gepubliceerd op 07 december 2002
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende regeling van de mobiliteit in sommige instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
3 OKTOBER 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende regeling van de mobiliteit in sommige instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid op artikel 40, § 1, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993;
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11;
Gelet op de wet van 21 augustus 1987 tot wijziging van de wet houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten en houdende bepalingen betreffende het Brusselse Gewest, inzonderheid op artikel 27, § 3;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 maart 1989 tot oprichting van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, bekrachtigd door de wet van 16 juni 1989, inzonderheid op artikel 1, § 2;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8, tweede lid;
Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van het Gewestelijk Agentschap voor Netheid, inzonderheid op artikel 8, § 2;
Gelet op het koninklijk besluit houdende coördinatie van de wetten van 28 december 1984 en van 26 juni 1990 betreffende de afschaffing en de herstructurering van instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, inzonderheid op de artikelen 9 en 16;
Gelet op de ordonnantie van 3 december 1992 betreffende de exploitatie en de ontwikkeling van het kanaal, de haven, de voorhaven en de aanhorigheden ervan in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 17, vierde lid;
Gelet op de ordonnantie van 8 september 1994 houdende oprichting van de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, inzonderheid op artikel 8;
Gelet op de ordonnantie van 18 januari 2001 houdende organisatie en werking van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op de artikelen 23, 24 en 35;
Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 2 februari 2001;
Gelet op de instemming van de minister van Begroting, gegeven op 5 februari 2001 Gelet op het advies van het beheerscomité van de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling van 10 juli 2001;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij van 15 mei 2001;
Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Gewestelijke Vennootschap van de Haven van Brussel van 31 mei 2001;
Gelet op het protocol nr. 2001/17 van 11 juli 2001 van het sectorcomité XV;
Gelet op het besluit van de Regering van 19 juli 2001 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State L. 32.133/4, gegeven op 8 oktober 2001 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister bevoegd voor ambtenarenzaken, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Elke betrekking bij het ministerie of een instelling van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan worden begeven via intraregionale of externe mobiliteit onder de voorwaarden bepaald in dit besluit.
Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° - de instelling : een ministerie, een instelling of een commissie bedoeld in de artikelen 3 en 23; - de ontvangende instelling : de instelling waarnaar het personeelslid overgeplaatst wordt; - de instelling van herkomst : de instelling waartoe het personeelslid behoort vóór zijn overplaatsing; 2° de leidende ambtenaar : de ambtenaar of ambtenaren die belast is met de hoge leiding van de instelling; HOOFDSTUK II. - De intraregionale mobiliteit Afdeling 1. - Werkingssfeer
Art. 3.Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren : 1° van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° van de volgende instellingen van openbaar nut van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met name : a) instellingen van categorie A : - Centrum voor Informatica voor het Brussels Gewest; - Brussels Instituut voor Milieubeheer; - Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, met uitzondering van het operationele personeel; - Net-Brussel, Gewestelijk Agentschap voor Netheid, met uitzondering van het meester-en werkliedenpersoneel, alsmede van de ingenieurs van openbare reiniging en de ingenieurs-directeurs van openbare reiniging; b) instellingen van categorie B : - Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij; - Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling; - Gewestelijke vennootschap van de Haven van Brussel; 3° de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 4.§ 1. De mobiliteitsregeling die bij dit besluit is vastgesteld, geldt voor : 1° de vastbenoemde ambtenaren van de instellingen bedoeld in het artikel 3, met uitsluiting van de mandaathouders;2° de stagedoende personeelsleden, wat de bepalingen inzake ambtshalve mobiliteit betreft. § 2. De in paragraaf 1 genoemde personeelsleden die aangeworven zijn volgens een bijzondere benoemingswijze of die het voordeel genoten hebben van een eerste benoeming gebaseerd op bepalingen welke afwijken van die welke in de personeelsstatuten zijn voorgeschreven, zijn gedurende de eerste negen jaar die volgen op hun aanwerving uitgesloten van het voordeel van de vrijwillige mobiliteit. Afdeling 2. - De mobiliteitscel
Art. 5.De gegevens met betrekking tot de aanvragen om vrijwillige of ambtshalve mobiliteit worden gegroepeerd in een gegevensbank.
Er wordt een mobiliteitscel opgericht bij het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 6.De mobiliteitscel is belast met het beheren van de gegevensbank en het bijstaan van de leidende ambtenaren die een beroep doen op de mobiliteit.
Zij kan zich elk nuttig element van het individueel dossier laten bezorgen voor de selectie.
Het jaarrapport van de mobiliteitscel wordt overlegd binnen het hoog-overlegcomité. Afdeling 3. - De vrijwillige mobiliteit
Art. 7.De ambtenaar kan zijn overplaatsing aanvragen in een wervings- of bevorderingsbetrekking die overeenstemt met de graad waarvan hij titularis is.
Indien de betrekkingen van één graad in meerdere categorieën ingedeeld zijn, kan enkel overplaatsing gevraagd worden in een betrekking van dezelfde categorie.
Onverminderd de voorschriften met betrekking tot de rangschikking van de geslaagden en in afwijking van het eerste en het tweede lid, kunnen ambtenaren overgeplaatst worden bij wijze van bevordering in een vacante betrekking die overeenstemt met de graad waarvoor ze geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau.
Art. 8.Voor vrijwillige overplaatsing komen uitsluitend de ambtenaren in aanmerking die zich in een stand van dienstactiviteit bevinden en die de vermelding "voldoende" hebben verkregen na hun evaluatie.
Art. 9.De ambtenaar dient aan de hand van een formulier een overplaatsingsaanvraag in bij de mobiliteitscel, die hem een ontvangstbewijs doet geworden.
De betrokkene wordt opgenomen in de gegevensbank.
De overplaatsingsaanvraag is geldig voor een vernieuwbare termijn van vierentwintig maanden.
Art. 10.Bij de vacantverklaring van een betrekking, kan de benoemende overheid beslissen of deze betrekking begeven wordt via vrijwillige mobiliteit.
Een vacantverklaring via vrijwillige mobiliteit kan enkel gebeuren indien er in dezelfde instelling geen laureaten zijn van een vergelijkend examen naar het betreffende hogere niveau.
Art. 11.Na voornoemde beslissing onderzoekt de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling de aanvragen van de kandidaten die beantwoorden aan het gewenste profiel voor het te begeven ambt.
Hij hoort de kandidaten als hij dat noodzakelijk acht.
Hij selecteert de kandidaat die best beantwoordt aan de vereisten van het ambt.
Indien geen enkele kandidaat beantwoordt aan de vereisten van het ambt, kan hij beslissen hetzij de betrekking niet te begeven door middel van vrijwillige mobiliteit, hetzij over te gaan tot een oproep aan de ambtenaren bedoeld in het voorgaande hoofdstuk, door middel van een bekendmaking in het Belgisch Staatsblad en in voorkomend geval door elke andere vorm van bekendmaking.
In de oproep wordt het functieprofiel opgegeven, evenals de indieningstermijn en de vormvereisten voor de kandidatuur.
Elke beslissing om de betrekking niet te begeven door middel van de vrijwillige mobiliteit, moet worden genomen binnen dertig dagen na de vacantverklaring van genoemde betrekking.
Deze betrekking kan niet worden begeven door middel van werving of bevordering zolang de beslissing niet werd genomen.
Art. 12.In geval van selectie van een kandidaat, wordt laatstgenoemde toegelaten tot een proefperiode van zes maanden. Deze periode vangt aan op een datum die door de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling wordt vastgesteld in overleg met de leidende ambtenaar van de instelling van herkomst en uiterlijk drie maanden na voornoemd overleg.
Bij het verstrijken van de proefperiode wordt de kandidatuur van de ambtenaar definitief aanvaard of verworpen door de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling, nadat hij de ambtenaar heeft gehoord.
De mobiliteitscel wordt op de hoogte gebracht van de aanvangsdatum van de proefperiode alsmede van de beslissing die na de proefperiode genomen wordt.
Art. 13.§ 1. Tijdens de proefperiode wordt aan de ambtenaar ambtshalve verlof verleend in zijn instelling van herkomst. Dit verlof is niet bezoldigd maar wordt voor het overige gelijkgesteld met een verlof om een proefperiode te verrichten. § 2. Tijdens de proefperiode blijft de ambtenaar onder de toepassing vallen van de regels betreffende de evaluatie en van de tuchtregeling die op hem toepasselijk zijn in zijn instelling van herkomst.
De bevoegde hiërarchische meerdere van deze instelling wint daartoe alle nuttige inlichtingen in bij de instelling waar de proefperiode verricht wordt. § 3. Onverminderd het bepaalde in § 2, wordt de ambtenaar tijdens de proefperiode onder het hiërarchisch gezag geplaatst bij de ontvangende instelling.
Het moet de arbeidsvoorwaarden naleven welke in deze instelling worden opgelegd en inzonderheid de plichten, de onverenigbaarheden, de diensturen en de verlofregeling.
Tijdens de proefperiode wordt de ambtenaar bezoldigd door de ontvangende instelling. § 4. Zowel de ambtenaar als de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling kunnen de proefperiode voortijdig beëindigen.
Laatstgenoemde kan dat enkel indien op grond van een gemotiveerd verslag is aangetoond dat de kandidaat niet voldoet aan de vereisten van het ambt, alsook bij tuchtvervolgingen. Er dient een opzeggingstermijn van tien werkdagen in acht genomen te worden.
Er kan geen melding worden gemaakt van de motivering die een einde maakt aan de proefperiode in het evaluatiedossier van de ambtenaar. Afdeling 4. - De ambtshalve mobiliteit
Art. 14.Kunnen ambtshalve worden overgeplaatst : 1° de personeelsleden die elke aanwijzing voor een betrekking hebben verloren ten gevolge van : a) de afschaffing van hun dienst of een deel van hun instelling;b) de afschaffing van betrekkingen in de personeelsformatie van hun instelling;c) het verstrijken van de voor een disponibiliteit of voor een verlof wegens opdracht vastgestelde termijn;d) een terugzetting in graad, de vernietiging of de intrekking van een onregelmatige bevordering of verandering in graad;e) de overdracht van bevoegdheden van een instelling naar een andere;2° de personeelsleden die in een instelling overtallig worden geacht bij een besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;3° de personeelsleden die bij beslissing van de Pensioencommissie van de Administratieve Gezondheidsdienst ongeschikt werden verklaard voor de uitoefening van hun ambt maar die in aanmerking komen om andere functies uit te oefenen, verenigbaar met hun gezondheidstoestand.
Art. 15.De personeelsleden bedoeld in artikel 14 worden overgeheveld bij besluit van de Regering.
In het geval bedoeld in artikel 14, 1°, e, gebeurt de overheveling van de leden van de instelling waarvan de bevoegdheden werden overgedragen naar de instelling waaraan deze bevoegdheden werden toegewezen.
De benoemende overheid in de oorspronkelijke instelling wijst de personeelsleden aan, die in aanmerking komen voor een ambtshalve overheveling, overeenkomstig artikel 14.
In afwachting van hun overheveling, worden deze personeelsleden opgenomen in de gegevensbank.
Art. 16.Het besluit bedoeld in artikel 14, 2°, wijst de diensten of de instelling aan waar het overschot aan personeel werd vastgesteld, evenals het aantal overtallige personeelsleden per graad en de overeenkomstige betrekkingen van de personeelsformatie.
Art. 17.De in artikel 14, 1°, a) en b) bedoelde personeelsleden zijn die welke een graad bekleden die overeenstemt met de afgeschafte betrekkingen.
De in artikel 14, 2° bedoelde personeelsleden zijn die welke een graad bekleden die overeenstemt met de aangewezen betrekkingen en die worden ingezet voor de opdrachten, werkzaamheden of taken die niet meer in de instelling verricht dienen te worden.
Art. 18.Voor de personeelsleden bedoeld in artikel 17 geschiedt de overplaatsing volgens de onderstaande rangschikking, met inachtneming van de taalwetgeving : 1° het personeelslid met de minste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de minste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, het jongste personeelslid.
Art. 19.De mobiliteitscel kan een personeelslid dat is opgenomen in de gegevensbank, een opleiding doen volgen om zijn overplaatsing mogelijk te maken. De kosten van deze vorming zijn ten laste van de overheid.
Art. 20.De personeelsleden bedoeld in artikel 14, 3° die om gezondheidsredenen ongeschikt zijn bevonden voor de uitoefening van hun ambt, mogen slechts worden overgeplaatst om een ambt te vervullen dat verenigbaar is met hun gezondheidstoestand.
Art. 21.§ 1. Tot de uitvoering van de beslissing tot overplaatsing, blijft het in de gegevensbank opgenomen personeelslid verbonden aan zijn instelling van herkomst, die verder zijn bezoldiging vereffent en uitbetaalt. Voor het personeelslid blijven de statutaire bepalingen, de bezoldigingsregeling en de pensioenregeling gelden die van toepassing zijn bij de instelling van herkomst. Het personeelslid kan er zijn rechten op bevordering laten gelden. § 2. Het personeelslid bedoeld in artikel 14, 3° kan zijn rechten op bevordering evenwel enkel laten gelden voor de uitoefening van ambten die verenigbaar zijn met zijn gezondheidstoestand.
Art. 22.De regels inzake herplaatsing van personeelsleden waarin de interne mobiliteitsregeling voorziet, hebben voorrang op die inzake ambtshalve mobiliteit. HOOFDSTUK III. - De externe mobiliteit
Art. 23.§ 1. Om te voorzien in een vacante betrekking in een wervingsgraad bij een instelling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bedoeld in artikel 3, kan de Regering een beroep doen op ambtenaren van de volgende instellingen, voorzover deze via SELOR aangeworven werden : a) de ministeries en instellingen van openbaar nut die ressorteren onder de federale overheid, de Gemeenschappen een de andere Gewesten;b) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;c) de instellingen van openbaar nut die ressorteren onder het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en die niet vermeld worden in artikel 3, 2°. § 2. Een vacantverklaring via externe mobiliteit kan enkel gebeuren indien er in dezelfde instelling geen laureaten zijn van een vergelijkend examen naar het betreffende hogere niveau.
Art. 24.Voor overplaatsing via externe mobiliteit komen enkel ambtenaren in aanmerking die titularis zijn van een wervingsgraad, zich in een stand van actieve dienst bevinden en na hun evaluatie een vermelding verkregen hebben die overeenstemt met de vermelding « voldoende » als gebruikt bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 25.De oproep tot de kandidaten wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad , desgevallend door elke andere vorm van bekendmaking.
In de oproep wordt het functieprofiel opgegeven, evenals de indieningstermijn en de vormvereisten voor de kandidatuur.
Art. 26.Na het verstrijken van de termijn vermeld in de oproep tot de kandidaten, onderzoekt de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling de aanvragen van de kandidaten die beantwoorden aan het gewenste profiel voor de te begeven functie.
Hij hoort de kandidaten als hij dat noodzakelijk acht en kan zich een afschrift van het administratief dossier van de kandidaten laten bezorgen.
Indien een kandidaat beantwoordt aan de vereisten van het ambt, wordt hij door de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling geselecteerd.
Indien geen enkele kandidaat beantwoordt aan de vereisten van het ambt, beslist hij de betrekking niet te begeven via externe mobiliteit.
Er dient een beslissing genomen te worden binnen dertig werkdagen na het verstrijken van de termijn vermeld in de oproep tot de kandidaten.
Ingeval de Regering gebruik maakt van de externe mobiliteit om te voorzien in een betrekking, kan deze niet begeven worden via werving of bevordering zolang er geen beslissing genomen is.
Art. 27.In geval van selectie van een kandidaat, wordt laatstgenoemde toegelaten tot een proefperiode van zes maanden. Deze periode vangt aan op een datum die door de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling wordt vastgesteld in overleg met de geselecteerde kandidaat en uiterlijk drie manden na voornoemd overleg.
Bij het verstrijken van de proefperiode wordt de kandidatuur van de ambtenaar definitief aanvaard of verworpen door de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling.
Art. 28.§ 1. De ambtenaar wordt onder het hiërarchisch gezag geplaatst bij de ontvangende instelling.
Het moet de arbeidsvoorwaarden naleven welke in deze instelling worden opgelegd en inzonderheid de plichten, de onverenigbaarheden, de diensturen en de verlofregeling.
Tijdens de proefperiode wordt de ambtenaar bezoldigd door de ontvangende instelling. § 2. Zowel de ambtenaar als de leidende ambtenaar van de ontvangende instelling kunnen de proefperiode voortijdig beëindigen.
Laatstgenoemde kan dat enkel indien op grond van een gemotiveerd verslag is aangetoond dat de kandidaat niet voldoet aan de vereisten van het ambt. Er dient een opzeggingstermijn van tien werkdagen in acht genomen te worden. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake overplaatsing
Art. 29.De betrekking waarin de overplaatsing kan geschieden, moet definitief vacant zijn.
De betrekking dient van dezelfde graad te zijn als die waarvan het personeelslid titularis is of van een daarmee gelijkwaardige graad, uitgezonderd in de gevallen vermeld in artikel 7, derde lid, voor de vrijwillige intraregionale mobiliteit.
Art. 30.Wanneer de toegang tot een vacante betrekking afhankelijk is van het slagen voor een test of een geschiktheidsproef, kan de kandidaat enkel overgeplaatst worden volgens de voorwaarden en op de wijze die gelden bij de ontvangende instelling.
Art. 31.De overheid die de benoemingsbevoegdheid in de ontvangende instelling uitoefent, neemt een individueel overplaatsingsbesluit dat bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Een afschrift wordt ter kennisgeving gezonden aan de overheid die dezelfde bevoegdheid in de instelling van herkomst uitoefent en aan de mobiliteitscel.
Art. 32.De overplaatsing brengt van rechtswege de benoeming mee in de graad die verbonden is aan de betrekking waarin het personeelslid wordt overgeplaatst.
De overgeplaatste ambtenaar behoudt de administratieve en geldelijke anciënniteiten die hij voor zijn overplaatsing heeft verworven.
Art. 33.Op de overgeplaatste ambtenaar zijn de statutaire en geldelijke bepalingen die in zijn instelling van herkomst voor hem golden, niet meer van toepassing. Onverminderd de toepassing van het bepaalde in artikel 32, verliest de overgeplaatste ambtenaar eveneens het genot van de voordelen, van welke aard ook, waarop hij aanspraak kon maken bij zijn instelling van herkomst.
Hij behoudt echter de voordelen die hem werden toegekend als verworven rechten krachtens wetten of bijzondere reglementeringen voor zijn eventuele overplaatsing naar een dienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 34.Indien de overgeplaatste ambtenaar bij zijn instelling van herkomst titularis was van een graad of weddenschaal die kennelijk verschillen van de graad of weddenschaal die gelden bij de ontvangende instelling, wordt de gelijkwaardigheid vastgesteld door de minister van Ambtenarenzaken op basis van de overeenstemmende graad of weddenschaal bij de ontvangende instelling.
Art. 35.§ 1. De personeelsleden die worden overgeplaatst tijdens de organisatie van een examen voor overgang naar het hogere niveau, moeten voor het verder verloop van het examen worden beschouwd als behorende tot de instelling waaronder zij ressorteerden op het ogenblik van de inschrijving voor het examen. § 2. De overgeplaatste personeelsleden die voldoen aan de benoemingsvoorwaarden geldend bij de ontvangende instelling, behouden er het voordeel verbonden aan het slagen voor het examen voor overgang naar het hogere niveau georganiseerd in hun instelling van herkomst, met inachtneming van de regels betreffende hun rangschikking. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen
Art. 36.De Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 3 oktober 2002.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL