Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014
gepubliceerd op 28 december 2015

Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de sociale kredietinstellingen

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2014031856
pub.
28/12/2015
prom.
24/04/2014
ELI
eli/besluit/2014/04/24/2014031856/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2014. - Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de sociale kredietinstellingen


De Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Gelet op de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980 en met inzonderheid artikel 20;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen en met inzonderheid artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode zoals gewijzigd bij de ordonnanties van 1 april 2004, 17 juli 2007, 19 december 2008, 22 januari 2009, 19 maart 2009, 30 april 2009, 14 mei 2009, 1 april 2010, 3 februari 2011, 20 juli 2011, 1 maart 2012, 23 juli 2012, 6 december 2012, 11 juli 2013 en 26 juli 2013. Meer bepaald de artikelen 129 tot 132 en 160 tot 164; Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 februari 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 01/02/2001 pub. 26/04/2001 numac 2001031156 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de kredietinstellingen en het verlenen van de gewestwaarborg voor goede afloop in verband met de terugbetaling van de kredieten toegestaan voor het bouwen, het kopen, het behouden en het verbouwen van volkswoningen of daarmee gelijkgestelde woningen sluiten betreffende de erkenning van kredietinstellingen en het verlenen van de gewestwaarborg voor goede afloop van de terugbetaling van kredieten toegestaan voor het bouwen, het kopen, het behouden en het verbouwen van volkswoningen en daarmee gelijkgestelde woningen, zoals gewijzigd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 mei 2004;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 06/02/2003 pub. 04/03/2003 numac 2003031140 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de regeling van de controle van de gewestwaarborg voor leningen aangegaan door de instellingen voor sociaal krediet erkend door het Gewest en betreffende de vaststelling van het maximumbedrag van deze waarborg sluiten betreffende de regeling van de controle van de gewestwaarborg voor leningen aangegaan door de instellingen voor sociaal krediet erkend door het Gewest en betreffende de vaststelling van het maximumbedrag van deze waarborg, zoals gewijzigd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juni 2013;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 24/04/2014;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor Huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest, gegeven op 20 december 2013;

Gelet op advies 55.498/3 van de Raad van State, gegeven op 27 maart 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, 1e lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Code : de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode;2° Kredietinstelling : kredietinstelling die conform artikel 129, § 1 van de Code erkend is;3° Inkomsten : de inkomsten in de zin van artikel 6 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de inkomsten verworven in het buitenland voor zover ze niet vallen onder de toepassing van deze bepaling en de inkomsten van de personen bedoeld in artikel 4 van het voornoemde Wetboek, van de aanvrager en van alle andere personen die deel uitmaken van zijn gezin, behalve van de kinderen van de aanvrager die op de referentiedatum jonger dan 25 jaar oud zijn;4° Kind ten laste : het kind voor wie aan de aanvrager, diens echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont kinderbijslag of wezentoelagen uitgekeerd worden op de datum waarop de lening wordt aangevraagd, alsmede het kind voor wie de aanvrager, diens echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont geen recht op dergelijke toelagen hebben, maar dat volgens de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting feitelijk ten laste is van deze personen, voor zover ze dit kunnen bewijzen. Voor de bepaling van het aantal kinderen ten laste telt voor twee kinderen het kind dat gehandicapt wordt geacht overeenkomstig artikel 135, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992.

Wordt bovendien aanzien als hebbende een kind ten laste, de aanvrager die zelf beantwoordt of van wie de echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont of het familielid dat deel uitmaakt van het gezin op het ogenblik waarop de woning door de aanvrager wordt betrokken, beantwoordt aan de voorwaarden gesteld in artikel 135, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. 5° Reële rentevoet : de rentevoet die op de kredietnemer werkelijk toegepast wordt.6° Verkoopwaarde : prijs die men redelijkerwijs kan hopen te ontvangen bij de vrijwillige verkoop van het goed, in normale markt- en bekendmakingsomstandigheden, rekening houdend met objectieve factoren die de waarde van het goed kunnen beïnvloeden, zoals de onderhoudsstaat, de ouderdom van het gebouw, de gebruikte materialen, de ligging van het goed, etc. HOOFDSTUK 2. - Algemeen reglement voor de erkenning van de sociale kredietinstellingen

Art. 2.§ 1. De erkenning als kredietinstelling bedoeld in artikel 129 van de Code of de vraag om de hernieuwing van de erkenning worden toegekend door de minister of de staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting en de minister bevoegd voor Financiën. § 2. De aanvraag tot erkenning of tot de hernieuwing van de erkenning mag enkel door kredietinstellingen worden ingediend : 1° die als voornaamste doel hebben de in artikel 129 van de Code bedoelde hypotheekleningen toe te kennen en te beheren, hetzij in eigen naam, hetzij voor rekening van instellingen voor belegging in schuldvorderingen, die in meerderheid in het bezit zijn van de in artikel 13 van dit besluit bedoelde erkende kredietinstellingen;2° waarvan de statuten voorafgaandelijk aan de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting ter goedkeuring worden voorgelegd.Dit geldt ook voor elke andere wijziging van deze statuten; 3° waarvan de betaling van het nettodividend niet meer dan 5 % van het vrijgemaakte kapitaal en 25 % van de winsten van het boekjaar bedraagt;4° die ingeschreven zijn bij de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten overeenkomstig artikel 129, § 2, 9°, van de Code. § 3. De erkenningsaanvraag of haar hernieuwing wordt bij de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting per aangetekend schrijven ingediend en moet vergezeld worden van : 1° de opsomming van alle voorwaarden, opgelegd door de kredietinstelling voor de kredieten die zij toestaat en wanneer ze kredieten aanbiedt aan variabele intrestvoeten, de vastgestelde plafonneringsregels;elke wijziging van deze voorwaarden alsmede de voorwaarden van de funding moeten aan het voorafgaande akkoord van de Minister of van de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting onderworpen worden, met uitzondering van een eenvoudige rentewijziging die als goedgekeurd zal worden beschouwd vanaf de tweede werkdag na de wijziging; 2° een typeakte van deze kredieten alsmede de prospectus van de instelling;3° een model van risicoanalyse op grond waarvan de instelling al dan niet het krediet verleent.Deze risicoanalyse zal onder meer rekening houden met het betaalvermogen en de leeftijd van de aanvrager(s). § 4. Zodra de erkenning aangevraagd wordt, moet de kredietinstelling een beroep doen op een revisor die gekozen wordt onder de leden van het Instituut van Bedrijfsrevisoren.

De revisor overhandigt aan de Regering een verslag over de toestand van de instelling op basis van het lastenboek dat bij het huidige besluit wordt gevoegd. Hij informeert het Gewest zonder verwijl over elke nalatigheid, onregelmatigheid of toestand die het betalingsvermogen en de solvabiliteit van de instelling kan schaden.

Art. 3.De erkenning door de Regering is afhankelijk van de naleving van volgende voorwaarden : 1° de kredietinstelling verbindt zich ertoe om desnoods, binnen de perken en onder de voorwaarden die de overeenkomst vastlegt, de premies die door de Regering krachtens de artikelen 160 tot 164 van de Code worden toegekend, voor te schieten;2° de kredietinstelling verbindt zich ertoe al de verplichtingen na te leven waaraan zij onderworpen is met toepassing van de Code en het huidige besluit;3° de kredietinstelling aanvaardt de controle door de Regering van haar activiteiten, haar beheer en haar interne organisatie, om een slecht beheer te voorkomen en opdat de overtredingen van de bepalingen van het huidige besluit worden vastgesteld, dat een controle wordt uitgevoerd van de toekenningsvoorwaarden van de gewestelijke garantie en in het algemeen opdat de stabiliteit van de sector van de kredietinstellingen verzekerd blijft;hiertoe hebben de Regerings- afgevaardigden op elk moment het recht om ter plaatse al de documenten te raadplegen die op de activiteiten, het beheer en de organisatie van elke kredietinstelling betrekking hebben; 4° de kredietinstelling verbindt zich ertoe om voor het einde van elk jaar een activiteitenverslag van het voorbije kalenderjaar op te stellen. Dit laatste wordt conform het hierbij gevoegde model opgesteld en naar het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting gestuurd. Het kan als basis dienen voor de weigering van een erkenningshernieuwing, als met name blijkt dat de activiteiten van de kredietinstelling niet volstaan om de hernieuwing van de erkenning te verantwoorden. 5° de activiteiten van de instelling die betrekking hebben op hypothecaire leningen bedoeld in artikel 129 van de Code, worden beperkt tot het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De erkenning wordt toegekend voor een periode van vijf jaar en is hernieuwbaar.

Art. 4.§ 1. De erkenning en de gewestwaarborg kunnen bovendien enkel worden verleend op voorwaarde : 1° dat de inkomsten van het gezin dat een krediet afsluit niet hoger liggen dan vijftigduizend zeshonderdzeventig euro. Dat bedrag wordt opgetrokken tot drieënzestigduizend driehonderdveertig euro als al de aanvragers op de dag van de aanvraag jonger zijn dan vijfendertig jaar.

De minister of de staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting past jaarlijks in januari deze bedragen aan volgens de gezondheidsindex van de consumptieprijzen van de maand december die de herziening voorafgaat.

Deze bedragen worden vermeerderd met vijfduizend euro per kind ten laste, met een maximum van vier vermeerderingen;

De in rekening genomen inkomsten zijn die met betrekking tot : - het op twee na laatste jaar vóór dat van de referentiedatum als deze in de eerste zes maanden van het lopend kalenderjaar ligt; - het voorlaatste jaar vóór dat van de referentiedatum als deze in de laatste zes maanden van het lopend kalenderjaar ligt.

De kredietinstelling kan evenwel beslissen een ander jaar in aanmerking te nemen dan de hierboven vermelde jaren wanneer de inkomsten voor het ene of het andere van deze jaren, al naargelang van het geval, niet vastgesteld kunnen worden. 2° het bedrag van de maandelijkse terugbetalingen ligt niet hoger dan een derde van het netto maandinkomen van het gezin op het ogenblik dat het contract gesloten wordt.Dit bedrag kan tot veertig procent worden opgetrokken mits uitdrukkelijke uitzondering toegestaan door de beheerraad, goedgekeurd door de commissaris.

Voor de berekening van de maandelijks netto-inkomsten van het gezin, moeten alle inkomsten van het gezin in aanmerking worden genomen. De eindejaarspremie en de vakantiepremie worden niet meegeteld. 3° de verkoopwaarde van de woning, eventueel na de uitvoering van werken, ligt niet hoger dan driehonderdzevenendertigduizend euro. De minister of de staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting past jaarlijks op 1 januari deze bedragen aan de ABEX-index van de maand december van het jaar dat de indexatie voorgaat aan.

Als de aanvrager(s) kinderen ten laste heeft(hebben), wordt het bedrag vermeerderd met vijf percent per kind ten laste met een maximum van vijf vermeerderingen. § 2. Deze drie voorwaarden zijn cumulatief.

Art. 5.§ 1. Met de rentevoet, bedoeld in artikel 129, § 2, 4° van de Code, worden bedoeld al de lasten en commissies inbegrepen, met uitzondering van de bijkomende uitgaven voor de onderhandelingskosten van het krediet, de studie-, expertise- en dossierkosten en de kosten voor het afsluiten van het contract. Deze lasten dienen uniek te zijn en mogen niet hoger te liggen dan het bedrag van tweehonderd vijftig euro voor het geheel van de operaties. § 2. De kredietovereenkomsten, die met waarborg gesloten worden, moeten vermelden dat : 1° het krediet terugbetaald moet kunnen worden via maandelijkse stortingen;2° de voortijdige invorderbaarheid afhankelijk gemaakt moet worden van een voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar, aan wie een termijn van minstens dertig dagen toegestaan dient te worden om zijn toestand te regelen;3° het krediet met toepassing van dit besluit geniet van de gewestwaarborg. In afwijking van de in 1° hierboven bedoelde bepalingen en op verzoek van de kredietnemer die ofwel voor de toekenning van één van de krachtens de artikelen 160 tot 164 van de Code ingestelde premies werd aanvaard, ofwel voor het voorlaatste jaar dat het jaar van de kredietaanvraag voorafgaat; aan de vastgestelde inkomensvoorwaarde voldoet om één van deze premies te kunnen ontvangen, kan de terugbetaling berekend worden in opeenvolgende annuïteiten in een rekenkundig toenemende reeks waarvan de verhouding tot de eerste annuïteit niet meer dan 3 % mag bedragen. Binnen deze perken kunnen de terugbetalingen herzien worden per periode van verscheidene jaren.

Art. 6.§ 1 Op de datum waarop het krediet wordt toegestaan, mogen de kredietnemer en zijn echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont alleen of samen geen andere woning volledig in eigendom of vruchtgebruik hebben. § 2 Voor de toepassing van deze voorwaarde wordtgeen rekening gehouden met de vervreemding door de kredietnemer van het geheel of een deel van zijn recht op eigendom of vruchtgebruik tijdens de twee jaar die aan deze datum voorafgaan. § 3 De in het eerste lid bedoelde voorwaarde is niet van toepassing indien de betrokken personen individueel of gezamenlijk recht hebben op eigendom of vruchtgebruik van de totaliteit van een onroerend goed dat onbewoonbaar werd verklaard door de Burgemeester op grond van artikel 135, § 2 van de nieuwe gemeentewet en waarbij de kredietnemer, zijn echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont, die er eigenaar van zijn, zich ertoe verbinden het te slopen of niet meer als woning te laten dienen zodra de woning waarvoor de lening geldt, betrokken wordt of vanaf de toekenning van de lening wanneer de verworven woning reeds vóór het verlijden van de koopakte door de kredietnemer betrokken is. § 4 De Minister of Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid Huisvesting behoort kunnen een afwijking toestaan op dit artikel op uitdrukkelijk en met redenen omkleed verzoek van een sociale kredietinstelling.

Art. 7.§ 1 De kredietnemer moet de woning binnen een termijn van vierentwintig maanden na de toekenning van de lening betrekken en in de woning blijven wonen zolang de gewestwaarborg van kracht is. Deze bepaling belet de sociale kredietinstelling niet om een kortere termijn te voorzien in het contract dat haar aan de kredietnemer bindt. De Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting mag op verzoek van de kredietnemer in buitengewone gevallen een afwijking toestaan op de tussenkomst van de kredietinstelling. § 2. De woning dient, eventueel na de uitvoering van werken, te beantwoorden aan de geldende normen inzake elektrische installaties en de criteria voor veiligheid, gezondheid en uitrusting voor woningen, zoals bepaald door de Code. § 3. Met de voorafgaande toestemming van het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting kan een deel van de woning worden bestemd voor professionele of commerciële doeleinden van de kredietnemer of van de leden van zijn gezin. De oppervlakte die voor dit gebruik bestemd is, mag echter niet groter zijn dan een vierde van de bewoonbare oppervlakte.

Art. 8.Behalve indien de kredietnemer, met het oog op de vastgoedoperatie waarvoor krediet wordt toegekend, voor de toekenning van één van de krachtens de artikelen 160 tot 164 van de Code ingestelde premies werd aanvaard, moet hij de volgende documenten aan de kredietinstelling overhandigen : 1° een getuigschrift van het bevoegde bestuur van de Federale Overheidsdienst Financiën in verband met de rechten op één of meerdere woningen die hij, zijn echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont, bezitten of overgedragen hebben met vermelding van de aard en de omvang van deze rechten;2° een verklaring waarin hij op zijn erewoord bevestigt dat noch hij noch zijn echtgenote of de persoon met wie hij echtelijk samenwoont, andere woningen bezitten dan deze die vermeld zijn in het onder 1° bedoelde getuigschrift;3° in voorkomend geval een geldig bewijs van de onbewoonbaarheid of ongezonde aard van de in artikel 6, derde lid, bedoelde woning alsmede de verbintenissen die in dit geval moeten worden aangegaan. De kredietinstelling wordt gelast na te zien of de in 3° bedoelde verbintenissen in acht worden genomen.

Art. 9.De terugbetaling van het krediet moet gewaarborgd zijn door de hypothecaire inschrijving in eerste rang op de woning die het voorwerp van het krediet uitmaakt.

Bovendien moet het verschuldigd saldo van het krediet in geval van overlijden gedekt zijn door een levensverzekering met afnemend kapitaal, tenzij de kredietnemer van deze verzekering om gezondheidsredenen niet van deze verzekering kan genieten.

Het krediet kan ten hoogste voor dertig jaar toegestaan worden.

Art. 10.Het krediet, met inbegrip van de uit hoofde van de levensverzekering verschuldigde premie en van het bedrag van de door de Regering verleende premies, mag naargelang het geval niet meer bedragen dan 100 % van : 1° de verkoopwaarde wanneer het de bouw van een woning betreft;2° de verkoopwaarde of de aankoopprijs indien deze lager is dan de verkoopwaarde in geval van de aankoop van een woning;3° de verkoopwaarde na uitvoering van de hierna vermelde werken in geval van de aankoop van een in 2° bedoelde woning, en na de uitvoering van sanerings-, verbeterings- en/of verbouwingswerken binnen twee jaar na de aankoop. Het in het voorafgaande lid vastgestelde maximum van 100 % wordt tot 90 % teruggebracht wanneer de terugbetaling van het krediet niet door een levensverzekering gedekt is.

Art. 11.De kredietinstelling gaat over tot expertise van de aan te schaffen woning en ook van de eventuele sanerings-, verbeterings-, en/of verbouwingswerken of van de op te richten woning waarvoor het krediet wordt aangevraagd. Ze stelt er desgevallend vóór en na de uitvoering van voormelde werken de waarde van vast. In geval van een bouwoperatie stelt ze de werkelijke of geraamde kosten vast, terrein inbegrepen.

De Minister of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid Huisvesting behoort kan in het jaar dat op de verwezenlijking van het krediet volgt, tegenexpertises laten verrichten teneinde zich van de juistheid van de raming van de gewaarborgde gebouwen te vergewissen. In geval van een verschil van meer dan 10 % en onverminderd elke andere sanctie moet de kredietinstelling de kosten van deze expertises ten laste nemen. Ze mogen niet hoger liggen dan vijfhonderd euro per geschildossier.

Elk kwartaal overhandigen de kredietinstellingen aan de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting de lijst van de kredieten die ze met gewestwaarborg hebben toegestaan.

Elk jaar overhandigen ze aan de Minister of de Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting en aan de Minister bevoegd voor Begroting de in het derde lid bedoelde lijst alsmede de lijst van de door het Gewest gewaarborgde kredieten die voortijdig terugbetaald werden.

Art. 12.In geval van tegeldemaking van het goed is het door het Gewest aan de kredietinstelling te betalen bedrag in uitvoering van de aan het krediet verbonden waarborg gelijk aan het verschil tussen het door deze instelling geleden verlies en het verlies dat ze zou geleden hebben indien het krediet beperkt zou zijn tot 70 % van de verkoopwaarde of, desgevallend, van de aankoopprijs van het goed.

De bedragen die in deze hypothese op de hoofdsom terugbetaald zouden zijn, worden geraamd door de daadwerkelijk terugbetaalde sommen te verminderen in de bestaande verhouding tussen 70 % en het percentage van de lening ten opzichte van de waarde of, in voorkomend geval, van de aankoopprijs.

Art. 13.De in artikel 216, 2°, b), van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen bedoelde instellingen worden gelijkgesteld met de instellingen die de in het huidige besluit voorziene erkenning hebben ontvangen, en dit enkel met het oog op het verlenen van de waarborg voor goede afloop van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK 4. - Bedrag en controlemodaliteiten van de in artikel 129, § 4 van de Code bedoelde gewestwaarborg

Art. 14.Het jaarlijks totaalbedrag van de leningen, aangegaan door alle kredietinstellingen die op het ogenblik dat dit besluit in werking treedt, erkend zijn voor woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en waaraan de gewestwaarborg wordt gegeven, mag niet hoger zijn dan vijftig miljoen euro.

De Regering verdeelt dit garantiebedrag jaarlijks onder de verschillende bovengenoemde kredietinstellingen, en wel als volgt : -aan elke kredietinstelling wordt een forfaitair bedrag van vier miljoen euro toegekend; -het saldo van de maximale gewestwaarborg wordt onder de kredietinstellingen verdeeld in verhouding tot het aantal kredieten dat zij de voorbije drie jaar verleend hebben voor woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De kredietinstelling kunnen in principe geen door de Regering gewaarborgde leningen aangaan boven het bedrag dat hen werd toegewezen na de verdeling van het totale jaarbedrag bedoeld in het eerste lid.

In geval van mogelijke overschrijding van dit bedrag echter kan de kredietinstelling pas een lening met gewestwaarborg aangaan na het verkrijgen van het voorafgaand akkoord van de ministers die daartoe door de Regering zijn gemachtigd. Dit akkoord wordt gegeven of geweigerd binnen de vijf werkdagen volgend op de indiening van de bijzondere aanvraag door de kredietinstelling bij de ministers.

Art. 15.§ 1. Op voorstel van de Minister bevoegd voor Begroting en de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting duidt de Regering bij elke kredietinstelling een commissaris aan belast met het toezicht op de naleving door de kredietinstelling van de regels die de voorwaarden bepalen onder dewelke de gewestwaarborg voor goede afloop kan worden verleend aan de leningen die ze aangaat voor de financiering van de kredieten die ze toestaat voor het bouwen, het kopen, het behouden en het verbouwen van woningen.

Het mandaat van commissaris wordt voor de duur van vijf jaar gegeven.

Dit mandaat kan worden hernieuwd.

Art. 16.De commissaris woont van rechtswege de vergaderingen bij van de algemene vergadering, de beheerraad en elk ander beheers- of bestuursorgaan van de kredietinstelling.

De commissaris wordt vooraf uitgenodigd voor alle vergaderingen van deze organen. De uitnodiging is geldig als ze minstens vijf werkdagen vóór de dag van de vergadering aan de commissaris wordt gestuurd. Het ontbreken van de uitnodiging of de onregelmatigheid van de uitnodiging maakt de eventueel getroffen beslissingen ontegenstelbaar aan de Regering.

Art. 17.De commissaris kan de voorlegging vragen, zonder verplaatsing, van alle documenten van de kredietinstelling die betrekking hebben op de aangegane leningen, op de toekenning en de opvolging van de leningen die door haar werden toegestaan in uitvoering van dit besluit.

Art. 18.De commissaris stelt ieder jaar een activiteitenverslag op en bezorgt het aan de minister of de staatssecretaris, bevoegd voor Huisvesting.

Art. 19.§ 1. De commissaris moet, als hij vaststelt dat een beslissing van een van de organen bedoeld in artikel 16, lid 1, de wet overtreedt, het algemeen belang schendt of geen rekening houdt met de financiële grens vastgelegd conform artikel 14, bij de Minister van Begroting en de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting een beroep tegen deze beslissing indienen. § 2. Om geldig te zijn, moet dit beroep worden ingediend binnen de vijf werkdagen die volgen op de betekening van de betwiste beslissing en moet het binnen dezelfde termijn door de commissaris worden betekend aan het orgaan dat de beslissing heeft getroffen. Het geldig ingestelde beroep schort de uitvoering van een beslissing op. Iedere beslissing van een kredietinstelling wordt maar uitvoerbaar na het verstrijken van de termijn voor een beroep en bij ontstentenis van een binnen deze termijn ingediend beroep. § 3. De Minister bevoegd voor Begroting en de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting doen uitspraak over het beroep en betekenen hun beslissing aan het betrokken orgaan binnen de twintig werkdagen na de ontvangst van het beroep. Zoniet wordt de schorsing van de beslissing automatisch opgeheven. § 4. De Minister bevoegd voor Begroting en de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting doen uitspraak over het beroep na kennisname van de schriftelijke opmerkingen van de kredietinstelling. Deze opmerkingen moeten verplicht worden overgemaakt binnen de vijf werkdagen volgend op de betekening van het beroep door de commissaris, conform § 2 van dit artikel. § 5. De Minister van Begroting en de Minister of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid Huisvesting behoort kunnen de betrokken sociale kredietinstelling verzoeken de beslissing te wijzigen. HOOFDSTUK 5. - Sancties

Art. 20.De erkenning van elke kredietinstelling wordt ingetrokken indien de in artikel 2, §§ 2 en 3 en in artikel 3 van het huidige besluit vermelde voorwaarden niet in acht genomen worden, of in geval van ontbinding, verandering van juridische vorm of maatschappelijk doel of elke andere vorm van vereffening van de instelling of indien middelen zonder voorafgaande machtiging van de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting gereserveerd zouden worden.

Art. 21.De gewestwaarborg, verbonden aan de kredieten in portefeuille, wordt ingetrokken wanneer een in artikel 13 bedoelde kredietinstelling haar erkenning verliest, behalve wanneer deze portefeuille aan een andere erkende kredietinstelling wordt overgedragen of, met de voorafgaande instemming van de Minister of Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting, aan een vennootschap voor belegging in schuldvorderingen wordt overgemaakt.

Art. 22.Als het verslag dat wordt bedoeld in artikel 2, § 4, lid 2, niet binnen voornoemde termijn wordt overgemaakt of als het niet aan de door dit besluit gestelde eisen voldoet, kan de regering de tijdelijke of definitieve opheffing van het voordeel van de toekenning van de gewestwaarborg beslissen voor de leningen die na afloop van deze termijn door de instelling worden aangegaan.

Art. 23.In geval van ernstige of herhaalde tekortkomingen door een kredietinstelling ten opzichte van de wettelijke en regelgevende verplichtingen met betrekking tot de toekenning van de gewestwaarborg voor de leningen die zij heeft aangegaan voor de financiering van kredieten die zij toekent voor de bouw, de aankoop, het behoud en de verbouwing van woningen, kan de regering, nadat zij binnen de door haar vastgestelde termijn heeft kennisgenomen van de schriftelijke opmerkingen van de kredietinstelling, voor bepaalde tijd het voordeel dat bij dit besluit wordt toegekend, opheffen, evenals de gewestwaarborg voor leningen die de kredietinstelling in de toekomst worden aangegaan. HOOFDSTUK 6. - Invordering van de bedragen die door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betaald werden

Art. 24.De bedragen die het Gewest betaald heeft in uitvoering van de garantie, kunnen door de ambtenaar die belast werd door de Regering, worden ingevorderd. Deze ambtenaar kan een dwangbevel uitvaardigen.

Het uitgevaardigde dwangbevel wordt geviseerd en executoir verklaard door bovengenoemde ambtenaar. HOOFDSTUK 7. - Recht van voorkoop

Art. 25.Conform artikel 130, § 4, van de Code, wordt in de instellingen voor sociaal krediet waarin publiekrechtelijke rechtspersonen voor minder dan vijfentwintig percent participeren, voor een duur van drie maanden een recht van voorkoop toegekend bij een verkoop van aandelen in het bezit van privaatrechtelijke rechtspersonen of privépersonen. HOOFDSTUK 8. - Overlegcomité

Art. 26.Het paritair samengestelde overlegcomité met vertegenwoordigers van het gewest en van de sociale kredietinstellingen wordt belast met de opvolging van de evolutie van de sociale kredietinstellingen en met de jaarlijkse indiening van een verslag aan de minister of aan de staatssecretaris belast met Huisvesting.

De comitéleden worden aangewezen door de minister of de staatssecretaris belast met Huisvesting. De aanwijzing van de vertegenwoordigers van de sociale kredietinstellingen gebeurt op basis van een voorstel door de betreffende sociale kredietinstelling.

Het komt jaarlijks samen. HOOFDSTUK 9. - Overgangsbepaling

Art. 27.De sociale kredietinstellingen die een erkenning hebben verkregen vooraleer dit besluit in werking treedt, hebben vanaf de inwerkingtreding zes maanden de tijd om conform artikel 2 van dit besluit een aanvraag tot vernieuwing van de erkenning in te dienen. HOOFDSTUK 1 0. - Slotbepalingen

Art. 28.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 1 februari 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 01/02/2001 pub. 26/04/2001 numac 2001031156 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de kredietinstellingen en het verlenen van de gewestwaarborg voor goede afloop in verband met de terugbetaling van de kredieten toegestaan voor het bouwen, het kopen, het behouden en het verbouwen van volkswoningen of daarmee gelijkgestelde woningen sluiten betreffende de erkenning van kredietinstellingen en het verlenen van de gewestwaarborg voor goede afloop van de terugbetaling van kredieten toegestaan voor het bouwen, het kopen, het behouden en het verbouwen van volkswoningen en daarmee gelijkgestelde woningen en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 februari 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 06/02/2003 pub. 04/03/2003 numac 2003031140 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de regeling van de controle van de gewestwaarborg voor leningen aangegaan door de instellingen voor sociaal krediet erkend door het Gewest en betreffende de vaststelling van het maximumbedrag van deze waarborg sluiten betreffende de regeling van de controle van de gewestwaarborg voor leningen aangegaan door de instellingen voor sociaal krediet erkend door het Gewest en betreffende de vaststelling van het maximumbedrag van deze waarborg, worden opgeheven.

Art. 29.Dit besluit treedt in werking op 24/04/2014.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid, Ontwikkelingssamenwerking en Bevordering van het nationale en internationale Imago van Brussel, Rudi VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Evelyne HUYTEBROECK

^