gepubliceerd op 27 november 1997
Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot fusie van de interne rekeningen genaamd fonds B2, B3, B4 en B5, in de boeken van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
2 OKTOBER 1997. Besluit van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot fusie van de interne rekeningen genaamd fonds B2, B3, B4 en B5, in de boeken van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen in uitvoering van artikel 39 van de Grondwet en meer bepaald zijn artikel 6, § 1, IV, dat de huisvestingsmaterie overhevelt naar de Gewesten;
Gelet op de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970, bekrachtigd bij de wet van 2 juli 1971, voor het laatst gewijzigd voor wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft door de ordonnantie van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad van 9 september 1993 houdende wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting, inzonderheid op de artikelen 38, 41 en 115;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 juli 1989 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap "Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest" tot het aangaan van leningen; gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 30 november 1989 tot vaststelling van de wijze van toekenning van kapitaalsubsidies aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Gewest; gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 17 december 1992 tot vaststelling van de wijze van toekenning van terugvorderbare voorschotten zonder interest aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap "Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest" tot het aangaan van leningen en gelet op het besluit van de Brussels Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de interne rekeningen van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, die betrekking hebben op de verschillende financieringsmodaliteiten van zijn aktiviteiten gepaard gaande met een gewestelijke of federale tussenkomst te zijner voordele, hun onderling verband dienen weer te geven en dienen vereenvoudigd te worden;
Overwegende dat om dit doel te bereiken, het gerechtvaardigd is om tot een fusie over te gaan van de boeken van de interne fondsen B2, B3, B4 en B5;
Overwegende dat elke vertraging in deze fusie een ongerechtvaardigde vermenigvuldiging van boeken inhoudt;
Op voorstel van de Staatssecretaris die de huisvesting in zijn bevoegdheid heeft, Besluit :
Artikel 1.In de boeken van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, worden de interne rekeningen genaamd fonds B2, B3, B4 en B5, zoals respectievelijk omschreven in het koninklijk besluit van 10 juli 1989 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap "Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest" tot het aangaan van leningen, in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 30 november 1989 tot vaststelling van de wijze van toekenning van kapitaalsubsidies aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 17 december 1992 tot vaststelling van de wijze van toekenning van terugvorderbare voorschotten zonder interest aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap "Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest" tot het aangaan van leningen en in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 2 mei 1996 tot vaststelling van de wijze van toekenning van de tussenkomst ten laste van de begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, samengevoegd in één enkel fonds, genaamd fonds B2.
Art. 2.Alle bedragen, schuldvorderingen, schulden, opbrengsten en lasten in verband met de verrichtingen verwezenlijkt door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en verwezenlijkt of te verwezenlijken door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en rechtstreeks of onrechtstreeks door hen gefinancierd door leningen met waarborg van de Staat of van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of met subsidies, premies, dotaties of voorschotten toegekend door deze laatsten, worden geboekt op rekening van het fonds B2.
Art. 3.De bedragen in het fonds B2 mogen niet aangewend worden voor andere doeleinden dan deze die het verwezenlijken van de doelstellingen omschreven in het koninklijk en het ministerieel besluit van 13 december 1983, zoals deze werden of zullen gewijzigd worden, betrachten. De winsten verwezenlijkt in het fonds B2 moeten in dit fonds blijven. Zij worden in een reserve gestort waarvan de aanwending gezamenlijk wordt vastgesteld door de Ministers of Staatssecretarissen die respectievelijk de Begroting en de Huisvesting in hun bevoegdheid hebben, met dien verstande dat de eerste bestemming van deze reserve het dekken van de verbintenissen op korte, op middellange en op lange termijn van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient te zijn.
Art. 4.De Brusselse Hoofdstedelijke Regering duidt twee commissarissen aan, behorend tot een verschillende taalrol, bij het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Deze commissarissen hebben een onbeperkt recht van toezicht op de verrichtingen van de vennootschap en moeten tot alle vergaderingen van de raad van bestuur en van de andere beheersorganen uitgenodigd worden.
Elke verbintenis of beslissing van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofstedelijk Gewest, waartegen één van de commissarissen verzet aantekent, dient ter goedkeuring aan de bevoegde Minister of Staatssecretaris te worden voorgelegd en wordt voorlopig opgeschort.
De Minister of de Staatssecretaris zal een uitspraak doen binnen dertig dagen na de datum van het verzet. Na voormelde termijn, wordt de beslissing of de verbintenis geacht te zijn goedgekeurd.
Het verzet van de commissarissen dient medegedeeld binnen acht dagen na de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de Regeringscommissarissen hierop volgens de vastgestelde regels werden uitgenodigd en mocht dit niet het geval zijn, vanaf de dag waarop zij hiervan in kennis werden gesteld.
De commissarissen kunnen beroep instellen bij de Brusselse Hoofdstedelijke Regering indien zij oordelen dat één van beide Gemeenschappen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gediscrimineerd wordt door een beslissing van het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of dat deze beslissing tegen het algemeen belang indruist. Hun beroep schorst de desbetreffende beslissing, totdat de Regering terzake stelling heeft genomen.
Wanneer het algemeen belang of de naleving van de wet of de reglementen het vereisen, kunnen de Regering en de commissarissen aan het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vragen om binnen de termijn die zij vaststellen, te beraadslagen over elke vraag die hen aanbelangt.
Art. 5.In de voormelde besluiten van 10 juli 1989, van 30 november 1989, 17 december 1992, 13 mei 1993 en 2 mei 1996, alsmede in het koninklijk besluit van 13 december 1983, betreffende de aanwending, voor het Brussels Gewest, van de kapitalen die voortkomen van het fonds B2, door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, in het ministerieel besluit van 13 december 1983, houdende goedkeuring van het reglement betreffende de aanwending door het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, van de kapitalen voortkomend van het fonds B2 in het Brussels Gewest, zoals deze gewijzigd werden, alsmede in het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 1994, tot vaststelling van de basisrentevoet van de door het Woningfonds van de Gezinnen van het Brussels Gewest, toe te stane leningen door middel van de kapitalen afkomstig van de fondsen B2, B3, en B4, worden de benamingen "B2, B3, B4 en B5" vervangen door de benaming "B2".
De bepalingen van de voormelde besluiten van 10 juli 1989, 30 november 1989, 17 december 1992, 13 mei 1993 en 2 mei 1996, blijven van toepassing voor zover deze niet strijdig zijn met de bepalingen van huidig besluit.
Art. 6.De Minister die de Begroting in zijn bevoegdheid heeft en de Staatssecretaris die de Huisvesting in zijn bevoegdheid heeft, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
Brussel, 2 oktober 1997.
Door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister bevoegd voor Begroting, J. CHABERT De Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting, E. TOMAS