Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 03 juli 2003
gepubliceerd op 13 augustus 2003

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2003031370
pub.
13/08/2003
prom.
03/07/2003
ELI
eli/besluit/2003/07/03/2003031370/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JULI 2003. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, inzonderheid op artikel 6, § 1;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor bepaalde drukactiviteiten;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van 13 december 2002;

Gelet op de beslissing van de Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies nr. 34.746/3 van de Raad van State, gegeven op 3 juni 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Minister belast met Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemeenheden Doel en toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Dit besluit heeft de omzetting tot doel van richtlijn 1999/13/EG van de Raad van 11 maart 1999 inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen ten gevolge van het gebruik van organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties. Het heeft tot doel de directe en indirecte effecten van de emissie van vluchtige organische stoffen in het milieu, voornamelijk de lucht, en de mogelijke risico's voor de menselijke gezondheid te voorkomen of te verminderen door maatregelen vast te stellen en procedures in te voeren voor de installaties die opgenomen zijn in de rubrieken 82 en 83 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, II en III met toepassing van artikel 4 van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, en die drukwerk verrichten of werkzaamheden zoals lakken en op film zetten uitvoeren voor de grafische industrie, enkel voor de hierna vermelde deelprocessen, en wanneer het verbruik van organische oplosmiddelen hoger ligt dan de hieronder vermelde minimum drempelwaarden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Artikel 8 is evenwel van toepassing op alle installaties van klasse IB die onder de in § 1 van dit artikel vermelde rubrieken vallen, ongeacht hun oplosmiddelenverbruik.

Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° installatie : een vaste technische eenheid waar een of meer van de onder artikel 1 vallende activiteiten plaatsvinden, en alle andere daar rechtstreeks mee samenhangende activiteiten die technisch verband houden met de op die locatie verrichte activiteiten en van invloed kunnen zijn op emissies;2° bestaande installatie : een installatie in bedrijf of een installatie waarvoor een milieuvergunning is verleend of waarvoor een volledige aanvraag om een vergunning is ingediend, mits de installatie uiterlijk op 1 april 2002 in gebruik is genomen;3° nieuwe installatie : alle niet onder punt 2° vermelde installaties;4° exploitant : een exploitant in de zin van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen die een installatie exploiteert die onder de bepalingen van dit besluit valt;5° belangrijke wijziging : - voor installaties met een verbruikscapaciteit van meer dan 150 kg oplosmiddel per uur of meer dan 200 ton/jaar : een wijziging van de exploitatie die naar de mening van het Brussels Instituut voor Milieubeheer aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu kan hebben; - voor installaties met een verbruikscapaciteit van meer dan 25 ton oplosmiddel per jaar : een verandering van de nominale capaciteit die leidt tot een toename van de emissies van vluchtige organische stoffen met meer dan 10 %, of iedere verandering die naar de mening van het Brussels Instituut voor Milieubeheer aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu kan hebben; - voor installaties met een verbruikscapaciteit van 15 tot 25 ton oplosmiddel per jaar : een verandering van de nominale capaciteit die leidt tot een toename van de emissies van vluchtige organische stoffen met meer dan 25 %, of iedere verandering die naar de mening van het Brussels Instituut voor Milieubeheer aanzienlijke negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid of het milieu kan hebben; 6° Instituut : Brussels Instituut voor Milieubeheer, opgericht bij het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer;7° emissie : de uitstoot van vluchtige organische stoffen uit een installatie in het milieu;8° diffuse emissies : emissies, in een andere vorm dan van afgassen, van vluchtige organische stoffen in lucht, bodem of water alsmede oplosmiddelen die zich in enig product bevinden.Hieronder zijn begrepen de niet opgevangen emissies die via ramen, deuren, ventilatiekanalen, ontluchtingen en soortgelijke openingen in het milieu terechtkomen; 9° afgassen : de uiteindelijke uitworp in de lucht van gassen met vluchtige organische stoffen of andere verontreinigende stoffen uit een afgaskanaal of uit nabehandelingsapparatuur in de lucht.Het volumetrisch debiet wordt uitgedrukt in m3/uur bij normale omstandigheden; 10° totale emissie : de som van diffuse emissies en emissies van afgassen;11° emissiegrenswaarde : de massa van de vluchtige organische stoffen, uitgedrukt als bepaalde specifieke parameters, concentratie, percentage en/of niveau van een emissie, berekend in standaardomstandigheden (N) die gedurende een of meer periodes niet overschreden mogen worden;12° stoffen : chemische elementen en hun verbindingen die in de natuur voorkomen of door de industrie worden geproduceerd, in vaste of vloeibare of gasvorm;13° preparaat : een mengsel of oplossing, bestaande uit twee of meer stoffen;14° organische verbinding : een verbinding die ten minste het element koolstof bevat en daarnaast een of meer van de volgende elementen : waterstof, halogenen, zuurstof, zwavel, fosfor, silicium en stikstof, met uitzondering van koolstofoxiden en anorganische carbonaten en bicarbonaten;15° vluchtige organische stof (VOS) : een organische verbinding die bij 293,15 K een dampspanning van 0,01 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft.Voor de toepassing van dit besluit wordt de fractie creosoot die deze dampspanning overschrijdt bij 293,15 K, beschouwd als een VOS; 16° organisch oplosmiddel : een vluchtige organische stof die alleen of in combinatie met andere stoffen en zonder een chemische verandering te ondergaan wordt gebruikt om grondstoffen, producten of afvalmaterialen op te lossen of als schoonmaakmiddel om verontreinigingen op te lossen, dan wel als verdunner, als dispergeermiddel, om de viscositeit aan te passen, om de oppervlaktespanning aan te passen, als weekmaker of als conserveermiddel;17° gehalogeneerd organisch oplosmiddel : een organisch oplosmiddel dat ten minste één broom-, chloor-, fluor- of iodiumatoom per molecuul bevat;18° coating : een preparaat, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische oplosmiddelen of preparaten die organische oplosmiddelen bevatten, dat wordt gebruikt om op een oppervlak voor een decoratief, beschermend of ander functioneel effect te zorgen;19° kleefstof : een preparaat, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische oplosmiddelen of preparaten die organische oplosmiddelen bevatten, dat wordt gebruikt om afzonderlijke delen van een product samen te kleven;20° inkt : een preparaat, met inbegrip van alle voor een juist gebruik benodigde organische oplosmiddelen of preparaten die organische oplosmiddelen bevatten, dat bij een drukactiviteit wordt gebruikt om een tekst of afbeeldingen op een oppervlak af te drukken;21° lak : een doorzichtige coating;22° vaste stof : ieder materiaal in inkt, lak en kleefstof dat vast wordt wanneer het water of de vluchtige organische stoffen zijn verdampt;23° verbruik : de totale input van organische oplosmiddelen per kalenderjaar of een andere periode van twaalf maanden in een installatie, verminderd met eventuele VOS die voor hergebruik worden teruggewonnen;24° input : de hoeveelheid organische oplosmiddelen en de hoeveelheid daarvan in preparaten die tijdens het uitoefenen van een activiteit worden gebruikt, met inbegrip van de gerecycleerde oplosmiddelen, binnen en buiten de installatie, die telkens worden meegerekend wanneer zij worden gebruikt om de activiteit uit te oefenen;25° hergebruik van organische oplosmiddelen : het gebruik van uit een installatie teruggewonnen organische oplosmiddelen voor elk technisch of commercieel doel, met inbegrip van het gebruik als brandstof maar met uitzondering van de definitieve verwijdering van deze teruggewonnen organische oplosmiddelen als afval;26° massastroom : de hoeveelheid vrijgekomen VOS in eenheden of massa/uur;27° nominale capaciteit : de massa van de organische oplosmiddelen die een installatie gemiddeld over één dag maximaal als input gebruikt, als de installatie onder normale bedrijfsomstandigheden bij de ontwerpoutput functioneert;28° normaal bedrijf : alle perioden waarin een installatie of een activiteit in bedrijf is, met uitzondering van het opstarten en stilleggen en het onderhoud van apparatuur;29° gesloten systeem : een systeem dat zodanig functioneert dat de uit de activiteit vrijkomende VOS beheerst worden afgevangen en uitgestoten, hetzij via een afgaskanaal of via nabehandelingsapparatuur, en derhalve niet volledig diffuus zijn;30° normale omstandigheden : een temperatuur van 273,15 Kelvin en een druk van 101,3 kPa;31° gemiddelde over 24 uur : het rekenkundig gemiddelde van alle valide waarden die gedurende een periode van 24 uur bij normale exploitatie zijn geregistreerd;32° opstarten en stilleggen : activiteiten die worden uitgevoerd wanneer een activiteit, een deel van de installatie of een reservoir in of buiten bedrijf wordt gesteld of in of uit de onbelaste toestand wordt gebracht.Regelmatig oscillerende activiteitenfasen worden niet als opstarten of stilleggen beschouwd; 33° drukken : een activiteit waarbij tekst en/of afbeeldingen worden gereproduceerd door met behulp van een beelddrager inkt op ongeacht welk soort oppervlak aan te brengen.Hieronder vallen ook daarmee samenhangende lak-, coating- en lamineertechnieken. Onder dit besluit vallen echter alleen de volgende deelprocessen : - flexografie : een drukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een beelddrager van rubber of elastische fotopolymeren, waarop de drukkende delen zich boven de niet-drukkende delen bevinden, en van vloeibare inkt die door verdamping droogt; - heatsetrotatie-offset : een rotatiedruk-activiteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een beelddrager waarop de drukkende delen en de niet-drukkende delen in hetzelfde vlak liggen, waarbij rotatie inhoudt dat het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen maar van een rol in de machine wordt gevoerd. Het niet-drukkende deel wordt zodanig behandeld dat het water aantrekt en derhalve de inkt afstoot. Het drukkende deel wordt zodanig behandeld dat het inkt opneemt en overbrengt op het te bedrukken oppervlak. De verdamping vindt plaats in een oven, waar het bedrukte materiaal met warme lucht wordt verwarmd; - lamineren samenhangend met een drukproces : de samenhechting van twee of meer flexibele materialen tot een laminaat; - illustratiediepdruk : rotatiediepdruk-activiteit waarbij papier voor tijdschriften, brochures, catalogi of soortgelijke producten met inkt op basis van tolueen wordt bedrukt; - rotatiediepdruk : een drukactiviteit waarbij gebruik wordt gemaakt van een cilindrische beelddrager, waarop de drukkende delen lager liggen dan de niet-drukkende delen, en vloeibare inkt die door verdamping droogt. De napjes worden met inkt gevuld en het overschot wordt van de niet-drukkende delen verwijderd voordat het te bedrukken oppervlak contact met de cilinder maakt en de inkt uit de napjes trekt; - rotatiezeefdruk : een rotatiedrukactiviteit waarbij de inkt door een poreuze beelddrager wordt geperst, waarbij de drukkende delen open zijn en het niet-drukkende deel wordt afgedekt, en zo op het te bedrukken oppervlak wordt gebracht en gebruik wordt gemaakt van vloeibare inkt die uitsluitend door verdamping droogt. Bij een rotatief drukproces wordt het te bedrukken materiaal niet als aparte vellen maar van een rol in de machine gebracht; - lakken : een proces waarbij een lak of een kleefstof om later het verpakkingsmateriaal af te sluiten op een flexibel materiaal wordt aangebracht.

Emissie van VOS

Art. 3.§ 1. Alle in dit besluit bedoelde installaties moeten voldoen : a) of aan de emissiegrenswaarden voor afgassen en diffuse-emissiegrenswaarden, alsook aan de overige in artikel 4 opgenomen eisen;b) of aan de eisen van het in artikel 5 beschreven reductieprogramma. § 2. De exploitanten van installaties die gebruik maken van een reductieprogramma dienen dit uiterlijk op 31 maart 2005 aan het Instituut te melden. HOOFDSTUK II Specifieke verplichtingen voor installaties zonder reductieprogramma Emissienormen voor VOS

Art. 4.§ 1. De installaties voldoen aan de eisen als de feitelijke emissie van oplosmiddelen in de afgassen en de feitelijke diffuse emissie, bepaald aan de hand van bijlage II, kleiner zijn dan of gelijk zijn aan de emissiegrenswaarden in de onderstaande tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Bestaande installaties die werken met nabehandelingsapparatuur en voldoen aan de emissiegrenswaarden van : - 50 mg C/Nm3 bij verbranding, - 150 mg C/Nm3 bij iedere andere nabehandelingsapparatuur, zijn, tot 1 april 2013, vrijgesteld van de emissiegrenswaarden voor afgassen als bedoeld in § 1, mits de totale emissies van de gehele installatie niet groter zijn dan het geval zou zijn geweest indien aan alle eisen van deze paragraaf was voldaan. De afwijkingsaanvraag moet naar behoren worden gemotiveerd en aan het Instituut worden gericht. HOOFDSTUK III Specifieke verplichtingen voor installaties met reductieprogramma Beoogde emissie van oplosmiddelen

Art. 5.De installaties voldoen aan de eisen als de totale jaarlijkse emissie van oplosmiddelen, bepaald aan de hand van bijlage II, kader 4, de beoogde emissie niet overschrijdt.

De beoogde emissie is een bepaald percentage van de jaarlijkse referentie-emissie en wordt berekend overeenkomstig bijlage II, kader 3, punt 2. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke verplichtingen Naleving van de emissiegrenswaarden

Art. 6.§ 1. Bij doorlopende metingen wordt geacht aan de emissiegrenswaarden voldaan te zijn indien : 1° geen van de gemiddelden onder normale omstandigheden gedurende 24 uur normaal bedrijf hoger is dan de emissiegrenswaarden; en 2° geen van de uurgemiddelden onder normale omstandigheden hoger is dan 1,5 maal de emissie-grenswaarden. Als in de afgassen aan de uitlaatzijde de totale organische koolstof hoger is dan 10 kg/u, moeten doorlopende metingen worden verricht.

Bij periodieke metingen worden gedurende elke meetcampagne minstens drie meetresultaten opgetekend.

Bij periodieke metingen wordt geacht aan de emissiegrenswaarden voldaan te zijn indien in één toezichtcampagne : 1° het gemiddelde van alle metingen onder normale omstandigheden niet hoger is dan de emissiegrenswaarden en 2° geen van de uurgemiddelden onder normale omstandigheden hoger is dan 1,5 maal de emissiegrenswaarden. § 2. Na een belangrijke wijziging wordt opnieuw nagegaan of de voorschriften inzake de emissiegrenswaarden worden nageleefd. § 3. De naleving van artikel 9, §§ 2 en 3, wordt gecontroleerd op basis van de som van de massaconcentraties van de verschillende betrokken vluchtige organische stoffen. In alle andere gevallen vindt de controle op de naleving plaats op basis van de totale massa organische koolstof die wordt uitgestoten. § 4. Gasvolumes mogen worden toegevoegd om de afgassen af te koelen of te verdunnen indien dit technisch gerechtvaardigd is, maar worden niet meegeteld bij het vaststellen van de massaconcentratie van de verontreinigende stof in het afgas.

Belangrijke wijziging

Art. 7.Indien een installatie een belangrijke wijziging ondergaat of na een belangrijke wijziging voor het eerst onder dit besluit valt, wordt het deel van de installatie dat de belangrijke wijziging ondergaat behandeld als nieuwe installatie.

Meldingsplicht

Art. 8.De exploitanten van de in artikel 1, § 2, bedoelde installaties van klasse IB moeten het Instituut, uiterlijk de vierde maand na de inwerkingtreding van dit besluit, de in bijlage I vermelde gegevens verstrekken.

De exploitanten van de in artikel 1, § 1, bedoelde installaties moeten het Instituut elk jaar uiterlijk op 31 maart bij een ter post aangetekende brief de in bijlage II opgesomde gegevens verstrekken, en dit vanaf het jaar 2004. De gegevens slaan op het vorige kalenderjaar.

De exploitanten van de in artikel 1, § 1, bedoelde installaties houden gedurende 5 jaar een register bij van alle aankoop- en verwijderingsbewijzen van oplosmiddelen of producten die deze bevatten. Bij een eventuele controle moeten die elementen ter beschikking worden gesteld van de ambtenaar die met het toezicht belast is.

Emissies van schadelijke VOS

Art. 9.§ 1. Zijn verboden : stoffen of preparaten waaraan, wegens hun gehalte aan VOS die als kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting zijn ingedeeld, een of meer van de volgende risicozinnen is of zijn toegekend of die van deze zinnen moeten zijn voorzien : R45 - Kan kanker veroorzaken R46 - Kan erfelijke genetische schade veroorzaken R49 - Kan kanker veroorzaken bij inademing R60 - Kan de vruchtbaarheid schaden R61 - Kan het ongeboren kind schaden De milieuvergunning kan evenwel het gebruik van die stoffen of preparaten toestaan, rekening houdend met : - de geschiktheid voor het gebruik van de mogelijke opties; - hun potentiële effecten op de menselijke gezondheid in het algemeen en tijdens de blootstelling op het werk in het bijzonder; - hun eventuele effecten op het leefmilieu; - hun economische effecten, met name hun kosten en voordelen.

In dat geval bepaalt de milieuvergunning vanaf welke datum ze door minder schadelijke stoffen of preparaten moeten worden vervangen. § 2. Voor de uitstoot van de § 1 vermelde VOS, waarbij de massastroom van de stoffen waarvoor de in die paragraaf vermelde etikettering verplicht is, in totaal 10 g/uur of meer bedraagt, moet een emissiegrenswaarde van 2 mg/Nm3 in acht worden genomen. De emissiegrenswaarde geldt voor de totale massa van de betrokken stoffen. § 3. Voor de uitstoot van gehalogeneerde VOS waaraan de risicozin R40 is toegekend, waarbij de massastroom van de stoffen waarvoor de vermelding van R40 verplicht is, in totaal 100 g/uur of meer bedraagt, moet een emissiegrenswaarde van 20 mg/Nm3 in acht worden genomen. De emissiegrenswaarde geldt voor de totale massa van de betrokken stoffen.

Niet-naleving

Art. 10.Wanneer wordt vastgesteld dat niet aan de eisen van dit besluit is voldaan, nemen de personeelsleden die overeenkomstig de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu met het toezicht belast zijn, alle nodige maatregelen, of leggen ze die zelfs mondeling op, om ervoor te zorgen dat op een zo kort mogelijke termijn weer aan de eisen van dit besluit wordt voldaan.

Indien de niet-naleving een direct gevaar voor de menselijke gezondheid oplevert, wordt de opschorting van de activiteit bevolen.

Verandering van exploitant

Art. 11.Naast de verplichting voor de overlater en de overnemer om onverwijld elke verandering van exploitant aan het Instituut mee te delen, moet elke persoon die zijn exploitatie overlaat de overnemer wijzen op zijn milieuverplichtingen.

Meer bepaald bezorgt hij hem een kopie van alle vergunningen en beslissingen betreffende de betrokken installaties, een kopie van alle vorige aangiften die krachtens dit besluit zijn vereist, alsook een kopie van de briefwisseling met het Instituut over het in overeenstemming brengen van de installaties met de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen Overgangsbepaling

Art. 12.§ 1. Installaties zonder reductieprogramma : Alle bestaande installaties moeten uiterlijk op 31 oktober 2007 aan de eisen van artikel 4 voldoen.

Artikel 4 is van toepassing op de nieuwe installaties vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. § 2. Installaties met reductieprogramma De installaties moeten uiterlijk op de hieronder vermelde data aan de eisen van artikel 5 voldoen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Installaties die onder dit besluit vallen : De bestaande installaties moeten zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit voldoen aan de eisen van artikel 9, § 1, en uiterlijk op 31 december 2004 aan de eisen van artikel 9, §§ 2 en 3.

Artikel 9 is van toepassing op de nieuwe installaties vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 13.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 november 2001 tot vaststelling van de exploitatievoorwaarden voor bepaalde drukactiviteiten wordt opgeheven.

Inwerkingtreding

Art. 14.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Uitvoering

Art. 15.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 juli 2003.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Openbaar Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud en Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

Bijlage II Jaarlijkse aangifte Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen bij bepaalde drukactiviteiten of bepaalde werkzaamheden van de grafische industrie zoals lakken en op film zetten.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Openbaar Onderzoek, D. DUCARME De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud en Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

^