Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 28 februari 2002
gepubliceerd op 18 april 2002

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve geldboetes inzake heffing op de lozing van afvalwater

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031084
pub.
18/04/2002
prom.
28/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/28/2002031084/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2002. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de administratieve geldboetes inzake heffing op de lozing van afvalwater


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 29 maart 1996 tot instelling van een heffing op de lozing van afvalwater, inzonderheid op artikel 39;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 november 1996 tot bepaling van de voorwaarden voor de toepassing van de heffing op de lozing van afvalwater als gewijzigd door de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 11 september 1993, 23 december 1999 en 31 augustus 2000;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 februari 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de meting van de hoeveelheid van de waterwinning;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 23 februari 2001;

Gelet op advies 31.777/3 van de Raad van State, gegeven op 16 oktober 2001 en overgezonden op 8 februari 2002;

Op voorstel van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, en van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Als het Brussels Instituut voor Milieubeheer een overtreding vaststelt van de bepalingen van de ordonnantie van 29 maart 1996 tot instelling van een heffing op de lozing van afvalwater, of van de besluiten genomen ter uitvoering van die ordonnantie, deelt het zulks mede aan de Fiscale Dienst van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het deelt tevens alle gegevens en stukken mede die het bewijs van de overtreding kunnen leveren.

Art. 2.De in artikel 39 van de genoemde ordonnantie bedoelde administratieve boete wordt ingekohierd voor hetzelfde aanslagjaar als datgene waarvoor de heffing waarop de inbreuk betrekking heeft wordt ingekohierd.

Art. 3.Alvorens de geldboete in te kohieren, stuurt de Inspecteur-generaal van de fiscale Dienst van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of de ambtenaar van rang A3 of rang A4 die de Regering aanwijst als directeur of directeur hoofd van dienst van de bovengenoemde Dienst, bij een ter post aangetekende brief een bericht aan de overtreder. In dat bericht deelt hij de aard van de inbreuk mee, alsook de ordonnantie- of verordeningsbepaling die niet werd nageleefd en het bedrag van de geldboete die hij zal opleggen.

Art. 4.De overtreder beschikt over een termijn van één maand na ontvangst van het bericht, om aan de in artikel 3 bedoelde ambtenaar zijn opmerkingen of rechtvaardigingen toe te sturen. De bovengenoemde ambtenaar kan het opleggen van de geldboete verzaken indien de rechtvaardigingen hem aannemelijk lijken.

Art. 5.De ingekohierde geldboete dient betaald te worden binnen twee maanden na verzending van het aanslagbiljet dat erop betrekking heeft.

Art. 6.Dit besluit is van toepassing op de inbreuken die gepleegd zijn vanaf 1 januari 2001.

Art. 7.In artikel 53 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 7 november 1997 tot bepaling van de voorwaarden voor de toepassing van de heffing op de lozing van afvalwater worden de woorden « De Inspecteur-generaal van de fiscale Dienst van het Ministerie » vervangen door de woorden « De Inspecteur-generaal van de fiscale Dienst van het Ministerie of de ambtenaar van rang A3 of rang A4 die de Regering aanwijst als directeur of directeur hoofd van dienst van de bovengenoemde Dienst ».

Art. 8.De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, tot wiens bevoegdheden Financiën behoren, en de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, tot wiens bevoegdheden Leefmilieu behoort, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 28 februari 2002.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, F-X de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN

^