Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 09 december 2004
gepubliceerd op 13 januari 2005

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de criteria op basis waarvan een bodemonderzoek met een verkennend bodemonderzoek kan worden gelijkgesteld

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2004031559
pub.
13/01/2005
prom.
09/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/09/2004031559/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 DECEMBER 2004. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de criteria op basis waarvan een bodemonderzoek met een verkennend bodemonderzoek kan worden gelijkgesteld


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 12 mei 2004;

Gelet op het advies van de Economische en sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 27 mei 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 mei 2004;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 18 juni 2004;

Gelet op advies 37.414/3 van de Raad van State, gegeven op 6 juli 2004, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De criteria op basis waarvan een bodemonderzoek, uitgevoerd vóór 4 juli 2004, kan worden gelijkgesteld met een verkennend bodemonderzoek in de zin van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems, zijn gedefinieerd bij artikelen 2 en 3.

Art. 2.Wanneer één van de volgende criteria ontbreekt, wordt het vorige bodemonderzoek geweigerd en moet een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd overeenkomstig de ordonnantie betreffende het beheer van verontreinigde bodems dan wel een aanvullend onderzoek opgelegd om de bestaande gegevens te vervolledigen : 1° de geldigheidsduur van het bodemonderzoek bedraagt maximum vijf jaar indien er sinds de uitvoering van dat onderzoek geen activiteit meer op het terrein werd uitgeoefend en maximum één jaar indien de activiteit op het bewuste terrein werd voortgezet;2° het onderzoek wordt uitgevoerd door een adviesbureau dat in één van de drie gewesten van het land in de discipline « bodemveront-reiniging » erkend is;3° de analyses zijn uitgevoerd door een laboratorium dat in één van de drie gewesten van het land erkend is;4° het onderzoek is gebaseerd op een gedetailleerde voorgeschiedenis van het terrein en de in bedrijf of stopzetting zijnde exploitatie en omvat : a) het soort activiteit dat op het terrein wordt of werd uitgeoefend;b) de ligging van de verschillende installaties die op het terrein aanwezig zijn of waren;c) de wijziging van de plaats van de installaties;d) de ongevallen en incidenten die op het ogenblik van het onderzoek gekend zijn door de exploitant die de voorgeschiedenis voorlegt of door elke overheid die ingevolge de uitoefening van haar bevoegdheden over dergelijke informatie beschikt;e) de identificering en de lokalisering van de plaatsen met het grootste verontreinigingsrisico;5° het onderzoek omvat een duidelijk plan van de installaties en het terrein met een schaal, de windstreken en een zo nauwkeurig mogelijke aanduiding van de boorpunten en piëzometers;6° een beschrijving en verantwoording van de boorpunten/piëzometers, een beschrijving van het aantal stalen en van de wijze waarop deze werden geselecteerd, genomen, bewaard en geanalyseerd;7° de diepte van de boorpunten en de geanalyseerde stalen;8° de technische beschrijving van de piëzometers;9° de identificering van de verschillende grondwaterlichamen en de plaats ervan;10° de aanwezigheid of afwezigheid van een drijvende laag;11° een beschrijving van de lithologische profielen ontwikkeld bij elke boring.De lithologische beschrijving moet volgens een bepaald schema opgesteld zijn en de volgende elementen omvatten : a) lithologische beschrijving van de bodem met behulp van de grafische symbolen voor elk type bodem.De legende van de grafische symbolen dient duidelijk in het verslag te worden aangegeven; b) diepte van de boringen;c) plaats van de grondwater-lichamen;d) organoleptische waarnemingen betreffende de bodem, het grondwater en de verontreiniging;e) piëzometrische hoogten worden omgezet in geodetische hoogten volgens het nationaal referentiesysteem en in relatieve hoogten (ten opzichte van een referentiepunt op de site);12° het verslag met de ruwe analyseresultaten is gedateerd en door de verantwoordelijke van het laboratorium ondertekend.Het verslag bevat de data van de stalen alsook de data van ontvangst en analyse van de stalen in het laboratorium.

Art. 3.Wanneer één van de volgende criteria ontbreekt, moet aanvullende informatie worden verstrekt om het vorige bodemonderzoek met een verkennend bodemonderzoek te kunnen gelijkstellen : 1° de naam en het adres van de exploitant en van de eigenaar van het terrein;2° de naam en het adres van de deskundige die het bodemonderzoek heeft uitgevoerd;3° de kadastrale legger en het kadastraal plan van de percelen die het terrein vormen;4° de beschrijving van de huidige en toekomstige bestemming en het huidige en toekomstig gebruik van het terrein;5° gewestelijke of plaatselijke (hydro)geologische en hydrologische inlichtingen;6° waterwinningsputten die zich op het terrein en hydrologisch stroomopwaarts en stroomafwaarts bevinden, het pompdebiet van die putten en de maximale straal van de grondwaterverlagingsconus van elke put;7° de gebruikte boortechnieken en piëzometers;8° de normen die werden gehanteerd voor de beoordeling van de aangetroffen verontreiniging;9° de conclusies en opmerkingen over de aard en de omvang van de eventuele verontreiniging en over de noodzaak om al dan niet extra werken uit te voeren.

Art. 4.Dit besluit treed in werking op de dag zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 5.De Minister voor Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 december 2004.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu, Mevr. E. HUYTEBROECK

^