Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 06 december 2001
gepubliceerd op 15 januari 2002

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2002031006
pub.
15/01/2002
prom.
06/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/06/2002031006/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2001. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;

Gelet op de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, voor het laatst gewijzigd wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft bij de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 9 september 1993 tot wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sociale huisvesting, inzonderheid op artikelen 38 en 115;

Koninklijk besluit van 13 december 1983 betreffende de aanwending, voor het Brusselse Gewest, van de kapitalen die voortkomen van het Fonds B2, door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van Belgie, gewijzigd bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 1 januari 1990 en 10 juni 1993;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 oktober 1997 tot fusie van de interne rekeningen genaamd fonds B2, B3, B4 en B5, in de boeken van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Ministers;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Gewestelijke Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 december 2001;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 6 december 2001;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor Huisvesting en van de Staatssecretaris die aan hem werd toegevoegd;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 15 januari 2002.

Art. 3.De Minister bevoegd voor Huisvesting en de Staatssecretaris die aan hem werd toegevoegd, worden belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 december 2001.

De Minister-Voorzitter, F.-X. de DONNEA De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor Huisvesting, A. HUTCHINSON

Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, c.v.b.a.

Reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn verrichtingen van aanvullende hypotheekleningen voor jonge gezinnen TITEL I. - Terminologie

Artikel 1.In de volgende artikelen verstaat men onder : 1° Minister : het lid van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering dat bevoegd is voor Huisvesting;2° Regeringscommissaris : persoon bedoeld in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest;3° Gewest : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° Fonds : de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid « Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest »;5° Woning : het gebouw of het deel van een gebouw gelegen in het Gewest, dat in hoofdzaak bestemd is om een gezin te huisvesten en waarvoor een aanvullende hypotheeklening wordt aangegaan; 6 ° Aanvrager : - hetzij de natuurlijke persoon die een aanvullende hypotheeklening wenst te verkrijgen bij het Fonds; - hetzij de natuurlijke personen die gezamenlijk een aanvullende hypotheeklening wensen te verkrijgen bij het Fonds om dezelfde woning te delen; 7° Ontlener : de aanvrager die in het raam van dit besluit bij het Fonds een lening is aangegaan;8° Referentiedatum : de datum waarop de aanvullende hypotheeklening werd aangevraagd voor een welbepaalde woning, zoals deze door het Fonds aan de aanvrager werd meegedeeld;9° Inkomsten : alle inkomsten van de aanvrager en van alle andere personen die deel uitmaken van zijn gezin, waarop in België of in het buitenland personenbelasting verschuldigd is; 10 ° Kind ten laste : - het kind dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager, die recht heeft op of verkrijger is van kinder- of wezenbijslag; - elk ander kind dat regelmatig gehuisvest is bij de aanvrager en waarvan het Fonds meent dat het op de referentiedatum werkelijk ten laste is, als het bewijs wordt geleverd dat het kind gerechtigd is tot kinder- of wezenbijslag.

Voor het vaststellen van het aantal kinderen ten laste wordt het kind dat gerechtigd is tot kinderbijslag voor gehandicapte kinderen gelijkgesteld met twee kinderen; 11° Verkoopwaarde van de woning : de door het Fonds op grond van een schatting vastgestelde waarde;12° Eigen middelen : elke persoonlijke inbreng waarvoor de aanvrager geen schulden is aangegaan, ongeacht of diens investering in de verrichting spaargeld betreft, giften, de waarde van materialen die hij in zijn bezit heeft, de waarde van de toepassing van materialen door zijn toedoen, onroerende zakelijke rechten of de opbrengst van de vervreemding hiervan;13° Hypotheekonderneming : onderneming bedoeld bij de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;14° Lening : aanvullende hypotheeklening waarvan de toekenning het voorwerp uitmaakt van dit besluit;15° Ruimten voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de stadsvernieuwing : de ruimten zoals beschreven op het plan nr.3 aangehecht aan het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 september 2001 tot goedkeuring van het ontwerp van Gewestelijk ontwikkelingsplan.

TITEL II. - Voorwerp van de leningen

Art. 2.Het Fonds is gemachtigd om binnen de perken van het door het Gewest toegestane investeringsvermogen gebruik te maken van de kapitalen van het fonds B2 om aanvullende hypotheekleningen toe te staan aan jonge gezinnen om voor hen de toegang tot het eigendom van een bestaande of te bouwen woning te bevorderen.

Als het een bestaande woning betreft, is de lening bestemd om in hoofdzaak de kosten voor de aankoop- en de leningsakte en in bijzaak een deel van de aankoopprijs te betalen.

Als het een te bouwen woning betreft, is de lening bestemd om in hoofdzaak de kosten voor de aankoop- en de leningsakte en in bijzaak een deel van de bouwkost te betalen.

Mits de Minister hiermee instemt, stelt het Fonds toekenningsprioriteiten voor deze leningen vast.

TITEL III. - Voorwaarden verbonden aan de leningen

Art. 3.Elke natuurlijke persoon die zich als aanvrager aandient, moet op de referentiedatum permanent in België verblijven en minder dan 35 jaar oud zijn.

Art. 4.De aanvrager moet bij een hypotheekonderneming als ontlener één of ten hoogste twee hypotheekleningen verkregen hebben met de volgende eigenschappen : - zij hebben de nieuwbouw- of aankoop-verrichting van de woning als voorwerp, eventueel gepaard gaand met werken; - zij bedragen in totaal minstens 80 % van de verkoopwaarde van woning, in voorkomend geval na de uitvoering van werken; - zij worden gelijktijdig met de lening gesloten.

Art. 5.§ 1. De inkomsten mogen niet hoger zijn dan in totaal 50.000 euro (2 016 995 BEF).

Dit bedrag wordt verhoogd met 2.500 euro (100 850 BEF) per kind ten laste. De verhoging mag echter niet hoger zijn dan 10.000 euro (403 399 BEF). § 2. Voor de inkomsten wordt in aanmerking genomen : - het op twee na laatste jaar vóór dat van de referentiedatum als deze in de eerste zes maanden van het lopend kalenderjaar ligt; - het voorlaatste jaar vóór dat van de referentiedatum als deze in de laatste zes maanden van het lopend kalenderjaar ligt.

Het Fonds kan evenwel beslissen een ander jaar in aanmerking te nemen dan de hierboven vermelde jaren wanneer de inkomsten voor het ene of het andere van deze jaren, al naargelang van het geval, niet vastgesteld kunnen worden. § 3. De bedragen vermeld in § 1 van dit artikel zijn gebonden aan de gezondheidsindex van de consumptieprijzen van de maand november 2001.

Zij worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50. § 4. Bij gebrek aan aanslagbiljet of fiscaal bewijs kan het inkomen verantwoord worden aan de hand van alle bewijsmiddelen die door het Fonds in overeenstemming met de Regeringscommissarissen aanvaard worden.

Art. 6.§ 1. Als de aanvrager of ieder ander van diens gezinsleden een zakelijk recht zouden hebben op een ander onroerend goed dan de woning of het gebouw uitsluitend bestemd voor de uitoefening van hun beroep, dan kan het Fonds, binnen de voorwaarden die het zelf stelt, de toekenning van de lening afhankelijk stellen van : - hetzij de verkoop van het goed voorafgaand aan het verlijden van de leningsakte, waarna de netto opbrengst van deze verkoop als eigen middelen gebruikt moet worden; - hetzij de verkoop van het goed na het verlijden van de akte, waarna de netto-opbrengst van deze verkoop bestemd moet worden voor de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van de lening; - hetzij de bestemming van elke opbrengst die de aanvrager of ieder ander van diens gezinsleden uit hoofde van dit zakelijk recht toekomt, voor de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van de lening.

Deze laatste twee mogelijkheden kunnen samen opgelegd worden. § 2. Als de ontlener of ieder ander van diens gezinsleden een zakelijk recht zouden hebben op een ander onroerend goed dan de woning of het gebouw uitsluitend bestemd voor de uitoefening van hun beroep, dan kan het Fonds, binnen de voorwaarden die het zelf stelt : - hetzij de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling eisen van het uitstaande saldo van de lening; - hetzij eisen dat elke opbrengst die de ontlener of ieder ander van diens gezinsleden uit hoofde van dit zakelijk recht toekomt, bestemd wordt voor de volledige of gedeeltelijke vervroegde terugbetaling van het uitstaande saldo van de lening.

Deze mogelijkheden kunnen samen opgelegd worden.

Art. 7.De aanvrager en de ontlener moeten het Fonds alle noodzakelijke gegevens en alle vereiste bewijsstukken bezorgen bij toepassing van de bepalingen van dit besluit.

Gebeurt dit niet, dan behoudt het Fonds zich het recht voor zich binnen de wettelijke perken gegevens en bewijsstukken te verschaffen bij de bevoegde bestuursdiensten. De kosten verbonden aan deze stappen kunnen ten laste gelegd worden van de aanvrager en de ontlener.

Art. 8.§ 1. De ontlener moet volle eigenaar zijn van zijn woning, behoudens uitzondering aanvaard door het Fonds. § 2. Tijdens de hele duur van de lening moet de woning, in voorkomend geval na de uitvoering van werken, voldoen aan : - de bewoonbaarheidsvoorwaarden rekening gehouden met de gezinssamenstelling van de ontlener; - de veiligheids- en gezondheidsvoorwaarden; zoals deze in de geldende wetgeving bepaald zijn of, bij gebrek hieraan, zoals deze beoordeeld worden door het Fonds. § 3. De ontlener en diens gezinsleden moeten de woning volledig gebruiken. Zij moeten er bovendien hun woonplaats vestigen binnen een termijn van ten hoogste zes maanden na het verlijden van de akte van hypotheeklening of na de voltooiing van de werken.

Een gedeelte van de woning kan evenwel, binnen de door het Fonds bepaalde voorwaarden, bestemd worden voor beroeps- of handelsactiviteiten van de ontlener en van diens gezinsleden. In dat geval mag de oppervlakte die hiertoe bestemd wordt niet meer bedragen dan een vierde van de totale oppervlakte van de woning.

Als het Fonds dit evenwel verantwoord acht, kan binnen de voorwaarden die het zelf stelt van deze regels afgeweken worden mits het vooraf schriftelijk zijn toestemming geeft.

Art. 9.De verkoopwaarde van de woning, in voorkomend geval na de uitvoering van werken, mag niet hoger zijn dan 150.000 euro (6 050 985 BEF). Als het gezin van de aanvrager meer dan twee personen omvat, wordt dit bedrag verhoogd met 5 % per bijkomende persoon.

Voor een nieuwbouwoperatie mag dit plafond evenwel verhoogd worden met ten hoogste 20 %.

Het plafond bedoeld in het eerste lid van dit artikel is gebonden aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkost van privé-woningen en stemt overeen met de index van november 2001. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50.

Het Fonds kan beslissen dit plafond aan te passen onder voorbehoud van de instemming van de Minister.

TITEL IV. - Bedrag van de lening

Art. 10.De aanvrager moet zoveel mogelijk eigen middelen besteden aan de vastgoedverrichting waarvoor de lening wordt aangegaan.

Art. 11.§ 1. Het Fonds stelt het bedrag van de lening vast rekening houdend met de financiële mogelijkheden van de aanvrager. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 10 wordt het bedrag van de lening vastgesteld op ten hoogste 20 % van de totale kost van de nieuwbouw- of aankoopverrichting, eventueel gepaard gaand met werken aan de woning.

Het bedrag van de lening dat op die wijze berekend wordt, is evenwel beperkt tot het verschil tussen enerzijds het bedrag ter waarde van 120 % van de verkoopwaarde van de woning, in voorkomend geval na de uitvoering van werken, of van de totale kostprijs van de verrichting als deze lager is, en anderzijds de som van het bedrag van de in artikel 4 bedoelde hypotheeklening(en) en de eigen middelen.

Het bedrag van de lening mag evenwel niet kleiner zijn dan 7.500 euro (302 549 BEF) en niet groter dan 25.000 euro (1 008 498 BEF).

Het Fonds kan beslissen deze bedragen aan te passen onder voorbehoud van de instemming van de Minister. § 3. De bedragen bedoeld in het derde lid van § 2 van dit artikel zijn gebonden aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkost van privé-woningen en stemmen overeen met de index van november 2001. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50.

TITEL V. - Rentevoet

Art. 12.De jaarlijkse rentevoet die geldt voor de lening wordt vastgesteld op 2 %. Als de woning evenwel gelegen is binnen een van de ruimten voor versterkte ontwikkeling van de huisvesting en de stadsvernieuwing bedraagt de rentevoet 0 %.

Het Fonds kan deze rentevoeten aanpassen onder voorbehoud van de instemming van de Minister.

Art. 13.Voor elk vervallen en niet betaald deel van de lening kan de rente binnen de wettelijke perken verhoogd worden.

TITEL VI. - Duur, terugbetalingsdatum en vereffening van de lening

Art. 14.De duur van de lening wordt vastgesteld door het Fonds in functie van de financiële mogelijkheden van de aanvrager. Deze duur mag evenwel niet langer zijn dan 10 jaar.

De lening wordt terugbetaald door middel van vaste maandelijkse termijnen. Als het Fonds in overeenstemming met de Regeringscommissarissen evenwel meent dat dit gerechtvaardigd is, kunnen deze maandelijkse termijnen progressief zijn.

Art. 15.Het bedrag van de lening wordt niet rechtstreeks aan de ontlener uitgekeerd, maar al naargelang van het geval aan de verkoper van de woning, aan de leveranciers van bouwmaterialen, aan de aannemers of aan andere schuldeisers die rechtstreeks betrokken zijn bij de verrichting waarvoor de lening is aangegaan. Op grond van verantwoorde redenen kan het Fonds hierover echter anders beslissen.

TITEL VII. - Waarborgen

Art. 16.De lening mag slechts worden toegestaan indien het Fonds, op grond van de gegevens waarover het beschikt, meent dat de ontlener in staat zal zijn zijn financiële verplichtingen na te komen.

Art. 17.Bij vervreemding van de woning dient de lening onmiddellijk volledig te worden terugbetaald.

Art. 18.De begunstigden van de lening verbinden zich hoofdelijk en ondeelbaar jegens het Fonds in de authentieke leningsakte. Zij dienen de woning met hypotheek te bezwaren ten gunste van het Fonds. In geen enkel geval zal aanvaard worden dat de inschrijving bij de hypotheekbewaarder de derde rang overschrijdt.

Elke heropname van krediet en elke wijziging van de verplichtingen die voortvloeien uit de akte waaruit de in artikel 6 bedoelde hypotheek of hypotheken volgen, zijn afhankelijk van de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Fonds.

Art. 19.De ontlener verbindt zich ertoe binnen de wettelijke perken zijn lonen, wedden of vervangingsinkomens af te staan aan het Fonds om de progressieve aanzuivering van eventuele achterstallen mogelijk te maken.

Art. 20.Vooraleer de ontlener de lening sluit, dient hij, behoudens uitzondering aanvaard door het Fonds, voor de hele duur ervan een tijdelijke overlijdensverzekering met afnemend kapitaal aan te gaan bij een verzekeraar erkend door de Controledienst der Verzekeringen.

Het voordeel en het terugkooprecht van deze verzekering moeten als inpandgeving aan het Fonds overgedragen worden ten belope van de bedragen die de ontlener nog aan het Fonds verschuldigd is.

Art. 21.De woning moet verzekerd worden tegen alle risico's zoals brand, waterschade, blikseminslag en ontploffing voor de nieuwwaarde van de woning en dit voor de hele duur van de lening.

De verzekering moet aangegaan worden bij een verzekeraar ingeschreven bij de Controledienst der Verzekeringen.

Art. 22.Telkens het Fonds dit verantwoord acht, kan het elke waarborg eisen die niet vermeld staat onder deze titel in de artikelen 16 tot 21.

TITEL VIII. - Kosten

Art. 23.Behoudens de wettelijke kosten verbonden aan de hypotheek en wat verschuldigd is krachtens andere wettelijke of verordenende bepalingen mogen enkel de kosten voor het aanleggen van het dossier en voor de schatting van het goed of de goederen waarop de waarborg van toepassing is, al naargelang van het geval, voor rekening van de aanvrager of de ontlener gebracht worden.

Art. 24.Voor geen enkele aanvraag mogen de totale kosten voor het aanleggen van het dossier en voor de schatting meer bedragen dan 325 euro (13 110 BEF).

Dit bedrag is gebonden aan de gezondheidsindex van de consumptieprijzen van de maand november 2001. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50.

Het Fonds kan het aanpassen onder voorbehoud van de instemming van de Minister.

TITEL IX. - Slotbepalingen

Art. 25.Als de ontlener niet alle verplichtingen naleeft die voortvloeien uit de bepalingen van dit besluit of van zijn leningsakte of onjuiste of onvolledige gegevens verschaft, dan kan het Fonds : - hetzij de volledige en onmiddellijke terugbetaling eisen van de lening; - hetzij een jaarlijkse rentevoet opleggen van ten hoogste 7 %.

Het Fonds kan deze rentevoet aanpassen, onder voorbehoud van de instemming van de Minister.

Art. 26.De begunstigde of voormalig begunstigde van een lening in het raam van dit besluit kan een tweede lening verkrijgen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat het totale bedrag van de twee leningen niet groter is dan 25.000 euro (1 008 498 BEF).

Dit bedrag is gebonden aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkost van privé-woningen en stemt overeen met de index van november 2001. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast en afgerond tot op de euro lager of hoger naargelang het cijfer van de cents kleiner dan 50 is of gelijk aan of groter dan 50.

Art. 27.Komen niet in aanmerking voor de toepassing van dit besluit : de begunstigden van een hypotheeklening van het Fonds in het raam van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 december 2001 houdende goedkeuring van het reglement met betrekking tot het gebruik van de kapitalen van het fonds B2 door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest voor zijn algemene verrichtingen van hypotheekleningen; de kopers van een reeds door het Gewest gesubsidieerde woning die te koop werd gesteld in het raam van de activiteiten van de G.O.M.B., de gemeenten of de O.C.M.W.'s.

^