze projecten wordt aan de hand van de hiervoor gebruikte menselijke, materiele en financiële middelen beoordeeld;

Het aanvullende bedrag mag maximum vijftig procent van het hoofdgedeelte van de subsidie niet overschrijden.

De minister kan de lijst met elementen vastgesteld om het subsidiebedrag te bepalen en de controlewijzen erop nader omschrijven. . § 3. Onverminderd paragraaf 1 en in het kader van een verlenging van de subsidie zoals bedoeld in artikel 7, § 2, stemt het aan de vereniging toegekende subsidiebedrag overeen met het bedrag dat het vorige jaar toegekend is, eventueel met index verhoogd.

Art. 7.§ 1. De VIH dient haar subsidieaanvraag ten laatste in tegen 31 augustus van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de aanvraag verricht wordt. Behalve wanneer de vereniging op proef erkend is, wordt deze aanvraag in het kader van een meerjarenprogramma geformuleerd.

De minister omschrijft nader de elementen die verplicht in het meerjarenprogramma opgenomen moeten worden.

De aanvraag, via aangetekende zending aan het Bestuur verzonden, bevat de volgende informatie : 1° de benaming van de vereniging;2° de beschrijving van het grondgebied waar het project gepland is;3° een voorstelling van het of de project(en) dat of die, in voorkomend geval, in een meerjarenprogramma fungeert of fungeren met betrekking tot een of meerdere opdrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3 alsook de opsomming van de opdrachten als bedoeld in de artikelen 2 en 3 waartoe de vereniging zich verbindt ze na te streven.Deze voorstelling geeft met name, in voorkomend geval, een overzicht van de partners met wie de vereniging de verwezenlijking van haar project wil nastreven alsook de beoogde doelstellingen en bereikte resultaten bij het verstrijken van de voorgaande subsidieperiode of, in voorkomend geval, van het voorgaande meerjarenprogramma bij de voltooiing van de opdrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit; 4° het aantal personen dat door de vereniging met dit doel tewerkgesteld wordt, hun kwalificatieniveau alsook de aard van het werk dat ieder van hen al dan niet voltijds dient te verrichten;5° een voorlopige begroting van het jaar waarvoor de subsidies gevraagd worden;6° de aard en het bedrag van de gevraagde subsidie;7° de bankrekening waarop de subsidie gestort moet worden;8° In voorkomend geval, de aanduiding van de andere publieke financieringsbronnen waarover de vereniging beschikt en de projecten waarmee deze financieringen verband houden.9° Wanneer de vereniging huisvesting aan bestaansonzekere personen biedt, het toewijzingsreglement van deze woningen en ook het register van de bijbehorende toewijzingen.De minister kan de elementen die in deze documenten moeten staan, nader omschrijven; 10° Wanneer de vereniging een subsidie vraagt in het kader van haar actie in de strijd tegen leegstaande woningen, het bewijs van haar erkenning op basis van artikel 20 § 2 van de code. Voor zover de aangebrachte verduidelijkingen en aanvullingen betrekking hebben op de subsidievoorwaarden vastgesteld door dit besluit, kan de minister de te leveren vermeldingen en documenten ter ondersteuning van de aanvraag alsook hun wijze van overmaken verduidelijken of aanvullen. . De aanvraag wordt opgesteld volgens het model bepaald door de minister en wordt overgemaakt op een informaticadrager die met de gebruikelijke software verenigbaar is. § 2. De subsidieaanvraag moet elk jaar ingediend worden. Wanneer de aanvraag echter geformuleerd wordt voor een jaar dat door een lopend meerjarenprogramma gedekt is, neemt deze aanvraag de vorm aan van een brief met een aanvraag voor subsidieverlenging. . In dit geval moet de in toepassing van de voorgaande paragraaf vereiste informatie slechts aan de administratie meegedeeld worden wanneer ze sinds het verstrekken ervan gewijzigd zou zijn.

Deze brief moet binnen de in de eerste paragraaf gestelde termijn ingediend worden.

Elk nieuw meerjarenprogramma moet bij het bestuur in toepassing van paragraaf 1 ingediend worden. § 3. De subsidieaanvraag kan tezelfdertijd als de erkenningsaanvraag ingediend worden.

Indien de aanvraag onnauwkeurig of onvolledig is, licht het Bestuur de vereniging hierover in binnen de zestig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. In dit geval wordt de termijn bedoeld in paragraaf 4 geschorst tot de ontvangst van de ontbrekende documenten. § 4. De minister maakt zijn beslissing bekend binnen zes maanden van de ontvangst van de aanvraag door het Bestuur. Bij ontstentenis wordt de subsidie of de subsidieverlenging verondersteld geweigerd te zijn.

In geval van weigering kan de aanvrager in overeenstemming met artikel 9 van dit besluit dit bij de Regering aanhangig maken. § 5. De toegekende subsidies worden in twee schijven uitbetaald.

De eerste schijf die met 80 % van het toegewezen bedrag overeenstemt, wordt uitbetaald op basis van een verklaring van schuldvordering die vanaf de ontvangst van de beslissing van toekenning voorgelegd mag worden.

De tweede schijf die met maximum 20 % van de toegekende som overeenstemt, wordt uitbetaald op voorlegging : - van een verklaring van schuldvordering - van rekeningen en balansen van het boekjaar gedekt door de subsidie waarvan het model door de minister kan worden vastgesteld; - van een activiteitenverslag waarvan het model door de minister kan worden vastgesteld; - van de bewijsstukken betreffende de kosten en uitgaven die voortvloeien uit de uitoefening van de opdrachten voorzien in het kader van dit besluit met betrekking tot het jaar dat door de subsidie gedekt is;

De subsidie wordt ten belope van het niet-verantwoorde bedrag verminderd. In voorkomend geval is de vereniging ertoe gehouden om het niet-verantwoorde bedrag van de subsidie die ze reeds ontving, terug te betalen.

In het kader van het onderzoek van de informatie verstrekt door de VIH in het licht van de verantwoording van haar subsidie, en vóór elke definitieve beslissing over het verantwoorde karakter van het gehele of gedeeltelijke bedrag van de subsidie, laat het Bestuur de VIH een redelijke termijn om de eventuele ontbrekende informatie of die als onvolledig of niet afdoend geacht wordt, aan te vullen of te preciseren.

De minister kan de te leveren informatie en documenten alsook hun wijze van overmaken nader omschrijven en aanvullen. HOOFDSTUK V. - Intrekking, schorsing of niet-hernieuwing van de erkenning, beroep en toezicht

Art. 8.§ 1. De minister kan de erkenning van een vereniging intrekken of opschorten : 1. wanneer deze de bepalingen van de Code of van dit besluit niet of niet meer naleeft.2. wanneer de activiteiten ervan niet meer overeenstemmen met haar sociaal oogmerk of wanneer zij ernstige tekortkomingen pleegt in het uitoefenen van haar activiteit waardoor de verwezenlijking van de opdrachten bedoeld in de artikelen 2 en 3 in gevaar wordt gebracht; § 2. De minister kan weigeren de erkenning van een vereniging te hernieuwen; § 3. Voorafgaand aan de intrekking, de schorsing of de niet-hernieuwing van de erkenning van een vereniging brengt de minister de betrokken vereniging op de hoogte van de redenen van de beslissing.

Binnen de vijftien dagen die volgen op de kennisgeving van deze brief, kan de vereniging haar argumenten schriftelijk meedelen en/of aan de minister haar wens meedelen om door de minister, zijn vertegenwoordiger of de gedelegeerd ambtenaar met dit doeleinde gehoord te worden.

De intrekking of de schorsing van de erkenning wordt per aangetekend schrijven middels een opzeg van drie maanden aan de vereniging betekend.

Art. 9.Tegen elke beslissing tot weigering, schorsing of intrekking van de erkenning, alsook elke beslissing tot weigering van de subsidie kan gemotiveerd beroep bij de Regering ingesteld worden.

Dit beroep wordt ten laatste binnen de drie maanden volgend op de dag van de kennisgeving van de betwiste beslissing of, in afwezigheid van kennisgeving, volgend op de dag die volgt op het verstrijken van de termijn bepaald in de artikelen 4, § 4 en 7 § 4 van het besluit ingesteld, door middel van aangetekende zending tegen ontvangstbewijs naar de Regering.

Het beroep dat ingesteld wordt tegen een schorsing of een intrekking van de erkenning is opschortend.

De Regering brengt haar beslissing over het beroep binnen de vier maanden na de ontvangst ervan ter kennis. Bij ontstentenis wordt de beslissing die het voorwerp van het beroep uitmaakte bevestigd.

Art. 10.Het Bestuur controleert de toepassingsregels van dit besluit.

In dit kader kan ze elk stuk dat noodzakelijk is voor de uitoefening van deze controle vorderen. HOOFDSTUK VI. - Begeleidingscomité

Art. 11.Een begeleidingscomité is belast met het opvolgen van de evolutie van de VIH. Het kan alle adviezen of aanbevelingen aan de minister verstrekken die het nodig acht.

Dit comité is samengesteld uit : 1° een afgevaardigde van de minister die het comité voorzit;2° een vertegenwoordiger van het Bestuur; Een vertegenwoordiger per VIH vertegenwoordigd binnen de Adviesraad voor huisvesting en stadsvernieuwing wordt uitgenodigd om aan de vergaderingen van dit comité deel te nemen.

Het comité kan zich laten bijstaan door externe deskundigen en een beroep doen op de deelname van een vertegenwoordiger van een of meerdere VIH behoudens die bedoeld in het voorgaande lid, wanneer het dit noodzakelijk acht.

Het comité vergadert minstens twee maal per jaar.

Tijdens elke vergadering wordt er een proces-verbaal opgemaakt dat in voorkomend geval door het bestuur opgesteld wordt, door het begeleidingscomité goedgekeurd dient te worden en aan de minister overgemaakt wordt. HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en slot- en overgangsbepalingen

Art. 12.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1992 betreffende de toekenning van subsidies ten behoeve van de vereniging die ijvert voor de inschakeling via de huisvesting, is opgeheven.

De toegekende erkenningen onder de auspiciën van deze regelgeving blijven evenwel geldig voor de duur waarvoor ze uitgereikt zijn.

Art. 13.In afwijking van artikel 7 § 1, moeten de subsidieaanvragen ingediend in 2016, ten laatste tegen 30 september 2016 ingediend worden.

Art. 14.De minister bevoegd voor Huisvesting wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 7 juli 2016.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Huisvesting, Mevr. C. FREMAULT

^