Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 februari 2011
gepubliceerd op 18 maart 2011

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de rechtshulp aan de personeelsleden van bepaalde openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de schadeloosstelling van door hen opgelopen zaakschade

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2011031135
pub.
18/03/2011
prom.
24/02/2011
ELI
eli/besluit/2011/02/24/2011031135/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 FEBRUARI 2011. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de rechtshulp aan de personeelsleden van bepaalde openbare instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de schadeloosstelling van door hen opgelopen zaakschade


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 40, § 1, gewijzigd door de bijzondere wetten van 9 mei 1989, 5 mei 1993, 16 juli 1993, 5 april 1995, 4 december 1996, 4 mei 1999, deze van 13 juli 2001 en de bijzondere wet van 22 januari 2002;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op de instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11;

Gelet op de ordonnantie van 8 september 1994 houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor netheid, inzonderheid op artikel 8, § 2;

Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brussels Gewest, inzonderheid op artikel 27, § 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/03/1989 pub. 07/11/2014 numac 2014031896 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Koninklijk besluit tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer sluiten tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd door de wet van 16 juni 1989, inzonderheid op artikel 1, § 2;

Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8, tweede lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 maart 1991 houdende coördinatie van de wetten van 28 december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 9 en 16 Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 17, vierde lid, gewijzigd bij de ordonnantie van 29 januari 2001;

Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op de artikelen 23 en 34;

Gelet op de ordonnantie van 26 juni 2003 houdende oprichting van het Instituut ter Bevordering van het Wetenschappelijk Onderzoek en de Innovatie van Brussel, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 19 maart 2008;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 februari 2008;

Gelet op het protocol nr. 2008/12 van Sector XV van 16 juli 2008;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 24 juni 2008;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van 29 april 2008;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 9 mei 2008;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 7 april 2008;

Gelet op het advies nr. 46.523/2 van de Raad van State, gegeven op 25 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1 eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van de hierna volgende openbare instellingen : 1° het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° de instellingen van openbaar nut bedoeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 26 september 2002 houdende het administratief statuut en de bezoldigingsregeling van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;3° het Gewestelijk Agentschap voor Netheid; de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 1°op alle leden bedoeld in het besluit van 19 juli 2004 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de kabinetten van de leden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en van de Gewestelijke Staatssecretarissen. HOOFDSTUK II. - Rechtshulp

Art. 2.§ 1. Een rechtshulp wordt toegekend aan een personeelslid dat : 1° in rechte gedagvaard wordt of tegen wie de strafvordering wordt ingesteld wegens daden gesteld of verzuim bij de uitoefening van zijn functies;2° het slachtoffer is, bij de uitoefening van zijn functies, van een fysieke of materiële schade die niet vergoed is overeenkomstig hoofdstuk III. Aan het personeelslid dat een rechtsvordering instelt of klacht indient bij de gerechtelijke instanties kan rechtshulp worden toegekend wanneer het aangesproken wordt bij de uitoefening van zijn functies. § 2. De rechtshulp kan bestaan in : 1° een tenlastenneming, eventueel onder voorwaarde, van de honoraria en kosten van de door het personeelslid gekozen advocaat, alsook van de kosten inherent aan de gerechtelijke procedure;2° een tenlasteneming van de gerechtskosten waartoe het personeelslid in rechte veroordeeld wordt wegens feiten gepleegd of verzuim tijdens de uitoefening van zijn functies;3° in de terbeschikkingstelling van een advocaat.

Art. 3.Het personeelslid tegen wie het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of één van de genoemde instellingen, een vordering tot schadeloosstelling of een regresvordering instelt, kan geen beroep doen voor wat betreft voornoemde vordering op rechtshulp in het kader van dit besluit.

Het personeelslid dat een vordering tegen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of één van de genoemde instellingen, instelt kan voor wat betreft die vordering niet genieten van rechtshulp in het kader van dit besluit.

Voor wat betreft het personeelslid dat een vordering tegen een ander personeelslid van zijn instelling instelt, kan de rechtshulp in het kader van dit besluit voor die desbetreffende vordering worden geweigerd.

Art. 4.§ 1. De rechtshulp wordt geweigerd wanneer : 1° de feiten kennelijk geen verband houden met de uitoefening van de functies;2° kennelijk blijkt dat het personeelslid bedrog heeft gepleegd of een zware fout heeft begaan, of dat het, als slachtoffer, van meet af aan en zonder gegronde redenen de bij artikel 216ter, § 1, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde strafbemiddeling heeft geweigerd.3° voor feiten die zich voordoen tijdens de verplaatsing van het werk naar de woonplaats en omgekeerd en die geen verband houden met de uitoefening van de functie. § 2. Indien de hulp verleend is geworden op basis van een leugenachtige verklaring of van een verklaring die pertinente informatie heeft achtergehouden zodanig dat de hulp had moeten geweigerd worden overeenkomstig het eerste lid, wordt de terugbetaling van de honoraria en kosten geëist. § 3. De Regering kan afwijken van de bepalingen van dit artikel.

Art. 5.§ 1. Wanneer de rechtshulp werd geweigerd met toepassing van artikel 4 en uit een definitieve rechterlijke beslissing blijkt dat die weigering ongegrond was, heeft het personeelslid recht op de terugbetaling van de kosten die hij heeft gedragen om voor zijn verdediging in te staan, onverminderd de bepalingen van artikel 6, § 1, vierde lid, 7°.

Het personeelslid dient hiertoe, bij een aangetekende brief, een schriftelijke aanvraag in bij de leidende ambtenaar of diens gemachtigde. Bij deze aanvraag voegt hij een afschrift van de rechterlijke beslissing en de staat van honoraria en kosten die hij voor zijn verdediging heeft gemaakt, vergezeld van de bewijsstukken die er betrekking op hebben. § 2. Wanneer de rechtshulp werd verleend met toepassing van een bepaling die van artikel 4 afwijkt en, voor zover het personeelslid uitdrukkelijk ervan verwittigd werd op het ogenblik dat die hulp verleend wordt, kan de terugbetaling van de honoraria en kosten geëist worden indien uit de definitieve rechterlijke beslissing blijkt dat het personeelslid bedrog heeft gepleegd of een zware fout heeft begaan.

Art. 6.§ 1. Het in artikel 2, § 1, 1°, bedoeld personeelslid dat rechtshulp wenst, dient hiertoe een schriftelijke aanvraag in bij de leidende ambtenaar of diens gemachtigde.

Deze aanvraag geschiedt zo spoedig mogelijk na de kennisneming van de tegen hem gerichte vordering.

In spoedeisende gevallen kan de aanvraag via een ander communicatiemiddel geschieden, mits ze naderhand schriftelijk bevestigd wordt.

Deze aanvraag bevat : 1° de vermelding van de datum;2° de identiteit, de graad, alsook de gewone plaats van tewerkstelling van de aanvrager;3° een omstandige beschrijving van de zaak;4° een afschrift van de dagvaarding of van de akte van rechtsingang;5° de identiteit en de woonplaats van de eventuele getuigen;6° in voorkomend geval, de identiteit, de woonplaats en het telefoonnummer van de gekozen advocaat;7° een ontwerp van overeenkomst waarmee het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de rechten van het personeelslid treedt dat de rechtshulp bekomen heeft wat de honoraria van de gekozen advocaat en de gerechtskosten betreft.Krachtens die overeenkomst, kan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de honoraria van de advocaat onderzoeken en betwisten op basis van de verrichte prestaties en de gerechtskosten terugeisen van de tegenpartij alsook een eventuele procedurevergoeding.

De aanvraag eindigt met de woorden « Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring oprecht en volledig is ».

Indien het personeelslid in de onmogelijkheid verkeert om deze aanvraag zelf in te dienen, kan ze door een andere persoon worden ingediend. In dat geval, worden in de aanvraag eveneens de identiteit en hoedanigheid van deze persoon, alsmede de reden van de inplaatsstelling vermeld.

Uiterlijk vijftien werkdagen na ontvangst van de aanvraag, bij elke stap van de procedure, deelt de leidende ambtenaar of diens gemachtigde aan de aanvrager schriftelijk mee of de rechtshulp hem al dan niet en, in voorkomend geval, onder welke voorwaarden wordt toegekend; hij geeft de redenen van weigering of de opgelegde voorwaarden op. Bij gebrek van antwoord in deze termijn, wordt de beslissing gunstig geacht.

De leidende ambtenaar of diens gemachtigde stelt een einde aan de rechtshulp indien bewezen is dat de aanvraag een ernstig leugenachtig karakter vertoont of indien in de aanvraag pertinente informatie werd achtergehouden. In dit geval, zijn de bepalingen van artikel 4, § 2, in voorkomend geval, van toepassing. § 2. Het bij artikel 2, § 1, eerste lid, 2° en tweede lid, bedoeld personeelslid dat rechtshulp wenst, dient hiertoe zo spoedig mogelijk en uiterlijk, op straffe van onontvankelijkheid, vijftien dagen na het instellen van de rechtsvordering, bij een aangetekende brief, een aanvraag in, gericht aan de leidende ambtenaar of diens gemachtigde.

Het bepaalde in § 1, derde tot achtste lid, is van toepassing op deze aanvraag. § 3. Wanneer het in artikel 2, § 1, tweede lid, bedoeld personeelslid met zijn vordering of zijn klacht een louter morele schadevergoeding nastreeft, kan de leidende ambtenaar of diens gemachtigde, na de betrokkene gehoord te hebben, beslissen de honoraria van zijn advocaat niet ten laste te nemen, noch een advocaat te zijner beschikking te stellen.

Art. 7.Als de rechtshulp bestaat in de tussenkomst bedoeld bij artikel 2, § 2, 1°, en indien het personeelslid zijn advocaat beslist te vervangen, verwittigt hij onverwijld de leidende ambtenaar of diens gemachtigde. In dit geval wordt de bij artikel 6, § 1, vierde lid, 7°, bedoelde overeenkomst aangepast.

Art. 8.Als de rechtshulp bestaat in de tussenkomst bedoeld bij artikel 2, § 2, 1°, licht het personeelslid of zijn advocaat, de leidende ambtenaar of diens gemachtigde in over het verloop van het geding. HOOFDSTUK III. - Zaakschade

Art. 9.Op zijn aanvraag kan het personeelslid worden vergoed voor de schade aan goederen waarvan het eigenaar of houder is wanneer vastgesteld wordt dat de schade berokkend werd in verband met de uitoefening van zijn functies, met uitzondering van feiten die zich voordoen tijdens de verplaatsing van het werk naar de woonplaats en omgekeerd en die geen verband houden met de uitoefening van de functie.

Voor de schadeloosstelling kunnen voorwaarden worden gesteld ondermeer het neerleggen van een klacht of van een dagvaarding.

Art. 10.De schadeloosstelling is uitgesloten wanneer de schade te wijten is aan een opzettelijke fout, een zware fout begaan door het personeelslid of een lichte fout die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt.

Hetzelfde geldt, ten belope van het verleende of te verlenen bedrag, wanneer de schade werd of kan worden vergoed : 1° krachtens een verzekering die door het personeelslid of in zijn voordeel werd aangegaan, behoudens niet-betaling door de verzekeraar binnen een termijn van één jaar ingaande vanaf het ontstaan van de schade;2° als gerechtskosten in strafzaken. Indien de schadeloosstelling verleend is geworden op basis van een leugenachtige verklaring of van een verklaring die pertinente informatie heeft achtergehouden zodanig dat ze had moeten geweigerd worden, wordt de terugbetaling van de schadeloosstelling geëist.

De Regering kan afwijken van de bepalingen van dit artikel.

Art. 11.De in artikel 9 bedoelde aanvraag wordt slechts in aanmerking genomen voorzover het personeelslid, behoudens overmacht, binnen vijftien dagen na de vaststelling van de schade de dienst, die door de leidende ambtenaar of diens gemachtigde aangewezen wordt om de aanvragen te ontvangen, van het bestaan van de schade schriftelijk op de hoogte heeft gebracht.

Art. 12.§ 1. Het personeelslid richt, binnen dertig dagen van de vaststelling van de schade, een vergoedingsaanvraag tot de leidende ambtenaar of diens gemachtigde.

Die aanvraag wordt door de aanvrager ondertekend en omvat de volgende vermeldingen : 1° de vermelding van de datum;2° de identiteit, de graad, de gewone plaats van tewerkstelling, de woonplaats en het rekeningnummer van de aanvrager;3° een korte beschrijving van de omstandigheden waarin de zaakschade werd geleden, met vermelding van de datum en de plaats;4° een beschrijving van de geleden zaakschade, alsook de begroting van de residuele waarde van de beschadigde goederen of van de herstelkosten;5° de vermelding van de namen, de voornamen, het beroep en de woonplaats van eventuele getuigen en, in voorkomend geval, van de aansprakelijk geachte derde;6° in voorkomend geval, de vermelding dat proces-verbaal is opgemaakt, dat een klacht is ingediend tegen de aansprakelijk geachte derde of dat de aansprakelijk geachte derde in gebreke werd gesteld, in welk geval een kopie van de ingebrekestelling bij de aanvraag wordt gevoegd;7° in voorkomend geval, de vermelding van het feit dat het personeelslid zich burgerlijke partij heeft gesteld;8° de vermelding van de andere middelen waarover het personeelslid beschikt om herstel van de geleden schade te bekomen, of de vermelding van de ontstentenis ervan, evenals in voorkomend geval, de vermelding van de krachtens één of meer van deze middelen verkregen schadevergoeding;9° een ontwerp van overeenkomst waarmee het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in de rechten en vorderingen treedt van het personeelslid ten belope van de betaalde sommen. § 2. Bij de aanvraag worden de stukken gevoegd tot staving van de verschillende elementen ervan. § 3. De aanvraag eindigt met de woorden « Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring oprecht en volledig is ».

Art. 13.Onverminderd een latere rechterlijke uitspraak over het schadeverwekkende feit, bepaalt de leidende ambtenaar of diens gemachtigde, op grond van de bewijselementen aangevoerd door de belanghebbende en de concrete gegevens van de zaak, voor elk geval, het bedrag van de vergoeding dat hem zal worden uitgekeerd. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 14.Indien het personeelslid na rechtshulp te hebben aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, of de schadeloosstelling van de zaakschade, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III, op pensioen wordt gesteld, ontslag neemt, zijn hoedanigheid van ambtenaar verliest op grond van zijn medische ongeschiktheid of over geen arbeidsovereenkomst meer beschikt, blijven de rechtshulp of de schadeloosstelling hem verschuldigd. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 15.Voor de toepassing van dit besluit op de openbare instellingen, dienen de woorden « het Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen te worden door de woorden « de openbare instelling ».

Art. 16.De lopende rechtshulp en de lopende schadeloosstellingsdossiers bij de inwerkingtreding van dit besluit worden verder gezet overeenkomstig de reeds genomen beslissingen, onder voorbehoud dat de bepalingen van het tweede tot het vierde lid niet gunstiger zijn.

Behoudens in de bij artikel 3 bedoelde gevallen, heeft het personeelslid dat in rechte gedagvaard wordt of tegen wie de strafvordering wordt ingesteld wegens daden gesteld of verzuim bij de uitoefening van zijn functies of die een vordering ingesteld heeft ten gevolge van een fysieke of materiële schade bij de uitoefening van zijn functies vóór 1 januari 2007 en waarvan de beslissing nog geen kracht van gewijsde heeft op datum van de inwerktreding van dit besluit, die geen rechtshulp heeft bekomen in het gelijk wordt gesteld in de definitieve rechterlijke beslissing, recht op de terugbetaling van de kosten die hij heeft gedragen om voor zijn verdediging in te staan, onverminderd de bepalingen van artikel 6, § 1, vierde lid, 7°.

De rechtshulp kan toegekend worden, overeenkomstig de artikelen 2 tot 8, voor feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 januari 2007 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit. Ze kan niet worden toegekend voor feiten die zich hebben voorgedaan vóór 1 januari 2007, onder voorbehoud van de toepassing van het eerste en het tweede lid.

In afwijking van artikel 6 is de aanvraag ontvankelijk indien ze ingeleid wordt binnen zestig dagen die de inwerkingtreding van dit besluit volgen.

De schadeloosstelling kan toegekend worden, overeenkomstig de artikelen 9 tot 13, voor feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 januari 2007 en de datum van inwerkingtreding van dit besluit voor zover ze aan de leidende ambtenaar of diens gemachtigde verklaard werden binnen dertig dagen na het gebeuren van het feit.

Art. 17.De Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 24 februari 2011.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, J.-L. VANRAES De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Gewestelijke en gemeentelijke Informatica en de Haven van Brussel, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Economie, Tewerkstelling, Wetenschappelijk Onderzoek en Buitenlandse Handel, B. CEREXHE

^