gepubliceerd op 17 oktober 2012
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het statuut van de reisagentschappen
27 SEPTEMBER 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende het statuut van de reisagentschappen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, artikel 8, eerste lid;
Gelet op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 22 april 2010 houdende het statuut van de reisagentschappen, de artikelen 2, § 3, 4°, 3, § 1, eerste en vierde lid, 4 § 1, eerste lid, 5, 6, 8, 12, § 2, eerste lid, 13, §§ 1 en 2, 14, §§ 2, tweede lid, 3, 4, 5 en 6, en 16;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 juli 2011;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 1 september 2011;
Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op 20 oktober 2011;
Gelet op het advies van het Technisch Comité van de Reisagentschappen van het Brussels Hoofstedelijk Gewest, gegeven op 20 januari 2012;
Gelet op advies n° 51.488/3 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Economie, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Ordonnantie : de ordonnantie van 22 april 2010 houdende het statuut van de reisagentschappen;2° Richtlijn : de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;3° Bevoegde instantie : elke instantie of autoriteit die specifiek door een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, zodra de Richtlijn van toepassing is op deze Staten, gemachtigd is om opleidingstitels en andere documenten of informatie af te leveren of te verkrijgen, en ook om aanvragen in ontvangst te nemen en beslissingen te nemen, beoogd in de richtlijn;4° Reisagentschap : het reisagentschap, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 2° van de Ordonnantie;5° Dienstenverlener : de dienstenverlener, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 3° van de Ordonnantie;6° Gereglementeerd beroep : een beroepsactiviteit of geheel van beroepsactiviteiten waarvan de toegang, de uitoefening of een van de uitvoeringsmodaliteiten rechtstreeks of onrechtstreeks, krachtens wetgevende, reglementerende of administratieve bepalingen, ondergeschikt is aan het beschikken over vastgestelde beroepskwalificaties.Het beperkte gebruik van een beroepstitel vormt met name een uitvoeringsmodaliteit; 7° Opleidingstitel : de diploma's, certificaten en andere titels afgeleverd door een autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de Richtlijn van toepassing is op deze Staten, aangesteld krachtens wetgevende, reglementaire of administratieve bepalingen van deze lidstaat en die een beroepsopleiding afsluiten die hoofdzakelijk in de Gemeenschap of in de Europese Vrijhandelsassociatie verworven werd. Wordt gelijkgesteld met een opleidingstitel, elke opleidingstitel afgeleverd in een derde land ten aanzien van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn van toepassing is op deze staten, in het geval dat zijn houder, in het betrokken beroep, over een beroepservaring van drie jaar beschikt op het grondgebied van de lidstaat die de titel erkend heeft en deze gecertificeerd heeft. 8° Aangetekende zending : een zending, zoals omschreven in artikel 1, § 2, 4° van de Ordonnantie;9° Gereglementeerde opleiding : elke opleiding die specifiek de uitoefening van een vastgesteld beroep beoogt en die bestaat uit een cyclus van studies, vervolledigd, in voorkomend geval, door een beroepsopleiding, een professionele stage of een professionele praktijk.De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, van de professionele stage of van de professionele praktijk worden door de lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn van toepassing is op deze staten, vastgesteld of ze maken het voorwerp van een controle of van een erkenning uit door de autoriteit die voor deze taak werd aangesteld; 10° Minister : de minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering die bevoegd is voor Economie;11° Bijhuis : de permanente vestiging die een activiteit uitoefent die past bij de maatschappelijke doelstelling van de onderneming waarvan ze het verlengde vormt, met een gescheiden lokalisatie zonder een eigen rechtspersoonlijkheid te hebben en waaraan natuurlijke of rechtspersonen toebehoren die gemachtigd zijn om te handelen in naam en voor rekening van de onderneming en om deze ten aanzien van derden te verbinden.
Art. 2.De berekening van de in dit besluit voorziene termijnen gebeurt volgens de volgende regels : 1° de dag van de ontvangst van de akte, die het vertrekpunt van een termijn is, is niet inbegrepen;2° de vervaldag is in de termijn ingerekend;niettemin wordt wanneer deze dag een zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag is, de vervaldag naar de volgende werkdag verplaatst. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied
Art. 3.De jeugdorganisaties zoals bedoeld in artikel 2, § 3, 4° van de Ordonnantie zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd.
Het zijn : 1° de erkende jeugdorganisaties overeenkomstig artikel 3 van het decreet van 26 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 26/03/2009 pub. 10/06/2009 numac 2009029312 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van de jeugdorganisaties type decreet prom. 26/03/2009 pub. 29/05/2009 numac 2009029281 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 14 juli 1997 houdende organisatie van de gezondheidspromotie in de Franse Gemeenschap sluiten van de Franse Gemeenschap die de erkennings- en toekenningsvoorwaarden voor subsidies aan jeugdorganisaties vastlegt;2° de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen bedoeld in artikel 9 van het decreet van 20 januari 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/01/2012 pub. 07/03/2012 numac 2012035198 bron vlaamse overheid Decreet houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid sluiten houdende een vernieuwd jeugd- en kinderrechtenbeleid evenals het betoelaagde jeugdwerk in uitvoering van het artikel 2, 5°, 6°, 7° en 8° van het decreet van 14 februari 2003 van de Vlaamse Gemeenschap houdende de ondersteuning en de stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid. De Minister is gemachtigd de definitie van de jongerenorganisaties in het eerste lid aan te passen volgens de veranderingen in voornoemde toepasselijke regelgeving. HOOFDSTUK III Toekennings-modaliteiten en voorwaarden van de vergunning
Art. 4.Een vergunning in de betekenis van artikel 2, §§ 1 en 2 van de Ordonnantie wordt toegekend aan elke natuurlijke of rechtspersoon die aan de vastgestelde voorwaarden door het huidige besluit beantwoordt, met het oog op het uitoefenen van de activiteit van reisagentschappen, middels het uitbaten van een of meerdere zetels en/of bijhuizen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Onverminderd artikel 11, § 3, is de houder van een vergunning afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de exploitatie van een zetel of een bijhuis op zijn grondgebied niet gehouden om een vergunning aan te vragen voor elke nieuwe zetel of elk nieuw bijhuis op dit zelfde grondgebied.
Art. 5.De vergunning als bedoeld in artikel 2, §§ 1 en 2 van de Ordonnantie wordt uitgereikt op het formulier vastgesteld door de minister.
Deze vergunning vermeldt de benaming, de plaatsen van de maatschappelijke zetel, van de exploitatiezetel(s) of bijhuizen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de toegelaten activiteiten, de namen van de houders, gedelegeerd bestuurders, zaakvoerders en personen belast met het dagelijks beheer en de naam of namen van het (de) reisagenschap(pen).
Art. 6.De vergunningaanvrager, of het nu gaat om een rechtspersoon of om een natuurlijk persoon, of, wanneer het gaat om een rechtspersoon, de persoon of personen die met het dagelijks beheer belast zijn kan/kunnen : 1° onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn van toepassing is op deze Staten;2° onderdaan zijn van een van de lidstaten van de Raad van Europa die het Europees Vestigingsverdrag, ondertekend in Parijs, op 13 december 1955 geratificeerd hebben;3° ongeacht zijn of haar nationaliteit, een familielid zijn, in de zin van artikel 2, 2) van de richtlijn 2004/38/EG « betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden », van een burger van de Europese Unie die zijn recht op vrij verkeer in de Europese Unie uitoefent en moet(en) van een recht van verblijf of van het permanent recht van verblijf in een lidstaat genieten;4° onderdaan zijn van om het even welk ander land en een statuut van langdurig verblijf in België verkregen hebben;5° onderdaan zijn van om het even welk ander land en beschikken over het statuut van vluchteling in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie;6° onderdaan zijn van om het even welk anderhand, verbonden met België door een internationaal verdrag of een akte van een internationale instelling dat hem een recht inzake beroepsvestiging toekent. De categorieën personen als bedoeld in 3°, 4°, 5° en 6° beogen slechts de vergunningaanvrager die een natuurlijk persoon is en de persoon of de personen die belast zijn met het dagelijks beheer van een rechtspersoon.
De personen als bedoeld in 2°, 3°, 4°, 5° en 6° worden gelijkgesteld met de onderdanen van een lidstaat van de Europese Unie, behoudens voor de toepassing van de bepalingen in hoofdstuk VIII van dit besluit.
Art. 7.§ 1 De vergunningaanvrager, wanneer het gaat om een natuurlijk persoon, of de perso(o)n(en) belast met het dagelijkse beheer, wanneer het gaat om een rechtspersoon, moet(en) aan één van de volgende voorwaarden voldoen : 1° houder zijn van een titel van bachelor of master in toerisme afgeleverd via een diploma uitgereikt door of erkend in de Franse Gemeenschap of in de Vlaamse Gemeenschap en beschikken over een relevante ervaring van minstens een jaar in de sector van de reisagentschappen in ten hoogste de tien jaar die de aanvraag voor een vergunning voorafgaan;2° houder zijn van een titel van bachelor of van master, niet van toerisme, geattesteerd door een diploma uitgereikt door of erkend in de Franse Gemeenschap of in de Vlaamse Gemeenschap en beschikken over een relevante ervaring van minstens twee jaar in de sector van de reisagentschappen in ten hoogste de tien jaar die de aanvraag voor een vergunning voorafgaan;3° houder zijn van een getuigschrift van reisagent uitgereikt krachtens een decreet of een besluit van de Franse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschapscommissie, van het Waals Gewest of van de Vlaamse Gemeenschap en over een relevante ervaring van twee jaar in de sector van de reisagentschappen beschikken in ten hoogste de tien jaar die de aanvraag voor een vergunning voorafgaan;4° beschikken over een relevante ervaring van vijf opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider in België of in een andere lidstaat van de Europese Unie dan België of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn op deze landen van toepassing is, in ten hoogste de tien jaar die de vergunningsaanvraag voorafgaan. § 2. In afwijking van § 1, wordt de onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie, of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn op deze landen van toepassing is, die de activiteit van reisagentschap in een andere lidstaat dan België heeft uitgeoefend vermoed te beantwoorden aan de vereisten met betrekking tot beroepsvaardigheden als bedoeld in § 1, indien hij de activiteit heeft uitgeoefend : 1° ofwel gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of in de hoedanigheid van bedrijfsleider wanneer de aanvrager van de vergunning bewijst dat hij voor de activiteit in kwestie, een voorafgaande opleiding genoten heeft van minstens drie jaar afgesloten door een getuigschrift erkend door de lidstaat;2° ofwel gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of in de hoedanigheid van bedrijfsleider, wanneer de aanvrager van de vergunning bewijst dat hij voor de activiteit in kwestie, een voorafgaande opleiding genoten heeft van minstens twee jaar afgesloten door een getuigschrift erkend door de lidstaat;3° ofwel gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of in de hoedanigheid van bedrijfsleider, wanneer de aanvrager van de vergunning bewijst dat hij de activiteit in kwestie als loontrekkende gedurende minstens vijf jaar heeft uitgeoefend;4° ofwel gedurende vijf opeenvolgende jaren als loontrekkende, wanneer de aanvrager van de vergunning bewijst dat hij voor de activiteit in kwestie, een voorafgaande opleiding genoten heeft van minstens drie jaar afgesloten door een getuigschrift erkend door de lidstaat;5° ofwel gedurende zes opeenvolgende jaren als loontrekkende, wanneer de aanvrager van de vergunning bewijst dat hij voor de activiteit in de sector van de reisagentschappen, een voorafgaande opleiding genoten heeft van minstens twee jaar afgesloten door een getuigschrift erkend door de lidstaat. In de gevallen als bedoeld in de punten 1 en 4, mag deze activiteit niet langer dan tien jaar vóór de voorlegging van het volledige dossier van de aanvrager van de vergunning een einde genomen hebben. § 3. De onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie, of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn op deze landen van toepassing is, die geen begunstigde is van het automatische erkenningssysteem zoals voorzien in § 2 van dit artikel, en die beschikt over een attest van vaardigheden of een opleidingstitel voorgeschreven door een andere lidstaat dan België om toegang te krijgen tot het beroep van reisagent op het grondgebied van deze Staat, wordt geacht tegemoet te komen aan de voorwaarden zoals bedoeld in § 1.
De vaardigheidsattesten of de opleidingstitels waarover hij beschikt en die door een andere lidstaat dan België worden voorgeschreven, moeten echter : 1° door een bevoegde instantie uitgereikt zijn en 2° een niveau van beroepskwalificering attesteren dat minstens gelijk is aan het niveau onmiddellijk onder datgene vereist in § 1, namelijk : a)ofwel een niveau van post-secundair onderwijs met een minimale duur van één jaar of met een gelijkwaardige deeltijdse duur; b)ofwel een niveau verkregen dankzij een opleiding met bijzondere structuur gelijk aan het niveau van post-secundair onderwijs met een minimale duur van één jaar of een gelijkwaardige aan deeltijdse duur. § 4. De onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie dan België, of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de Richtlijn van toepassing is op deze landen, die geen begunstigde is van het automatische erkenningssysteem zoals voorzien in § 2 van dit artikel, en die het beroep van reisagent in een lidstaat heeft uitgeoefend die dit beroep niet reglementeert, wordt geacht tegemoet te komen aan de voorwaarden vastgesteld in § 1 van dit artikel, indien hij bewijst: 1° dat hij voltijds het beroep van reisagent heeft uitgeoefend gedurende minstens twee jaar in de loop van de tien voorgaande jaren in een andere lidstaat die dit beroep niet reglementeert, en 2° dat hij een of meerdere vaardigheidsattesten of één of meer opleidingstitels bezit die : a)door een bevoegde instantie in een lidstaat werd(en) uitgereikt; b)een niveau van beroepskwalificatie attesteren dat minstens gelijk is aan het niveau onmiddellijk onder datgene vereist in § 1 van dit artikel, namelijk: c)1. ofwel een niveau van post-secundair onderwijs met een minimale duur van een jaar of met een gelijkwaardige deeltijdse duur; 2. ofwel een niveau verkregen dankzij een opleiding met bijzondere structuur gelijk aan het niveau van post-secundair onderwijs met een minimale duur van een jaar of een gelijkwaardige deeltijdse duur. d)de voorbereiding van de houder van het attest of van de titel op de uitoefening van het beroep van reisagent bevestigen.
De twee jaar professionele ervaring als bedoeld in 1° zijn echter niet vereist wanneer de opleidingstitel(s) die in het bezit zijn van de aanvrager van de vergunning een gereglementeerde opleiding afsluiten. § 5. Wordt gelijkgesteld met een opleidingstitel, in de betekenis van dit artikel : 1° elke opleidingstitel of alle opleidingstitels die door een bevoegde instantie in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie werden afgeleverd, zodra deze een verworven opleiding in de Europese Unie of in de ruimte van de Europese Vrijhandelsassociatie afsluit, erkend door deze lidstaat als zijnde van gelijk niveau en deze dezelfde rechten voor toegang tot het beroep van reisagent of de uitvoering van deze verleent, of voorbereidt op dit beroep;2° iedere beroepskwalificatie die, zonder te beantwoorden aan de voorziene vereisten door de wetgevende, reglementaire of administratieve bepalingen van de lidstaat van oorsprong van de betrokkene voor de toegang tot het beroep van reisagent of zijn uitoefening, aan de houder ervan rechten verleent verworven krachtens deze bepalingen.Dit is in het bijzonder van toepassing in het geval dat de lidstaat van oorsprong het opleidingsniveau dat vereist is voor de toegang tot het beroep of zijn uitoefening verhoogt en dat een persoon, die de voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die niet meer aan de vereisten van de nieuwe kwalificatie beantwoordt, geniet van verworven rechten krachtens wettelijke, reglementaire of administratieve bepalingen; in dit geval wordt de voorafgaande opleiding, voor de toepassing van §§ 2, 3 en 4 van dit artikel, geacht in overeenstemming te zijn met het niveau van de nieuwe opleiding. § 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen, worden zowel de voltijdse als deeltijdse prestaties in aanmerking genomen, met dien verstande dat de totale duur van de deeltijdse werktijd moet overeenstemmen met de ervaring vereist in een voltijdse betrekking zoals vereist in deze paragrafen. § 7. De door de Regering aangestelde ambtenaar evalueert het beschikken over de vereiste beroepskwalificaties op basis van één of meerdere volgende documenten : 1° de diploma's, getuigschriften van bekwaamheid of opleidingstitels;2° een verklaring op eer van de huidige of vroegere werkgever of opdrachtgever;3° getuigenissen;4° elk document dat als bewijs aanvaard wordt door de door de Regering aangestelde ambtenaar.
Art. 8.§ 1. De vergunningaanvrager, of het nu gaat om een natuurlijk persoon of om een rechtspersoon, moet de samenstelling in zijn voordeel van een borgsom rechtvaardigen van : 1° 10.000 euro, wanneer de onderneming geen enkele medewerker tewerkstelt of één of 2 medewerkers voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt; 2° 15.000 euro, wanneer de onderneming 3 tot 5 medewerkers voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt; 3° 20.000 euro, wanneer de onderneming 6 tot 10 medewerkers voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt; 4° 25.000 euro, wanneer de onderneming meer dan 10 medewerkers, voltijds of daarmee gelijkgestelde werknemers tewerkstelt, verhoogd met 7.500 euro per bijhuis; 5° als de onderneming haar reizen tegen een vaste som of verblijven tegen een vaste som overwegend verkoopt door toedoen van andere reisagentschappen, voor ten hoogste 20 medewerkers voltijds of gelijk aan voltijds : 50.000 euro vermeerderd met 25.000 euro voor elke groep van 10 medewerkers voltijds of gelijk aan voltijds.
De vereiste borgsom mag echter niet hoger dan 300.000 euro zijn. § 2. Voor toepassing van § 1, wordt er rekening gehouden met de medewerkers die in de hoofdzetel en in de bijkantoren van de onderneming gevestigd op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tewerkgesteld zijn op het moment van de indiening van de aanvraag en, vervolgens, op 1 juli van elk jaar. § 3. De borgsom moet worden aangepast wanneer een nieuw bijhuis geopend wordt die een verhoging van het aantal medewerkers met zich meebrengt, en dit ten laatste voor het verstrijken van de maand juli die op de opening van dit bijhuis volgt.
Art. 9.De borgtocht neemt ofwel de vorm aan van een hoofdelijke borg van een financiële instelling of van een verzekeringsmaatschappij, ofwel van een deposito bij een deposito- en consignatiefonds.
Art. 10.De vergunningaanvrager moet over vaste lokalen, toegankelijk voor het publiek, beschikken die het mogelijk maken om de activiteit op een voor het publiek herkenbare manier uit te oefenen. HOOFDSTUK IV. - Procedure van toekenning van vergunningen
Art. 11.§ 1. De vergunningsaanvraag wordt met een aangetekende zending bij de door de Regering aangestelde ambtenaar ingediend door middel van een formulier waarvan de vorm door de Minister wordt vastgesteld. § 2. De vergunnningsaanvraag moet vergezeld gaan van de volgende documenten : 1° een officieel identiteitsdocument van de aanvrager als het gaat om een natuurlijk persoon, bestuurders of zaakvoerders indien het gaat om een rechtspersoon, alsook van de perso(o)n(en) belast met het dagelijkse beheer van de onderneming;2° een uittreksel uit het strafregister hoogstens drie maanden geleden afgeleverd op naam van de aanvrager van de vergunning, en van de bestuurders of zaakvoerders indien het gaat om een rechtspersoon, alsook in naam van de perso(o)n(en) belast met het dagelijkse beheer van de onderneming; Wanneer de betrokkene onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, kan het uittreksel uit het strafregister vervangen worden door om het even welk document dat uitgaat van een bevoegde instantie van de Staat van oorsprong waaruit op te maken valt dat de aanvrager, of, in voorkomend geval, de bestuurders of zaakvoerders van de onderneming aan de vereiste van eerbaarheid beantwoorden.
Wanneer de documenten beoogd in 2° niet door de bevoegde instanties van de lidstaat van oorsprong van de aanvrager zijn afgeleverd, kunnen ze vervangen worden door een verklaring onder ede - of, in de Staten waar een dergelijke eed niet bestaat, door een plechtige verklaring - gedaan door de betrokkene voor een bevoegde juridische of administratieve instantie of, in voorkomend geval, voor een notaris of beroepsorganisatie gemandateerd door de lidstaat van oorsprong, die een attest zal afleveren dat getuigt van deze eed of van deze plechtige verklaring.
In het geval dat de formule van deze eed of van deze verklaring niet kan gebruikt worden door de aanvrager van de vergunning die onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, zal deze laatste van een geschikte gelijklopende formule gebruikmaken. 3° de bepalingen met betrekking tot de onderneming of de vereniging waarvan de wet de publicatie in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad voorschrijft, in hun meest recente staat; Deze bijlagen kunnen echter vervangen worden door een exemplaar van de statuten die behoorlijk voorzien zijn van de stempel van de griffie van de rechtbank van koophandel, voorafgaand aan hun publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Wanneer de betrokkene onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie, kan dit document vervangen worden door elk publiekelijk beschikbaar document met betrekking tot de onderneming of de vereniging waarvan de wet van deze Staat de publiciteit voorschrijft. 4° de certificaten, diploma's of andere documenten die van de beroepsvaardigheid van de aanvrager getuigen, indien het gaat om een natuurlijke persoon, of van de personen belast met het dagelijkse beheer indien het gaat om een rechtspersoon; Indien de aanvrager onderdaan is van een andere lidstaat van de Europese Unie dan België, of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de Richtlijn van toepassing is op deze landen, en indien hij denkt begunstigde te kunnen zijn van het automatische erkenningssysteem van beroepskwalificaties zoals bedoeld in artikel 7, § 2, legt hij documenten voor die getuigen van de beroepservaring en/of van het slagen in een voorafgaande opleiding zoals bedoeld door deze bepaling aantonen. 5° het bewijs van de zekerheidsstelling bij een deposito- en consignatiefonds of van de zekerheidsstelling door een hoofdelijke borg bij een financiële instelling of bij een verzekeringsmaatschappij;6° een kopie van de verzekeringsovereenkomst die de burgerlijke en beroepsaansprakelijkheid dekt en van de overeenkomst die de risico's van financiële insolventie dekt. § 3. Elke wijziging die een impact heeft op een van de elementen van de vergunningsaanvraag of van de begeleidende documenten, moet aan de door de Regering aangestelde ambtenaar met aangetekende zending worden meegedeeld, binnen een termijn van een maand na het optreden van de gebeurtenis. § 4. In geval van gerechtvaardigde twijfel kan de door de Regering aangestelde ambtenaar van de bevoegde instanties van een lidstaat een bevestiging eisen van de authenticiteit van de attesten en van de voorgelegde opleidingstitels door de aanvrager van de vergunning. § 5. In geval van gerechtvaardigde twijfel, wanneer een bevoegde instantie van een lidstaat een opleidingstitel heeft afgeleverd, met een opleiding die geheel of gedeeltelijk genoten werd in een instelling die wettelijk op het grondgebied van een andere lidstaat werd opgericht, heeft de door de Regering aangestelde ambtenaar het recht om bij het bevoegde organisme van de Staat na te kijken waar de afgifte heeft plaatsgevonden : 1° of de opleiding gegeven door de betrokken instelling formeel gecertificeerd werd door de onderwijsinstelling gelegen in de Staat waar de afgifte van de titel heeft plaatsgevonden;2° of de uitgereikte opleidingstitel dezelfde is als die die zou afgeleverd zijn indien de opleiding volledig in de Staat zou zijn gevolgd waar de afgifte van de titel heeft plaatsgevondenen;en 3° of de afgeleverde opleidingstitel dezelfde rechten van toegang verleent tot het beroep op het grondgebied van de Staat waar de afgifte van de titel heeft plaatsgevonden. HOOFDSTUK V. - Verplichtingen van de vergunninghouders
Art. 12.§ 1. De door de Regering aangestelde ambtenaar bezorgt aan de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2, § 1 en § 2 van de Ordonnantie, in zoveel exemplaren als de onderneming hoofdzetel en bijhuizen telt, een schild dat eigendom van het Gewest blijft.
Het model van schild wordt door de Minister bepaald. § 2. Het schild moet in de vestiging worden aangebracht dicht bij de ingang zichtbaar voor het publiek. § 3. In geval van intrekking of schorsing van de vergunning of bij het ophouden van de werkzaamheid, moeten de vergunning alsmede de schilden van de betrokken vestigingen teruggegeven worden binnen tien dagen na de verzending van de kennisgeving van de definitieve beslissing van intrekking of van schorsing of binnen tien dagen na het ophouden van de activiteit.
Art. 13.Zonder afbreuk te doen aan de andere wettelijke en reglementaire voorschriften inzake informatie, zijn de houders van een vergunning gehouden tot het naleven van de verplichtingen inzake informatie, zoals bepald in de artikelen 22, 23, 24 en 25 van de Ordonnantie van 19 mei tot gedeeltelijk omzetting van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de diensten in het Brussels Hoofdsteleijk Gewest.
De dienstenverleners zijn, mutatis mutandi, gehouden tot het naleven van dezelfde verplichtingen.
Art. 14.De houder van een vergunning is ertoe gehouden : 1° tegenover zijn klanten : a) de juiste en nodige inlichtingen betreffende de prijzen en de voorwaarden van een reis of van een verblijf te geven;b) de, in de voorziene voorwaarden, diensten te verstrekken waartoe hij zich verplicht heeft;c) het geheim te bewaren van al de voorwaarden van een reis of verblijf, zelfs als deze reis of verblijf niet doorging, tenzij hij onderrichtingen van de klant daaromtrent heeft ontvangen, tenzij hij opgeroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen of de wet hem verplicht die voorwaarden bekend te maken; d)de door een klant gestorte fondsen niet te gebruiken voor andere doeleinden dan die van de onderneming en de aan klanten verschuldigde fondsen zonder verwijl terug te bezorgen; e)geen beroep te doen op leveranciers of onderaannemers die niet de betrouwbare beroeps- of morele waarborgen bieden. 2° tegenover zijn leveranciers : a) de sommen die hen toekomen over te maken binnen de overeengekomen termijnen, zoniet, binnen de gebruikelijke termijnen;b) inzake ontbinding van overeenkomsten, de overeengekomen termijnen te eerbiedigen, zoniet, de gebruikelijke termijnen. HOOFDSTUK VI. - Gebruik van de borgtocht
Art. 15.§ 1. De borgtocht dient uitsluitend tot zekerheidstelling van de beroepsverbintenissen aangegaan bij de uitoefening van de werkzaamheden gedekt door de vergunning. Hij kan echter niet dienen ter betaling van schuldeisers reeds voorzien van een andere waarborg, binnen de perken hiervan. § 2. De borgtocht mag alleen worden gebruikt als de betaling van de gewaarborgde schuldvorderingen werd gevorderd overeenkomstig de procedure zoals voorzien in de artikels 16 tot 21.
Deze procedure is eveneens geldig in geval van faillissement van de onderneming.
Art. 16.Ten laatste binnen de twaalf maanden van de uitvoering van de prestatie die aanleiding heeft gegeven tot de schuldvordering gewaarborgd door de borgtocht, stuurt de schuldeiser een aanmaning aan de schuldenaar of, in voorkomend geval aan de curator of vereffenaar, en stuurt hij een afschrift hiervan, vergezeld van het afschrift van de onbetaalde facturen, aan de door de Regering aangestelde ambtenaar.
De aanmaning moet gemotiveerd zijn en moet de berekening van het gevorderde bedrag in detail weergeven.
Binnen de tien dagen na ontvangst van het afschrift van de aanmaning stuurt de door de Regering aangestelde ambtenaar een verwittiging aan de schuldenaar waarbij hem wordt herinnerd aan de bepalingen van artikel 17 en zendt, desgevallend, een afschrift aan de hoofdelijke borg.
Deze briefwisseling geschiedt door middel van aangetekende zending.
Art. 17.§ 1. Indien binnen tien dagen van de ontvangstmelding van de verzending van de verwittiging zoals bedoeld in artikel 16, de door de Regering aangestelde ambtenaar vanwege de schuldenaar of vanwege de hoofdelijke borg geen aangetekende zending ontvangen heeft waarbij hij, hetzij kennis krijgt van het bewijs van de betaling, hetzij van de kennisgeving dat de schuldvordering of de waarborg ervan geheel of gedeeltelijk betwist wordt, wordt de schuldvordering beschouwd als zeker, vaststaand, opeisbaar en gewaarborgd voor het nietbetaalde en nietbetwiste gedeelte. De borgtocht wordt overeenkomstig § 2 aangewend. § 2. Wanneer de borgtocht moet gebruikt worden, geeft de door de Regering aangestelde ambtenaar de Deposito- en Consignatiekas of, al naar het geval, de hoofdelijke borg, onderrichtingen, bij aangetekende zending, de schuldeiser te betalen voor het bedrag dat hij onbetwistbaar binnen een termijn van vijftien dagen verschuldigd acht.
De hoofdelijke borg beschikt voor de betaling over een termijn van tien dagen te rekenen van de ontvangstmelding van de verzending van de aangetekende zending van de door de Regering aangestelde ambtenaar. De hoofdelijke borg moet, binnen dezelfde termijn, bij aangetekende zending, van die betaling kennis geven aan de door de Regering aangestelde ambtenaar en hem het bewijs ervan overmaken. § 3. De door de Regering aangestelde ambtenaar geeft de schuldeiser kennis van de betaling van de schuldvordering.
In geval van betwisting van de schuldvordering door de schuldenaar, deelt de door de Regering aangestelde ambtenaar aan de schuldeiser mee dat hij zijn rechten op de borgtocht kan uitoefenen door de gewone wettelijke middelen.
Het geval dat de schuldeiser de betaling tegenspreekt en het geval dat de hoofdelijke borg zijn verplichtingen niet nakomt binnen de in § 2 bepaalde termijn, worden geacht betwistingen te zijn.
Art. 18.Indien de borgtocht werd gebruikt overeenkomstig artikel 17, moet de vergunninghouder, overeenkomstig de artikels 8 en 9, zonder ertoe uitgenodigd te zijn, de voormelde borgtocht opnieuw samenstellen binnen tien dagen.
Art. 19.§ 1. De aanvragen voor aanwending worden naargelang hun ontvangst behandeld en uitgevoerd waarbij de postdatum als bewijs geldt. § 2. Wanneer de borgtocht ontoereikend is om al de schuldeisers te betalen die de betaling hebben gevraagd van hun schuldvordering overeenkomstig artikel 17, en die dezelfde poststempel dragen, dan geschiedt de verdeling bij omslag. § 3. In afwijking van §§ 1 en 2 moet er in geval van faillissement of van deficitaire vereffening van het reisagentschap tot verdeling bij omslag overgegaan worden tussen alle schuldeisers die de betaling overeenkomstig artikel 17 hebben gevraagd.
Art. 20.Iedere bestelbon en iedere factuur uitgaande van een vergunninghouder moet op de voorzijde of op de ommezijde, voor zo ver op de voorzijde een duidelijke verwijzing staat, de volgende gegevens vermelden : 1° het licentienummer waaronder het reisagentschap geregistreerd is;2° dat zijn beroepsverbintenissen gedekt zijn door de borgtocht onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden, 3° het bedrag van de borgtocht, en 4° dat de borgtocht enkel kan aangewend worden na verzending van een aangetekende zending van een aanmaning aan de schuldenaar en van een afschrift van deze aanmaning aan de door de Regering aangestelde ambtenaar.
Art. 21.§ 1. De borgtocht is bevrijd in de gevallen en op de data die hierna zijn bepaald : 1° In geval van werkelijke en definitieve stopzetting van de werkzaamheden die door de vergunning zijn gedekt, wordt de borgtocht bevrijd op de dag dat de door de Regering aangestelde ambtenaar de aangetekende zending ontvangt van de vergunninghouder, waarbij hem kennis wordt gegeven van de stopzetting van die werkzaamheden;2° Als de hoofdelijke borg beslist zich van zijn verplichtingen te ontdoen, dan wordt de borgtocht na het verstrijken van een termijn van drie maanden bevrijd, ingaande op de dag dat de door de Regering aangestelde ambtenaar de aangetekende zending ontvangt, waarbij hem kennis wordt gegeven van die beslissing. § 2. De borgtocht blijft bestaan gedurende de zes maanden na de datum van de bevrijding teneinde de schuldvorderingen die vóór zijn bevrijding zijn ontstaan en waarvan de betaling overeenkomstig de artikels 16 en 17 werd gevorderd, te waarborgen. HOOFDSTUK VII. - Statistieken
Art. 22.De houder van een vergunning moet ieder jaar de inlichtingen in verband met het toeristische bedrijf verstrekken welke de door de Regering aangestelde ambtenaar van hem vraagt.
Die inlichtingen zijn vertrouwelijk en enkel bestemd voor statistische doeleinden met betrekking tot de sector van de reisagentschappen. HOOFDSTUK VIII. - Dienstenverlener
Art. 23.§ 1. De geschreven voorafgaande verklaring, zoals bedoeld in artikel 3 van de Ordonnantie, wordt via aangetekende zending naar de door de Regering aangestelde ambtenaar verzonden. Deze kan worden geschreven met behulp van een formulier dat is vastgesteld door de Minister.
De geschreven voorafgaande verklaring bevat, naast de documenten zoals bedoeld in artikel 3, § 1, derde lid van de Ordonnantie, de volgende inlichtingen en documenten : 1° een afschrift van de overeenkomst of overeenkomsten van beroepsaansprakelijkheidsverzekering van de dienstenverlener, afgesloten bij een verzekeringsorganisme in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie zodra de richtlijn op deze landen van toepassing is;2° het bewijs van voldoende garanties voor het vrijwaren van de naleving van de verplichtingen van de dienstenverlener ten aanzien van zijn cliënten in geval van financiële insolventie. § 2. De dienstenverlener wordt onderworpen aan : 1° de deontologische regels omschreven in artikel 14;2° de verplichting om aan de door de Regering aangestelde ambtenaar de inlichtingen te verstrekken die betrekking hebben op het toeristische bedrijf, overeenkomstig artikel 22.
Art. 24.De door de Regering aangestelde ambtenaar kan aan de bevoegde instanties van de Staat of van het Gewest van oorsprong van de dienstenverlener, voor elke dienstenverstrekking, alle relevante inlichtingen vragen met betrekking tot de wettelijkheid van de vestiging en het goed gedrag van de dienstenverlener alsook over de afwezigheid van enige strafrechtelijke sanctie of tuchtmaatregel van professionele aard.
In geval van klacht van de kant van de ontvanger van een dienst ten aanzien van een dienstenverlener, ziet de door de Regering aangestelde ambtenaar erop toe dat deze klacht correct behandeld wordt en dat de ontvanger van de dienst wordt ingelicht over het vervolg dat aan de klacht gegeven wordt. HOOFDSTUK IX. - Uitvoering en controle
Art. 25.De door de Regering aangestelde ambtenaar is de Directeur-generaal van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
In geval van diens afwezigheid, is de door de Regering aangestelde ambtenaar de Secretaris-generaal of de Adjunct-secretaris-generaal van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 26.De directeur, de attachés, de assistenten en de adjuncten van de Economische Inspectie van het Bestuur Economie en Werkgelegenheid van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn belast met het toezicht op de naleving van de door of overeenkomstig de Ordonnantie vastgestelde regels. HOOFDSTUK X. - Intrekkings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 27.Onverminderd artikel 28, wordt het koninklijk besluit van 30 juni 1966 betreffende het statuut van de reisbureaus opgeheven.
Art. 28.Elke natuurlijke of rechtspersoon die een vergunning van categorie B en C bezit op het moment van inwerkingtreding van dit besluit mag de activiteit van reisagentschap verder uitoefenen volgens de bepalingen van zijn vergunning.
Art. 29.Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een vergunning bezit toegekend onder het stelsel dat van toepassing was voor de inwerkingtreding van de Ordonnantie en van dit besluit, beschikt over een termijn van 6 maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit om de borgtocht overeenkomstig de artikelen 8 en 9 in te stellen.
Art. 30.De Ordonnantie, met uitzondering van artikel 11, eerste lid, 1°, dat in werking is getreden op 3 augustus 2011, treedt in werking op de volgende dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste lid heeft artikel 11, tweede lid, van de Ordonnantie uitwerking met ingang van 3 augustus 2011.
Dit besluit treedt in werking op de volgende dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 31.De Minister van Economie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 27 september 2012.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Economie, Werkgelegenheid, Buitenlandse Handel en Wetenschappelijk Onderzoek, B. CEREXHE