19 JUNI 2008. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vastlegging van de procedure voor het onderzoek van de aanvragen tot het bekomen van een afwijking en de criteria voor toekenning ervan zoals bedoeld in artikel 7, § 2, van de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, het artikel 7, § 3, tweede en derde lid;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 9 april 2008;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 20 maart 2008;

Gelet op het advies 44.529/3 van de Raad van State, gegeven op 27 mei 2008, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : -Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer. - Regering : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. - Ordonnantie : de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen. - Eisen-Besluit : het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen. HOOFDSTUK 2. - Procedure voor het onderzoek

Art. 2.De verzoeken tot afwijking zijn slechts ontvankelijk indien ze nauwkeurig de argumenten en bewijzen vermelden die het mogelijk maken aan te tonen dat de naleving van de eisen technisch, functioneel of economisch niet haalbaar is.

Art. 3.§ 1. De verzoeken tot afwijking worden door de aanvrager per aangetekend schrijven in 2 exemplaren ingediend bij het Instituut. § 2. Het Instituut verstuurt een ontvangstbewijs voor het volledige dossier binnen de vijftien werkdagen na ontvangst van de aanvraag. § 3. Indien het dossier onvolledig is, brengt het Instituut de aanvrager op de hoogte van de ontbrekende documenten en gegevens.

Binnen de vijftien werkdagen na ontvangst van de ontbrekende documenten verstuurt het Instituut een ontvangstbewijs van het volledige dossier.

Art. 4.§ 1. Het Instituut onderzoekt het verzoek op basis van een volledig verklaard dossier binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum van het ontvangstbewijs van het volledige dossier. § 2. Het Instituut betekent zijn beslissing aan de verzoeker per aangetekend schrijven.

Het betekent deze beslissing ook aan het Bestuur Ruimtelijke Ordening en Huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BROH).

Art. 5.De beslissing over de gedeeltelijke of volledige afwijking is slechts geldig indien, op het moment van de effectieve toepassing ervan, de elementen die in de aanvraag worden beschreven identiek dezelfde zijn gebleven.

Art. 6.§ 1. Een beroep tegen het uitblijven van de beslissing of tegen de beslissing van het Instituut kan door de aanvrager worden ingediend bij de Regering. § 2. Dit beroep wordt per aangetekend schrijven betekend binnen de dertig dagen na ofwel de kennisgeving van de beslissing, ofwel het verstrijken van de termijn om uitspraak te doen. § 3. Binnen de vijf dagen na ontvangst van het beroep richt de regering een kopie ervan aan het Instituut, dat de Regering een kopie van het dossier bezorgt binnen de tien dagen na ontvangst van de kopie van het beroep.

Art. 7.§ 1. De beslissing van de Regering wordt betekend aan de partijen binnen de zestig dagen na de datum van verzending van het aangetekend schrijven met het beroep. Indien de partijen worden gehoord, wordt de termijn verlengd met vijftien dagen. Wanneer een van de partijen vraagt om gehoord te worden, worden ook de andere partijen uitgenodigd. § 2. Als de beslissing niet binnen de vastgestelde termijn wordt betekend, kan de aanvrager per aangetekend schrijven een herinnering sturen naar de Regering.

Art. 8.Een gedeeltelijke of volledige afwijking van de eisen op het vlak van isolatie en ventilatie zoals gedefinieerd in Eisen-besluit kan worden toegekend : 1° Om technische redenen, indien de werken problemen stellen op het vlak van de stabiliteit, de vuurvastheid, de lucht- of waterdichtheid van de wand of het gebouw, of indien er geen ander materiaal of product bestaat dat het mogelijk maakt aan de eis te voldoen.2° Om functionele redenen, indien isolatie- of ventilatiewerken of bijkomende werken die volgen op deze werken het gebruik van het gebouw in gevaar brengen, de architectuur bovenmatig aantasten of ertoe leiden dat de stedenbouwkundige verplichtingen niet worden nageleefd.3° Om economische redenen, indien de kosten van de isolatie- en ventilatiewerken, met inbegrip van de eventuele bijkomende werken die volgen op deze isolatie- en ventilatiewerken, drie malen hoger zijn dan de kosten van werken van dezelfde aard in een ander gebouw.

Art. 9.§ 1 Een gedeeltelijke of volledige afwijking van de naleving van de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk 2, deel I van Eisen-besluit kan worden toegekend om technische redenen indien de vermogensmodulatie van de ketelbrander technisch niet compatibel is met het bestaande rookafvoersysteem (slechte werking, gevaar) en om economische redenen indien alle oplossingen om hem af te stemmen kosten meebrengen die drie malen hoger zijn dan de kostprijs van de ketel zelf (met inbegrip van de brander). § 2 Een gedeeltelijke of volledige afwijking van de naleving van de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk 2, deel II van Eisen-besluit kan worden toegekend om functionele en economische redenen indien de dikte van de thermische isolatie die moet worden aangebracht voor de nieuwe leidingen vereist dat wanden worden verplaatst en/of afgebroken, of indien de uitrustingen kosten meebrengen die drie malen hoger zijn dan de kosten van de nieuwe leidingen die thermisch geïsoleerd worden. § 3 Een gedeeltelijke of volledige afwijking van de naleving van de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk 2, deel III van Eisen-besluit kan worden toegekend om economische redenen indien de motorisering van de afsluitvoorziening van de nieuwe (hydraulische of aëraulische) netwerken kosten meebrengt die niet in verhouding staan tot de kosten van deze nieuwe netwerken zelf. § 4 Een gedeeltelijke of volledige afwijking van de naleving van de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk 2, deel IV van Eisen-besluit kan worden toegekend om technische en economische redenen met betrekking tot de aanwezigheid van een optimizer indien, vergeleken met een kloktimer, de bijkomende energiebesparing die de optimizer teweegbrengt lager ligt dan 15 % van de energiebesparing die met een timer alleen zou worden verwezenlijkt, voor het betreffende bezettingsprogramma en de thermische inertie in het deel van het gebouw dat aangestuurd wordt. Indien de afwijking wordt aanvaard, dan moet een kloktimer worden voorzien. § 5 Een gedeeltelijke of volledige afwijking van de naleving van de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk 2, deel V van Eisen-besluit kan worden toegekend om functionele redenen met betrekking tot de meting in verband met de productie van warmte in het geval van twee brandstoffen of met betrekking tot de meting in verband met de luchtcirculatie indien het bewijs wordt geleverd dat een van de twee brandstoffen of de ventilator slechts worden gebruikt in uitzonderlijke gevallen. § 6 Een gedeeltelijke of volledige afwijking van de naleving van de eisen van bijlage VIII, hoofdstuk 2, deel VI van Eisen-besluit kan worden toegekend om economische redenen met betrekking tot de regeling van het verseluchtdebiet indien het bewijs wordt geleverd dat de energiebesparing die wordt bereikt door de doorlopende aanpassing van het debiet aan de effectieve menselijke bezetting wegens de variabele bezetting en het rendement van de warmteterugwinningsvoorziening, ligt lager dan 2 % van het jaarlijks energieverbruik van een ventilatiesysteem met vast luchtdebiet, en om functionele redenen indien de werken die nodig zijn voor de afstemming het gebruik van het gebouw in gevaar brengen, de architectuur bovenmatig aantasten of ertoe leiden dat de stedenbouwkundige verplichtingen niet worden nageleefd. HOOFDSTUK 3. - Slotbepaling

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 2 juli 2008.

De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die bevoegd is voor het Energiebeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 19 juni 2008.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De minister van Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK