Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 31 augustus 2006
gepubliceerd op 18 oktober 2006

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijzing van het besluit van 3 mei 2005 betreffende het in de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2006031466
pub.
18/10/2006
prom.
31/08/2006
ELI
eli/besluit/2006/08/31/2006031466/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

31 AUGUSTUS 2006. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijzing van het besluit van 3 mei 2005 betreffende het in de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2005 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen.

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij;

Gelet op het Samenwerkingsakkoord tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van landbouw en visserij; van 30 mast 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 mei 2006 Gelet op het overleg tussen de gewesten en de federale overheid op 24 april 2006 bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 15 mei 2006.

Gelet op advies nr. 40.866/1N van de Raad van State, gegeven op 27 juli 2006, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat Richtlijn 661401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen laatst gewijzigd werd bij Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004, en dat die richtlijn een verplichting inhouden om er zich binnen de voorgeschreven termijn naar te schikken;

Op voorstel van de Minister, tot wiens bevoegdheid landbouwbeleid behoort.

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1, § 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 mei 2005 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van groenvoedergewassen wordt opgeheven.

Art. 2.Artikel 4, § 2, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten of handelszaad, waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage 11 opgesomde voorwaarden, met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. Dat kan uitsluitend gebeuren als een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit, en als de naam en het adres van de eerste commerciële afnemer worden vermeld.

De leverancier moet in dat geval de kiemkracht waarborgen die is vastgesteld bij de voorlopige analyse door deze op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij aan te brengen. »

Art. 3.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 5.In afwijking van artikel 3, § 1 en § 2, kan de bevoegde entiteit aan de producenten toestemming verlenen om de volgende zaden in de handel te brengen : 1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De doeleinden waarvoor de vermelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de veepakkingen, evenals de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden vastgesteld door de minister.

In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen om negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu te voorkomen. Voor de milieurisicobeoordeling die daarvoor uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van toepassing. »

Art. 4.

Artikel 8.1°, f), van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « f) het is toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket; ».

Art. 5.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 11.§ 1. Zaad van groenvoedergewassen dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 17, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap en dat in een andere lidstate is geoogst, kan op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage 1 voor de categorie in kwestie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Als in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan de minister machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Zaad van groenvoedergewassen dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet : 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd in A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, 1 °;2° vergezeld zijn van een document dat voldoet aan de voerwaarden, opgesomd in C van bijlage V. § 3. Zaad van groenvoedergewassen dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap kan op verzoek officieel worden goedgekeurd als 1° het rechtstreeks afkomstig is van : a) basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap dat krachtens artikel 17, § 1, gelijkstelling heeft verkregen;b) de kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap als vermeld in a) ;2° het onderworpen is aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de categorie in kwestie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 17, § 1, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;3° bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage 11 voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.»

Art. 6.Artikel 17, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Zaaizaad van groenvoedergewassen, dat geen prebasiszaad is en dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mag enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, en dat het zaad in dat opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit.

Bovendien moeten, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden zijn vervuld, vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschap.

Art. 7.Artikel 18, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 1 Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij een algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard of handelszaad, en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de bevoegde entiteit, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, noch in de nationale rassencatalogus voorkomen tot de handel toelaten. »

Art. 8.Artikel 20 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 20.De bevoegde entiteit is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstneming, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig de bepalingen in artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 14;6° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht, zoals bepaald in artikel 20bis. De bevoegde entiteit is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, vermeld in artikel 3, § 3. »

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 20bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 20bis.De veldkeuring onder officieel toezicht als vermeld in artikel l, § 1, 3°, a), 4) en b), 4°, d), 5°, d), 6°, d), 7°, c), moet voldoen aan de volgende eisen : 1° de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht : a) ze moeten beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid;b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn.Dat houdt in dat ze beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen; d) zij voeren de keuringen onder officieel toezicht uit overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is ten minste 5 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de minister kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële veldkeuring overtreedt, zijn erkenning als vermeld in 1°, c, verliest.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet. »

Art. 10.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 22.§ 1. Het officiële zaadonderzoek of het zaadonderzoek onder officieel toezicht als vermeld in artikelen 1, § 1, 3°, a), 4), en b), 4), 5°, d), 6°, d), 7°, d), vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. § 2. Het zaadonderzoek onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen 1° zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn;2° het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevende zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium;die zaadcoetroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens worden afgesloten.

De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de overheden, bevoegd voor certificering, voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend; 3° het zaadcontrolelaboratorium moet aan een van de volgende kenmerken voldoen : a) een onafhankelijk laboratorium zijn;b) tot een zaadbedrijf behoren. In het in b) vermelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd ten behoeve van het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dit zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen; 4° de overheden, bevoegd voor certificering, oefenen op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontrole deugdelijk toezicht uit;5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht wordt een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen.Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. 6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële zaadcontrole.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet. "

Art. 11.Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 25.§ 1. Bij de uitoefening van de controle van de rassen, bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring en bij het onderzoek van handelszaad gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht als vermeld in artikelen 1, § 1, 3°, a), 4), en b), 4), 5°, d), 6°, d), 7°, d) volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 27 vermelde controles moet echter officieel gebeuren. § 2. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen, het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit. § 3. De bemonstering onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen : 1° zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe in de 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden door de overheden die bevoegd zijn voor certificering zijn gemachtigd;2° monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens worden afgesloten.3° monsternemers behoren tot een van de volgende categorieën : a) onafhankelijke natuurlijke personen;b) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen, die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;c) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die zaad produceren, telen of bewerken dan wel zaad in de handel brengen. In het in c) vermelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die ten behoeve van zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden, bevoegd voor certificering, anders is overeengekomen. 4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit.Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en met officieel toezicht worden uitgeoefend; 5° voor de doeleinden van het in 4° vermelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen.Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt tenminste 5 %. Die steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

De overheden, bevoegd voor certificering, vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen. 6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de in 1° vermelde erkenning van de officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële bemonstering.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet. »

Art. 12.In punt 6 van bijlage 1 bij hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad en gecertificeerd zaad vastgesteld door middel van hetzij officiële veldkeuringen, hamzij veldkeuringen die uitgevoerd zijn onder officieel toezicht. »

Art. 13.De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Landbouwbeleid B. CEREXHE

^