gepubliceerd op 23 augustus 2012
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de inrichting van de stembureaus
19 JULI 2012. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de inrichting van de stembureaus
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, artikel 33, gewijzigd bij de ordonnantie van 16 december 2011;
Gelet op de ordonnantie van 12 juli 2012 houdende de organisatie van de elektronische stemming voor de gemeenteraadsverkiezingen, artikel 8, derde lid, en artikel 15, § 1, vierde lid;
Op de voordracht van de Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.De inrichting van de stembureaus moet gebeuren op zulke manier dat het geheim van de stemming niet in het gedrang gebracht wordt;
Met dit doel werd een indicatief plan, specifiek in functie van het gebruikte stemsysteem, gevoegd bij dit besluit. De inrichting van de bureaus mag aangepast worden door de gemeentelijke administratie in functie van de werkelijke inrichting van het lokaal aangeduid om als stembureau gebruikt te worden.
De gemeenten die door de Regering werden aangewezen om gebruik te maken van het geautomatiseerde stemsysteem zoals georganiseerd door de wet van 11 april 1994 en die gebruik maken van het materiaal type Jites dienen zich te wenden tot het plan opgenomen in bijlage 1 van dit besluit.
De gemeenten die gebruik maken van het materiaal type Digivote hebben de keuze om zich te wenden tot het plan opgenomen in bijlage 1 of in bijlage 2 van dit besluit.
De gemeenten die door de Regering worden aangewezen om gebruik te maken van het systeem van elektronische stemming zoals georganiseerd door de ordonnantie van 12 juli 2012 houdende de organisatie van de elektronische stemming voor de gemeenteraadsverkiezingen, dienen zich te wenden tot het plan opgenomen in bijlage 3 van dit besluit.
Art. 2.Elk stembureau wordt door de gemeentelijke administratie uitgerust met het materiaal nodig voor de stemming, wat onder meer het volgende behelst : 1° de stemhokjes;2° het elektronisch stemsysteem;3° de tafels en zoveel stoelen als er leden van het bureau zijn.Deze moeten zo geplaatst worden dat de leden van het bureau kunnen toezicht houden op zowel de stemhokjes als de circulatie van de kiezers die zich in het stembureau bevinden; 4° indien nodig, een scheidingswand ter afscheiding van het stembureau en het wachtlokaal.
Art. 3.In elk stembureau zijn de stemhokjes zo ingericht en geplaatst dat elke kiezer zijn stem kan uitbrengen zonder tussenkomst noch onderbreking en met inachtneming van het geheim van zijn stem.
De principes waaraan de stemhokjes voldoen zijn de volgende : 1° de hoogte van de scheidingswanden van het stemhokje moet voldoende zijn om te beletten iemand binnen kan kijken;de binnenplaat moet voldoende breed en diep zijn zodat de stemcomputer er op een veilige manier op kan worden geplaatst; de ingang van de stemhokjes moet kunnen afgesloten worden door middel van een gordijn dat het zicht op de stemcomputer belet; 2° voor het overige blijven de technische bepalingen vervat in het ministerieel besluit van 10 augustus 1894 betreffende het kiesmaterieel, zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 13 mei 1963 en 6 mei 1980, van toepassing.
Art. 4.In de gemeenten bedoeld in artikel 1, laatste lid, moet elk stembureau zodanig opgesteld zijn dat er een wachtzone kan ingericht worden die zich minstens 1 meter van de stembus bevindt. Deze zone moet goed zichtbaar en duidelijk afgebakend zijn, ofwel door middel van op de grond te bevestigen zelfklevende plakband, ofwel door middel van afbakeningspanelen.
Art. 5.Elk stemcentrum moet toegankelijk zijn voor personen met een beperkte mobiliteit en moet voorzien zijn van minstens één aangepast stemhokje. Dit stemhokje bevindt zich in een stembureau of in de nabijheid ervan teneinde een gemakkelijk verkeer van kiezers die een bijstand vereisen, toe te staan. Deze aangepaste stemhokjes voldoen aan de normen zoals vastgesteld bij het ministerieel besluit van 10 augustus 1894 betreffende het kiesmaterieel, zoals gewijzigd door de ministeriële besluiten van 13 mei 1963 en 6 mei 1980.
Art. 6.De Minister tot wiens bevoegdheid de Plaatselijke Besturen behoren is belast met de uitvoering van onderhavig besluit Brussel, 19 juli 2012.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen en Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2012 betreffende de opstelling van de stembureaus.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2012 betreffende de opstelling van de stembureaus.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 juli 2012 betreffende de opstelling van de stembureaus.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE