gepubliceerd op 07 juli 2014
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van artikel 22, § 1, 11°, van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen
8 MEI 2014. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van artikel 22, § 1, 11°, van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen, artikel 22, § 1, eerste lid, 11°, ingevoegd bij de ordonnantie van 26 juli 2013;
Overwegende dat voor het indienen van een verzoek om principeakkoord voor de toekenning van een subsidie krachtens de ordonnantie van 16 juli 1998, het vereist is aan te tonen dat het ingediende ontwerp met het Gewestelijk mobiliteitsplan en het Gemeentelijk mobiliteitsplan overeenstemt;
Overwegende dat, krachtens artikel 22, § 1, 11° van de voormelde ordonnantie van 16 juli 1998, de Regering de modaliteiten van de analyse bepaalt inzake de conformiteit van het verzoek om het principeakkoord;
Overwegende dat die analyse wordt uitgevoerd door de Bestuur Uitrusting en Vervoer en dat dit geconcretiseerd wordt in een advies;
Gelet op advies 55.926/4 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 10 januari 2014;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 8 mei 2014;
Op voorstel van de Minister-president belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, en de Minister belast met Mobiliteit en Openbare Werken Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° ordonnantie : ordonnantie van 16 juli betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen;2° nota : de nota bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, 11° van de ordonnantie;3° advies : het advies bedoeld in artikel 22, § 1, eerste lid, 11° van de ordonnantie;
Art. 2.§ 1. De nota wordt opgesteld in de vorm van een strategische oriëntatienota welke de belangrijkste richtingen en prioriteiten bepaalde wat betreft mobiliteit en verkeersveiligheid welke geïntegreerd moeten worden in het ontwerp, de realisatie en het beheer van elk ontwerp van infrastructurele heraanleg.
De elementen op basis waarvan de nota wordt opgesteld, worden uit het Gewestelijk Mobiliteitsplan en het Gemeentelijk Mobiliteitsplan gehaald, alsook uit andere elementen aangaande mobiliteit uit het Gewestelijk Ontwikkelingsplan en het Gemeentelijk Ontwikkelingsplan. § 2. Een model van een strategische oriëntatienota zit in bijlage van dit besluit. § 3. De gemeente maakt de nota over aan het Bestuur van Uitrusting en Vervoer per gewone of per elektronische zending waarbij in beide gevallen de datum van de verzending geldt. § 4. Het Bestuur van Uitrusting en Vervoer geeft advies over de conformiteit van het voorgestelde ontwerp in de nota met het Gewestelijk mobiliteitsplan. § 5. Het Bestuur van Uitrusting en Vervoer beschikt over een termijn van 30 kalenderdagen om zijn advies aan het College van Burgemeester en Schepenen kenbaar te maken. Dit gebeurt per post of elektronische zending, hierbij geldt in beide gevallen de datum van verzending.
Het advies moet met redenen omkleed zijn. § 6. Het advies wordt geacht gunstig te zijn wanneer het College van Burgemeester en Schepenen binnen de in § 4 voorziene termijn geen advies ontvangt. § 7. Wanneer het advies van het Bestuur van Uitrusting en Vervoer ongunstig is heeft het College van Burgemeester en Schepenen 30 dagen om de nota aan te passen zich baserend op de motivatie van het advies en over te maken aan het Bestuur van Uitrusting en Vervoer. Dit gebeurt per post of per elektronische zending hierbij geldt, in beide gevallen,de datum van verzending. Na het verstrijken van deze termijn wordt het definitieve advies van het Bestuur van Uitrusting en Vervoer overgemaakt aan het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting-Stedenbouw en wordt ter kennis gegeven aan het College van Burgemeester en Schepenen,
Art. 3.Het huidige besluit treedt in werking op 1 september 2014.
Art. 4.De Minister bevoegd met Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 mei 2014.
Voor de Regering : De Minister-president van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, Mevr. B. GROUWELS
Bijlage Strategische oriëntatienota voor gebruik van de gemeenten bij de subsidieaanvraag 1. GEMEENTE : 2.PERIODE VAN HET DIP : 3. TYPE VAN UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN EN BESCHRIJVING VAN DE WERKZAAMHEDEN : 4.LIGGING VAN DE TOEKOMSTIGE WERF : 5. WAT IS HET DOEL VAN DE WERKZAAMHEDEN EN WAT ZIJN DE PROBLEMEN DOOR DE HUIDIGE TOESTAND ? 6.STEDENBOUWKUNDIGE CONTEXT : 6.1. Op welk type van wegennet vinden de werkzaamheden in het GewOP plaats? 6.2. Nemen het GewOP en het GemOP de zone van de werkzaamheden in hun mobiliteitsluik op en met welke uitwerkingen ? 7. MOBILITEITSCONTEXT : 7.1. Welke voorschriften in het Gewestelijk Mobiliteitsplan zijn van toepassing op het huidig ontwerp ? 7. 2.Welke voorschriften in het Gemeentelijk Mobiliteitsplan zijn van toepassing op het huidig ontwerp ? 7.3. Hebt u voor de opmaak van het huidige ontwerp oplossingen in aanmerking genomen uit de aanvullende plannen inzake verkeersveiligheid, uit de fiets-, voetgangers-, goederenvervoerplannen en het plan van de toegankelijkheid van de weg en de openbare ruimte (PAVE) en dergelijke ? 7.4. Hebt u voor de opmaak van het huidige ontwerp oplossingen in aanmerking genomen uit de gewestelijke fiets- en voetgangersvademecums en dergelijke ? 7.5. Kort aantonen dat dit ontwerp rekening houdt met alle verplaatsingswijzen en hoe precies. 7.6. Heeft het ontwerp een impact op het aangrenzende wegennet ? Indien ja, welke bijkomende maatregelen bent u van plan te nemen? Verduidelijk de redenen die de vermindering van de publieke ruimte bestemd voor een bepaalde vervoerswijze rechtvaardigen. 8. REGLEMENTAIRE CONTEXT : 8.1. Hebt u een analyse gemaakt van de functionaliteit van het ontwerp en van de verkeersregels die u wenst uit te voeren ? 8.2. Welke regels wilt u uitvoeren en hebt u ervoor gezorgd dat de uitrustingen van de weg (verkeerslichten, markeringen, bewegwijzering, snelheidsbeperkende voorzieningen, zonesoort) met de wegcode en met de gewestelijke besluiten en rondzendbrieven overeenstemmen ? 8.3. Hebt u gecontroleerd of het project de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening respecteert ? Bent u van plan vrijstellingen te vragen als dit niet het geval is en waarom ? 9. Wordt dit ontwerp gerealiseerd met andere partners zoals de MIVB of Beliris ? Wat zijn de eisen van de partners en wat zijn de gevolgen daarvan voor het ontwerp? Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 8 mei 2014 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot uitvoering van artikel 22, § 1, 11° van de ordonnantie van 16 juli 1998 betreffende de toekenning van subsidies om investeringen van openbaar nut aan te moedigen. Voor de Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken Mevr. B. GROUWELS