Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2012
gepubliceerd op 27 augustus 2012

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van de procedure tot gedeeltelijke wijziging, wegens openbaar nut, van het gewestelijk bestemmingsplan met het oog op de verwezenlijking van het project genaamd « Huis van de Europese Geschiedenis » in het Eastmangebouw in het Leopoldpark te Brussel

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2012031646
pub.
27/08/2012
prom.
19/07/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JULI 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot instelling van de procedure tot gedeeltelijke wijziging, wegens openbaar nut, van het gewestelijk bestemmingsplan met het oog op de verwezenlijking van het project genaamd « Huis van de Europese Geschiedenis » in het Eastmangebouw in het Leopoldpark te Brussel


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op artikel 39 van de gecoördineerde Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, I, 1;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen;

Gelet op het Brussels Wetboek van de Ruimtelijke Ordening (hierna het « BWRO ») inzonderheid op de artikelen 27, 175 en 188, 5e lid, alsook op bijlage D;

Gelet op het gewestelijk ontwikkelingsplan (hierna het « GEWOP ») goedgekeurd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 september 2002, en meer bepaald op punt 3 van prioriteit 10;

Gelet op het gewestelijk bestemmingsplan (hierna het « GBP ») goedgekeurd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2001Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 03/05/2001 pub. 16/06/2001 numac 2001031193 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende sommige bepalingen betreffende het personeel van Net Brussel, Gewestelijk Agentschap voor Netheid sluiten;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 november 1979 houdende randschikking als landschap van het geheel gevormd door het park Leopold en zijn omgeving te Brussel, met uitzondering van het Georges Eastmangebouw;

Gelet op de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning die op 16 december 2011 door het Europees Parlement ingediend is bij de gemachtigde ambtenaar van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende de wijziging en de uitbreiding van het Georges Eastmangebouw om het toekomstige « Huis van de Europese Geschiedenis » in te richten;

Gelet op het openbaar onderzoek dat van 26 mei tot 9 juni 2012 plaatsvond;

Gelet op de adviezen van de overlegcommissie van 19 juni en 3 juli 2012;

Overwegende dat het Georges Eastmangebouw in de jaren 1930 werd opgericht in het Leopoldpark, dat is gelegen tussen de Belliardstraat, de Etterbeeksesteenweg, de Maalbeekstraat en de Wiertzstraat; dat het Georges Eastmangebouw zich bevindt in de noordweststelijke rand van het park en grenst aan de Belliardstraat;

Overwegende dat het gebouw waarop de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, in het GBP ingedeeld is als gebied van collectief belang of van openbare diensten, als parkgebied en als gebied van culturele, historische, esthetische waarde of voor stadsverfraaiing;

Overwegende dat de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning door het voorwerp ervan deels afwijkt van de eisen die worden gesteld in het GBP, aangezien voorschrift 0.7, 2e lid, bepaalt dat de vestiging van uitrustingen van collectief belang of voor openbare diensten in parkgebieden slechts toegelaten is als ze de "gebruikelijke aanvulling » vormen van hun bestemming en erbij horen;

Dat de verwezenlijking van dit project in een parkgebied niet strikt voldoet aan deze eisen, aangezien het hierbij hoofdzakelijk gaat om de functies die beschreven worden in bijzonder voorschrift 12 van het GBP;

Overwegende dat het project van het Europees Parlement tot doel heeft een "Huis van de Europese Geschiedenis" te creëren dat is opgevat als een tentoonstellings-, documentatie- en informatiecentrum; dat het ontwerp een permanente tentoonstelling over de Europese geschiedenis, wisseltentoonstellingen zal moeten kunnen herbergen, alsook een informatiecentrum op te richten waarin de bezoekers diepgaande informatie over Europa's verleden en heden vinden;

Overwegende dat het Huis van de Europese Geschiedenis "een plek (moet) zijn die zowel onze herinnering aan de Europese geschiedenis als het proces van Europese eenwording koestert. Tegelijkertijd moet het alle huidige en toekomstige burgers van de Europese Unie de mogelijkheid bieden om de identiteit van Europa verder vorm te geven », aldus Hans-Gert Pöttering, Voorzitter van het Europees Parlement, in zijn inaugurale toespraak op 13 februari 2007;

Overwegende dat een kleine wijziging van de kaart van de bodembestemmingen van het GBP noodzakelijk is met het oog op de verwezenlijking van dit project, dat een algemeen belang en openbaar nut dient, gezien de verklaarde doelstellingen in het besluit van het Europees Parlement;

Dat het openbaar nut voortkomt uit de didactische en burgerzinverhogende functies van het project, waarvan het programma- en dienstenaanbod door zijn diversiteit voor iedereen interessant kan zijn;

Overwegende dat, volgens artikel 188, 5e lid, § 4 van het BWRO, de gemachtigde ambtenaar een stedenbouwkundige vergunning kan toekennen in afwijking van de verordenende voorschriften van het GBP van zodra er beslist werd dat plan te wijzigen met het oog op de verwezenlijking van handelingen en werken van openbaar nut die het voorwerp zijn van de aanvraag, voor zover twee voorwaarden vervuld worden, meer bepaald dat de bevoegde overheid, in de beslissing tot wijziging van het plan, aangetoond heeft dat de wijziging enerzijds enkel betrekking heeft op de bestemming van kleine gebieden op plaatselijk vlak en anderzijds niet van aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben rekening houdend met de in bijlage D van het BWRO opgesomde criteria;

Overwegende dat de wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan in onderhavig geval slechts betrekking heeft op de bestemming van een klein gebied op plaatselijk vlak, meer bepaald de binnenkoer van het Georges Eastmangebouw in het Leopoldpark in Brussel;

Overwegende dat beoordeeld moet worden of de beoogde wijziging al dan niet aanzienlijke gevolgen voor het milieu inhoudt, gelet op de criteria van bijlage D van het BWRO;

Dat men daartoe, om te beginnen, rekening moet houden met de eigenschappen van de wijziging die moet worden aangebracht in het het GBP;

Dat wat betreft de mate waarin het plan een kader vormt voor projecten en andere activiteiten met betrekking tot de ligging, de aard, omvang en gebruiksvoorwaarden alsmede wat betreft de toewijzing van hulpbronnen, wordt opgemerkt dat de voorgestelde wijziging slechts betrekking heeft op één specifiek project en dus geen kader vormt voor andere projecten of activiteiten;

Dat wat betreft de mate waarin het plan andere plannen en programma's, met inbegrip van die welke deel zijn van een hiërarchisch geheel, beïnvloedt, de vaststelling zich opdringt dat het GBP het hiërarchisch hoogste regelgevende plan vormt en dat de ontwerpwijziging voldoet aan de doelstellingen van het GEWOP (punt 3 van prioriteit 10);

Dat wat betreft de milieuaspecten en de relevantie van het plan voor de integratie van milieuoverwegingen, vooral met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling, de geplande wijziging rekening houdt met de bezorgdheid van de auteurs van de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning op het gebied van harmonieuze integratie van de architecturale wijzigingen van het project in zijn omgeving en duurzame ontwikkeling; dat het vellen van bomen niettemin werd afgeraden door de overlegcommissie, tevens met het oog op het milieubehoud;

Dat er ook dient gekeken te worden naar de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed;

Dat wat betreft de waarschijnlijkheid, duur, frequentie en omkeerbaarheid van de effecten; het begrensde karakter van het project, wat betreft ligging en volume, laat veronderstellen dat de milieu-effecten geen significant, terugkerend en onomkeerbaar karakter zullen hebben;

Dat wat betreft de cumulatieve aard van de effecten, het project niet van aard is een dergelijke cumulatie tot gevolg te hebben;

Dat wat betreft de grensoverschrijdende aard van de effecten, deze onbestaand is;

Dat wat betreft de risico's voor de menselijke gezondheid of het milieu, hetzelfde gezegd kan worden;

Dat wat betreft de orde van grootte en het ruimtelijk bereik van de effecten, het plan bijzonder beperkt is wat betreft ligging en dus impact;

Dat wat betreft de waarde en kwetsbaarheid van het gebied dat kan worden beïnvloed, er al in het begin komaf moet worden gemaakt met risico's inzake overschrijding van milieukwaliteitsnormen of grenswaarden, en risico's van intensief grondgebruik, en dit rekening houdend met de louter constructieve aard van het plan;

Dat, in het verlengde van deze denklijn, moet worden nagegaan of de voorgestelde wijziging geen aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de gebieden en landschappen die door een lidstaat, door de Gemeenschap, dan wel in internationaal verband als beschermd gebied zijn erkend, in het bijzonder wat betreft de verkleining van de oppervlakte, de opsplitsing, de aantasting van de structuur en de functies van de beschermde natuurlijke habitats en soorten, de verstoring van de beschermde soorten, de inperking van de dichtheid en de versnippering van de populaties van beschermde soorten, de wijzigingen in de instandhoudingindicatoren, de klimaatveranderingen, de aanpassing van de ecologische processen nodig voor de instandhouding van de beschermde natuurlijke habitats en populaties van soorten en de risico's voor de Natura 2000-gebieden (in het bijzonder door ongevallen);

Dat eveneens moet worden verzekerd dat er geen aanzienlijke gevolgen zullen zijn wat betreft de waarde en kwetsbaarheid van het gebied dat kan worden beïnvloed, gelet op bijzondere natuurlijke kenmerken of cultureel erfgoed;

Dat in dit opzicht, moet worden herinnerd aan het feit dat het bestaan van een beschermingsbesluit van een landschap op zich geen verbod inhoudt om in de beschermde perimeter handelingen en werken te verrichten waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is;

Dat artikel 232 van het BWRO een verbod inhoudt om handelingen en werken te verrichten die tot gevolg zouden hebben dat het landschap de waarde verliest die de bescherming rechtvaardigde of die zouden indruisen tegen de bijzondere voorwaarden van de bewaring;

Dat de overlegcommissie heeft erkend dat het stedenbouwkundig project zal leiden tot een opwaardering van de architecturale waarde van het Eastmangebouw, dat hoewel het zelf niet beschermd is, een belangrijk landschapselement van het beschermde landschap vormt; dat de pracht van het landschap vergroot wordt door de eigenschappen van dit gebouw te verbeteren en dat de compositiebeginselen hierdoor geenszins aangetast worden;

Dat de gevolgen van het project voor het park en de vegetatie derhalve niet "aanzienlijk" genoemd kunnen worden, integendeel;

Overwegende dat, gezien het voorgaande, de wijziging van het GBP geen aanzienlijke gevolgen voor het milieu zal inhouden, gelet op de criteria die zijn opgenomen in bijlage D van het BWRO;

Dat het project beoogt een sterke identiteit te geven aan het museum, met inachtneming van de architectuur van het Eastmangebouw en de aanleg van het Leopoldpark waarvan het gebouw al nagenoeg een eeuw deel uitmaakt;

Dat het project de renovatie van het Eastmangebouw koppelt aan de creatie van een moderne glazen uitbouw op de koer en op het dak, zodat slechts een zeer beperkt deel van het bestaande gebouw veranderd moet worden en de oorspronkelijke eigenschappen van het gebouw opgewaardeerd kunnen worden;

Dat de bezoeker dankzij de glazen dakuitbouw tijdens zijn bezoek geleidelijk aan de relatie tussen het museum en het omringende park kan ontdekken, zodat, zoals hierboven benadrukt, dit perspectief zal leiden tot een opwaardering van de landschappelijke eigenschappen van het park;

Dat de visuele impact op het park en de vegetatie beperkt is tot het maximum;

Overwegende dat op grond van artikel 27, § 2 van het BWRO evenwel het advies van de gewestelijke ontwikkelingscommissie en dat van het Brussels Instituut voor Milieubeheer ingewonnen dient te worden;

Dat deze adviezen, met betrekking tot het ontbreken van aanzienlijke gevolgen voor het milieu, binnen dertig dagen na de aanvraag van de Regering overgemaakt dienen te worden, bij ontstentenis waarvan deze geacht worden gunstig te zijn;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 27, § 2, derde lid van het BWRO, in het licht van de uitgebrachte adviezen bepaalt de Regering, in een met redenen omklede beslissing, of de plan-wijziging het voorwerp van een milieu-effectenrapport moet zijn;

Uitgaande van deze consideransen, Op voorstel van de minister-voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het principe van een gedeeltelijke wijziging van de kaart van de bodembestemmingen van het gewestelijk bestemmingsplan wordt goedgekeurd voor het gedeelte dat zoals getoond in de bijlage betrekking heeft, dat de binnenkoer van het Georges Eastmangebouw in het Leopoldpark in Brussel bevat, met het oog op de verwezenlijking van het zogenaamde « Huis van de Europese Geschiedenis » -project.

Art. 2.De Minister-President wordt belast met het inwinnen van het advies van de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie en dat van het Brussels Instituut voor Milieubeheer over het ontbreken van aanzienlijke gevolgen van de gedeeltelijke wijziging van het gewestelijk bestemmingsplan als bedoeld in het eerste artikel.

Art. 3.De Minister-President wordt belast met de uitvoering van deze beslissing.

Brussel, 19 juli 2012.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^