gepubliceerd op 20 oktober 2001
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen met betrekking tot de invoering van het meervoudig inschrijvingsstelsel
20 SEPTEMBER 2001. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen met betrekking tot de invoering van het meervoudig inschrijvingsstelsel
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting, en meer bepaald op artikel 5 zoals dit werd gewijzigd door de ordonnanties van 6 februari 1997 en 8 juni 2000;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, gewijzigd door de besluiten van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 maart 1997 en 9 december 1999;
Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
Gelet op het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 november 2000;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 23 november 2000;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de beslissing van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 31.108/3 van de Raad van State, gegeven op 3 april 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Sur la proposition du Secrétaire d'Etat du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale qui a le Logement dans ses attributions;
Na beraadslaging,
Artikel 1.De in artikel 5, § 10, van de ordonnantie van 9 september 1993 vastgestelde bepaling tot invoering van het beginsel van de meervoudige inschrijving treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 2.Aan artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, gewijzigd door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 maart 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Punt 9° wordt aangevuld als volgt : « Bovendien wordt de persoon die door het Ministerie van Maatschappelijke Voorzorg is erkend als gehandicapte voor meer dan 66 % na de leeftijd van 65 jaar aanzien als gehandicapte voor de toepassing van de artikelen 3, 2°, 4, § 1, en 9, § 1, 4.» 2° In 10° wordt het eerste streepje opnieuw geformuleerd als volgt : « - het kind dat onder de verantwoordelijkheid van één van de gezinsleden wordt geplaatst, dat voor hem de kinderbijslag ontvangt;» 3° het eerste lid van 11° wordt vervangen door de volgende tekst : « Inkomsten : de netto-inkomsten uit onroerende of roerende goederen en het netto belastbaar bedrag van de inkomsten uit beroepsbezigheden voor elke aftrek, verhoogd of verminderd met de uitkeringen voor onderhoud die ontvangen of betaald zijn en de aftrekken verricht voor kinderopvang, zoals bepaald in het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992.De betrokken inkomsten worden vastgesteld op basis van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen van het land waar ze worden belast. Studiebeurzen toegekend aan gezinsleden die niet de hoedanigheid bezitten van kinderen ten laste, worden eveneens als inkomsten beschouwd ». 4° De volgende bepalingen worden toegevoegd : « 25° : gewestelijke referentie : de identificatiecode van de kandidaat-huurder, bestaande uit het indentificatienummer van de maatschappij van inschrijving en een volgnummer in de gewestelijke gegevensbank.26° : referentiemaatschappij : de maatschappij waartoe de aanvrager van een woning zich richt om zich in te schrijven als kandidaat-huurder van de maatschappij en desgewenst van andere maatschappijen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.27° : tweedelijnsmaatschappij : de maatschappij waarbij de kandidaat-huurder zich inschrijft via de referentiemaatschappij.28° coöperatieve huurdersmaatschappij : maatschappij waarin de woningen uitsluitend worden toegekend aan de eigen coöperanten of aan kandidaat-huurders die zich ertoe verbonden hebben in te schrijven op aandelen van de maatschappij;29° schrapping : operatie die erin bestaat een kandidatuur voor een sociale woning bij alle hierbij betrokken maatschappijen in te trekken".
Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 3bis ingevoegd dat luidt als volgt : § 1. De maatschappijen worden belast met de uitvoering van de bepalingen van artikel 4 tot 15 betreffende de inschrijving van kandidaat-huurders en de toewijzing van woningen. § 2. De maatschappijen mogen enkel de gegevens verzamelen die strikt noodzakelijk zijn voor de toepassing van de bepalingen in dit besluit.
Gegevens ter aanvulling van deze bedoeld in § 3, tweede lid, mogen zij slechts verzamelen mits de sociaal afgevaardigde hiermee instemt. § 3. Al de registers van kandidaat-huurders van de maatschappijen worden gehergroepeerd in een gewestelijke gegevensbank beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij om de overdracht van informatie tussen de maatschappijen onderling te bevorderen.
De Minister stelt vast welke gegevens over de kandidaat-huurders door de referentiemaatschappijen moeten verzameld worden en die vervolgens via de gewestelijke gegevensbank overgeheveld moeten worden naar de tweedelijnsmaatschappijen betrokken bij de aanvraag en welke structuur de fiches moeten hebben waarop de gegevens worden verzameld.
De gegevens betreffende het nationaal nummer van de meerderjarige gezinsleden die niet de hoedanigheid bezitten van kind ten laste, de gewestelijke referentie en het nummer van de kandidaat-huurder in de referentiemaatschappij worden meegedeeld aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en aan al de openbare vastgoedmaatschappijen, teneinde dubbele inschrijvingen te vermijden. § 4. Als de gegevens met betrekking tot de kandidaat-huurders naar de gewestelijke gegevensbank worden overgeheveld, worden deze hiervan op de hoogte gesteld. Er mogen geen andere individuele inlichtingen over de kandidaat-huurders worden doorgegeven zonder hun voorafgaande schriftelijke toestemming. § 5. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij kan over kandidaat-huurders al de gedepersonaliseerde inlichtingen verzamelen zoals deze geconsolideerd werden op het niveau van elke van de maatschappijen en van de gemeenten of bij het Gewest. Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, de Regering en de adviesraad voor huisvesting krijgen toegang tot deze gedepersonaliseerde informatie.
Zij kan worden meegedeeld aan derden mits de Regering en de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij hiermee instemmen. § 6. Er wordt een toezichtscomité opgericht dat ermee belast wordt de naleving van de wettelijke en verordenende bepalingen met betrekking tot de overdracht van gegevens te controleren en te waarborgen. Het bestaat bovendien uit 3 vertegenwoordigers Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij en 4 personen aangesteld door de Regering op voordracht van de representatieve federaties van de maatschappijen.
Het comité stelt zijn eigen werkingsregels vast. Deze worden na advies van de raad van bestuur van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij goedgekeurd door de Regering. De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij staat in voor het secretariaat van het comité.
Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, vijfde lid, worden de woorden « In geval van overschrijding van de toelatingsdrempels en » ingevoegd in het begin van de zin.2° Aan hetzelfde lid wordt de volgende volzin toegevoegd : « Het bewijs van inkomsten wordt geleverd door het aanslagbiljet voor de inkomsten van het referentiejaar of door elk bewijsstuk waarvan de lijst door de Minister wordt opgesteld ».3° In § 1 wordt het zesde lid vervangen als volgt : « De inkomsten van het gezinslid kandidaat-huurder dat zijn kandidatuur indient tijdens het jaar voorafgaand aan zijn oppensioenstelling, worden niet in aanmerking genomen in de loop van dat jaar ».4° In § 2, eerste lid, worden de woorden "en waarvan het kadastraal inkomen hoger is dan 10 000 BEF" geschrapt.5° In § 2, 3de lid, en in § 4, eerste lid, wordt het begrip » van rechtswege » vervangen door « , middels een opzegging van 6 maanden, ».6° Aan de eerste volzin van § 3 worden de volgende woorden toegevoegd : "ofwel het huurcontract bij renovatie ondertekenen, zoals bedoeld in bijlage 5 van dit besluit".7° In § 4 worden de woorden « waarvan het KI hoger is dan 10 000 BEF" vervangen door « of, voor de huren afgesloten voor 1 januari 2002, het kadastrale inkomen hoger is dan 10 000 Bef ».8° § 5 wordt aangevuld met de volgende tekst : « De gemotiveerde beslissing tot verwerping van de kandidatuur wordt genomen op advies van de sociaal afgevaardigde en per aangetekend schrijven bekendgemaakt aan de betrokkene.» 9° Er wordt een § 6 toegevoegd die luidt als volgt : « Iedere persoon mag slechts deel uitmaken van één enkel kandidaat-huurdersgezin ».10° Er wordt een § 7 toegevoegd die luidt als volgt : « Minstens één van de gezinsleden dat niet de hoedanigheid van kind ten laste bezit, is ingeschreven in het bevolkings- of vreemdelingenregister of beschikt over een document dat bewijst dat een aanvraag werd ingediend bij de Regularisatiecommissie ingesteld bij wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk. Indien de kandidaat-huurder aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarde niet kan voldoen, dan kan hij aan de openbare vastgoedmaatschappij van zijn keuze zijn intentie meedelen om achteraf een aanvraag voor een sociale woning in te dienen, als minstens één van de gezinsleden, dat niet de hoedanigheid van kind ten laste bezit, hetzij : - in het bezit is van een attest van immatriculatie; - een bevel gekregen heeft het grondgebied te verlaten dat hetzij niet vervallen, hetzij verlengd is; - in het bezit zijn van een bijlage 35 afgeleverd krachtens de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - in het bezit is van een nog niet vervallen aankomstverklaring, zoals bedoeld in bijlage 3 afgeleverd krachtens de van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen; - het bewijs kan voorleggen dat bij de Raad van State een beroep werd ingesteld tegen een maatregel tot verwijdering van het grondgebied, genomen op grond van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
De datum waarop die mededeling wordt gedaan, geldt als uitgangspunt voor het berekenen van de voorkeurrechten bedoeld in artikel 9, § 3, op het ogenblik waarop de betrokkene zich in een toestand bevindt op grond waarvan hij zich kan inschrijven.
Op straffe van nietigheid van deze verklaring dient het gezin ze op eigen initiatief om de twee jaar te hernieuwen en de verschillende betrokken maatschappijen binnen twee maanden op de hoogte te stellen van elke adreswijziging".
Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De kandidatuur voor het huren van een woning beheerd door een maatschappij wordt ingediend middels een origineel exemplaar van het formulier « huuraanvraag van een sociale woning ».Dit formulier wordt opgesteld door de Minister en de individuele exemplaren ervan worden aangemaakt door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij. Het wordt door alle maatschappijen op eenvoudige aanvraag gratis opgestuurd of overhandigd aan de personen die erom verzoeken. De maatschappijen kunnen de verspreiding van deze exemplaren toevertrouwen aan derden, op de wijze die zij zelf bepalen en na goedkeuring door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij. » 2° In hetzelfde artikel, § 2, wordt het eerste lid vervangen door "De maatschappij mag geen enkele kandidatuur weigeren die door middel van het in § 1 bedoelde formulier wordt ingediend door een kandidaat die heeft bewezen dat hij de bij artikel 4 bepaalde toelatingsvoorwaarden vervult, voorzover die voorwaarden op hem van toepassing zijn.» 3° Het derde lid van paragraaf 2 wordt aangevuld als volgt : « en waarvan de lijst is opgesteld door de Minister, met uitsluiting van enig ander document ».4° Er wordt een § 2bis toegevoegd dat luidt als volgt : « De kandidaat-huurder kiest een referentiemaatschappij die zijn dossier beheert.De kandidaat-huurder kan tevens één of meerdere andere maatschappijen kiezen waarbij hij zich in tweede lijn wil laten inschrijven. De kandidaat kwijt zich rechtstreeks bij de referentiemaatschappij van alle formaliteiten qua inschrijving, wijziging en vernieuwing van zijn kandidatuur. Als de aanvraag voor een woning bij de referentiemaatschappij wordt opgezegd of geschrapt, dan geldt dit voor bij alle maatschappijen betrokken bij die aanvraag, behoudens in geval van overmacht die de verandering van referentiemaatschappij rechtvaardigt, en na akkoord van de sociaal afgevaardigde van de initieel gekozen referentiemaatschappij ». 5° § 3 van artikel 5 wordt vervangen als volgt : « De referentiemaatschapij beschikt over een termijn van vijftig dagen om zich uit te spreken over de ontvankelijkheid van een kandidatuur, te rekenen vanaf het versturen van het aangetekend schrijven of vanaf de datum van inontvangstneming van het formulier bedoeld in paragraaf 1. Indien het formulier onvolledig is of niet-ondertekend op de daarvoor voorziene plaatsen of niet vergezeld is van alle vereiste bijlagen, beschikt de kandidaat-huurder over een termijn van vijftien dagen, op straffe van onontvankelijkheid van de kandidatuur, om te antwoorden op ieder verzoek om bijkomende inlichtingen vanwege de referentiemaatschappij. De termijnen bepaald in art. 5 § 3, worden verlengd met deze termijn van 15 dagen.
Zodra het dossier volledig is, meldt de maatschappij dit aan de sociaal afgevaardigde aangesteld door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, die over een termijn beschikt van vijfentwintig dagen om het te valideren. Hij stuurt de gegevens van de ontvankelijke dossiers door om ze te laten opnemen in de registers van alle maatschappijen betrokken bij de aanvraag. Zodra zij zich heeft uitgesproken over de ontvankelijkheid van de kandidatuur, bevestigt de referentiemaatschappij voor zichzelf en voor de tweedelijnsmaatschappijen dat zij de aanvraag ontvangen heeft middels een schrijven per post, opgesteld in de taal van de aanvraag. Een steekkaart uit het register, waarvan het model door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij is goedgekeurd, wordt bij het ontvangstbewijs gevoegd.
De kandidaat-huurder moet uiterlijk vijfenzeventig dagen na het indienen of het versturen van het formulier geïnformeerd worden over het gevolg dat aan zijn aanvraag wordt gegeven. De verwerping van de kandidatuur wordt gemotiveerd. Door zijn kandidatuur in te dienen, verleent de kandidaat-huurder de maatschappijen de toestemming om van de bevoegde overheidsdiensten alle documenten te verkrijgen met betrekking tot de elementen die nodig zijn voor een onderzoek van de toelatingsvoorwaarden. De kandidaat-huurder wordt over deze toestemming ingelicht ». 6° In hetzelfde artikel wordt een § 3bis ingevoegd die luidt als volgt : « De tweedelijnsmaatschappij beschikt over één maand te rekenen vanaf het ogenblik waarop de kandidaat-huurder het bericht ontvangt dat zijn aanvraag door de referentiemaatschappij werd aanvaard, om deze kandidatuur te weigeren.Na het verstrijken van deze termijn wordt de kandidatuur verondersteld te zijn aanvaard. De enige geldige redenen voor een weigering zijn het niet-inachtnemen van de voorwaarden bepaald in artikel 4, §§ 1, 2 en 5 van dit besluit. De verwerping van de kandidatuur door een tweedelijnsmaatschappij dient te worden gemotiveerd en per aangetekend schrijven aan de betrokkene betekend ». 7° § 4 van hetzelfde artikel wordt vervangen als volgt : « De wijze waarop het register wordt beheerd en gecontroleerd, en waarop de kandidaturen in de referentiemaatschappijen en de tweedelijnsmaatschappijen worden gearchiveerd, wordt door de Minister vastgesteld ».8° De §§ 5 en 6 van hetzelfde artikel worden opgeheven.9° Er wordt een nieuwe § 5 aangemaakt die luidt als volgt : « Elke valse verklaring bedoeld om het niet-inachtnemen van de toelatingsvoorwaarden bepaald in artikel 4 te verhullen of om onrechtmatig te genieten van de voorkeurrechten bepaald in de artikelen 8 en 9, leidt tot schrapping van de aanvraag voor een woning.De geschrapte kandidaat mag zich, gedurende een termijn van zes maanden, niet herinschrijven bij een maatschappij. Indien reeds een woning werd toegekend, dan kan een einde worden gesteld aan de huurovereenkomst middels een opzeggingstermijn van zes maanden. »
Art. 6.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. De kandidaat-huurder moet de referentiemaatschappij verwittigen omtrent elke wijziging van woonplaats en iedere wijziging in de samenstelling van het gezin binnen twee maanden na deze wijziging of verandering. Het niet naleven van deze procedure kan leiden tot schrapping uit het de register. § 2. De referentiemaatschappij vraagt de kandidaat-huurder eens om de twaalf maanden middels het document opgesteld door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij een schriftelijke bevestiging van zijn kandidatuur.
De kandidaat-huurder is verplicht de maatschappij in zijn antwoord op de hoogte te stellen van iedere wijziging die is opgetreden sedert zijn initiële inschrijving of de vorige vernieuwing ervan, met de vereiste documenten als bewijs.
Bij deze gelegenheid kan de kandidaat het aantal gemeenten en/of maatschappijen waar hij een woning wenst uitbreiden. Hij kan dit aantal verkleinen op ieder ogenblik voorafgaand aan de toepassing van de in artikel 15 van dit besluit bedoelde bepalingen.
De kandidaturen die binnen twee maanden na de aanvraag om bevestiging onbevestigd blijven, worden geschrapt uit het register. § 3. De kandidatuur wordt uit het register geschrapt indien zij niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 4. § 4. Iedere beslissing tot schrapping wordt behoorlijk gemotiveerd en gedateerd aan de kandidaat-huurder meegedeeld. De geschrapte kandidaat kan zich binnen een periode van zes maanden niet opnieuw inschrijven in een maatschappij ».
Art. 7.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen als volgt : « De hierna omschreven kandidaat geniet twee voorkeurrechten : 1° De persoon wiens verhuurder de huurovereenkomst vroegtijdig heeft beëindigd zonder dat deze vroegtijdige verbreking voortvloeit uit een fout van de huurder.Dit voorkeurrecht wordt evenwel slechts toegekend indien de opzegging gebeurde conform de wettelijke voorschriften of, bij ontstentenis hiervan, indien de kandidaat het bewijs voorlegt dat hij stappen ondernam om ze met de wettelijke voorschriften in overeenstemming te brengen. 2° Het slachtoffer van een geval van overmacht, natuurlijke of sociale ramp dat het onvoorziene verlies van de betrokken woning tot gevolg heeft.3° Het gezin dat kinderen ten laste heeft en slechts één persoon die deze hoedanigheid niet bezit.4° Het gezin dat minstens één persoon met een handicap telt.5° De persoon die een ongezonde woning verlaat of die een woning verlaat die het behoud van de gezinseenheid in gevaar brengt.6° De huurder die sedert tenminste twee jaar een onaangepaste woning betrekt van een maatschappij, als deze niet is kunnen ingaan op zijn aanvraag tot mutatie na het verstrijken van een termijn van twaalf maanden ingaand op de datum van indiening van de aanvraag of als er geen hiertoe aangepaste woning tot haar patrimonium behoort. Deze bepaling mag evenwel niet worden toegepast indien blijkt dat de niet-toekenning het gevolg is van een schrapping of van het feit dat de verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst niet werden nageleefd ». 2° § 2, 1°, wordt opgeheven.3° § 2, 2°, wordt vervangen als volgt : « per persoon, ouder dan 60 jaar, die deel uitmaakt van het gezin.». 4° § 2, 3°, wordt vervangen als volgt : « per krijgsgevangene, per oorlogsinvalide of per weduwnaar (weduwe) van een krijgsgevangene of oorlogsinvalide, die deel uitmaakt van het gezin ».5° In § 2, 5°, worden de woorden « ten minste » ingevoegd tussen « en » en « twee kinderen ten laste ».6° § 3 wordt vervangen als volgt : « ieder gezin dat zich als huurder kandidaat stelt, geniet op de eerste verjaardag van zijn kandidatuur bovendien van een voorkeurrecht en per daaropvolgend jaar telkens van twee voorkeurrechten ».7° Er wordt een § 4bis ingevoegd als volgt : « De Minister preciseert de situaties die recht kunnen geven op die voorkeurrechten evenals de voor te leggen bewijsdocumenten ter staving ervan ».
Art. 8.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in het tweede lid worden de volgende woorden toegevoegd : « in de maatschappij waar hij werd benadeeld.In dit geval vermeldt de maatschappij dit in het register ». 2° Er wordt een derde lid toegevoegd als volgt : « De gewraakte beslissing, die voortvloeit uit het feit dat bij de bedoelde maatschappij een inschrijving niet is gebeurd of dat bij een inschrijving niet alle in artikel 8 en 9 van dit besluit bepaalde voorkeurrechten in rekening werden gebracht, moet bij de referentiemaatschappij aangevochten worden binnen een termijn van 6 maanden, in het eerste geval te rekenen vanaf het verstrijken van de in artikel 5, 6°, vijfde lid, bepaalde termijn en in het tweede geval vanaf de betekening van de gewraakte beslissing.»
Art. 9.In artikel 11, derde lid, worden de woorden « binnen 30 dagen na de weigering van de sociaal afgevaardigde » ingevoegd tussen de woorden « vastgoedmaatschappij » en « haar ».
Art. 10.Artikel 12, tweede lid, wordt vervangen als volgt : « Dit programma mag slechts betrekking hebben op een maximum van 40 % van het totaal aantal toewijzingen van nieuwe woningen. De maatschappij stuurt haar ontwerpovereenkomst aan de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij toe.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen om zich uit te spreken, te rekenen vanaf de dag waarop zij de ontwerpovereenkomst ontvangt.
Deze termijn kan op verzoek van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op zestig dagen worden gebracht als dit gerechtvaardigd wordt door de noodzaak om preciseringen te verkrijgen of het eens te worden over een aanpassing van het haar voorgelegde ontwerp.
Het ontwerp wordt geacht te zijn goedgekeurd indien de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij zich binnen de toegestane termijn niet heeft uitgesproken.
De aldus gesloten overeenkomsten worden uiterlijk zeven dagen na de ondertekening ter goedkeuring overgemaakt aan de Regering. Deze laatste beschikt over dertig dagen om zich uit te spreken. Nadat deze termijn is verstreken, worden de overeenkomsten geacht te zijn goedgekeurd ».
Art. 11.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De maatschappij kan met een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn een overeenkomst van prioritaire toewijzing sluiten voor ten hoogste 10% van de beschikbare huurwoningen.
De maatschappij stuurt de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij de overeenkomst toe uiterlijk op 30 september van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de overeenkomst wordt gesloten.
De Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij beschikt over een termijn van vijfenveertig dagen om hierover een advies te formuleren, te rekenen vanaf de dag waarop zij de ontwerpovereenkomst ontvangt.
Deze termijn kan op verzoek van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij op zestig dagen gebracht worden als dit gerechtvaardigd wordt door de noodzaak om preciseringen te verkrijgen of het eens te worden over een aanpassing van het haar voorgelegde ontwerp.
De aldus gesloten overeenkomsten worden uiterlijk zeven dagen na het advies van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij ter goedkeuring aan de Regering overgemaakt. De Regering beschikt over dertig dagen om zich uit te spreken. Nadat deze termijn is verstreken, worden de overeenkomsten geacht te zijn goedgekeurd ».
Art. 12.In onderafdeling 4 wordt een artikel 14bis ingevoegd dat luidt als volgt : « In geen geval mag het op grond van de artikelen 11, 13 en 14 toegewezen cumulatieve aandeel van de woningen 40 % van het totaal aantal toewijzingen van het voorgaande jaar overschrijden ».
Art. 13.1° In artikel 15, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "naar het einde van het register overgedragen » vervangen door de woorden « geschrapt uit het register » en de woorden « binnen dertig dagen » door « binnen vijftien dagen ». 2° In § 3 van hetzelfde artikel worden de woorden "naar het einde van het register overgedragen » vervangen door de woorden « geschrapt uit het register ».3° Aan hetzelfde artikel worden een §§ 5, 6 en 7 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 5 Wanneer de maatschappij in een zelfde brief het voorstel tot bezoek en de definitieve toewijzing, onherroepbaar onder voorbehouwd van de verificaties bepaald in § 2, betekent, beschikt de kandidaat over een termijn van acht werkdagen om het bewijs te leveren dat hij nog altijd voldoet aan de in § 2 bepaalde voorwaarden en om de voorgestelde woning te aanvaarden of, om een aanvaardbare reden, te weigeren.Zoniet, wordt zijn kandidatuur uit het register geschrapt behalve wanneer hij zijn houding binnen de 15 dagen rechtvaardigt. § 6. Wanneer het kandidaatgezin huurder wordt van een openbare vastgoedmaatschappij wordt de initiële inschrijving geschrapt in alle maatschappijen betrokken bij de aanvraag. § 7. De beslissing tot schrapping wordt aan de kandidaat-huurder bekendgemaakt met vermelding van motivering en datum. Zij houdt in dat de kandidaat zich binnen een termijn van zes maanden niet opnieuw bij een maatschappij mag inschrijven. »
Art. 14.In onderafdeling 5 wordt een artikel 15bis ingevoegd, luidend als volgt : « § 1. Vóór de toewijzing kan de maatschappij de kandidaat oproepen per brief met een aanzegging van minstens vijftien dagen om na te gaan of diens kandidatuur nog steeds voldoet aan de toelatingsvoorwaarden en de voorkeurrechten bedoeld in de artikelen 8 en 9 van dit besluit.
Indien de kandidatuur niet meer beantwoordt aan de toelatingsvoorwaarden wordt zij geschrapt uit het register van de maatschappijen waarbij hij ingeschreven is. Indien de kandidaat zich niet meer op bepaalde voorkeurrechten kan beroepen, wordt zijn kandidatuur gehandhaafd in het register en wordt zijn plaats in de toewijzingslijsten herzien in functie van de berekening van de voorkeurrechten. § 2. Bij die gelegenheid kan de maatschappij de kandidaat verzoeken haar alle inlichtingen te bezorgen die noodzakelijk zijn voor de toewijzing van een woning die het best aan diens verwachtingen voldoet. Betreft het een coöperatieve huurdersmaatschappij, dan ondertekent de kandidaat, op straffe van verwerping van zijn verzoek, door de betrokken maatschappij, het handvest met de coöperatieve eigenheden, zoals het goedgekeurd werd door de Minister. § 3. Indien een maatschappij gebruik maakt van de procedure zoals vermeld onder §§ 1 en 2 dient zij dit te doen voor alle kandidaat-huurders. § 4. Indien de kandidaat-huurder geen gevolg heeft gegeven aan de oproepingsbrief stuurt de maatschappij hem per aangetekend schrijven een herinneringsbrief met een aanzegging van vijftien dagen en waarschuwt zij hem dat dit bij ontstentenis van een antwoord binnen veertien dagen na het versturen van het aangetekend schrijven leidt tot schrapping bij die maatschappij. § 5. De beslissing tot schrapping bij de betrokken maatschappij wordt aan de kandidaat-huurder meegedeeld met vermelding van motivering en datum. »
Art. 15.In onderafdeling 5 wordt een artikel 15ter ingevoegd, luidend als volgt : « De kandidaat-huurder kan zonder te worden geschrapt een woning weigeren die één van de volgende kenmerken vertoont : 1° Een woning waarvoor het vorderbare huurbedrag en de lasten de financiële draagkracht van het gezin overstijgen.In dat geval is de kandidaat ertoe gehouden de elementen te verstrekken die de maatschappij in staat stellen de gegrondheid van de ingeroepen redenen te beoordelen. 2° Een woning die een bouwstaat vertoont die getuigt van een aanzienlijk probleem in termen van stabiliteit of een permanente en steeds terugkerende vochtigheid die het gebruik ervan hindert, of waarvan de bodem en de vloeren vervormingen vertonen, of een gebrekkige stabiliteit die tot valpartijen kan leiden;of waarvan de trappen die toegang verlenen tot de woonvertrekken los zitten, onstabiel of moeilijk begaanbaar zijn; of waarvan de overlopen van de verdiepingen zijn uitgerust met een openingsysteem waarvan de drempel (voor een deur) of de vensterbank (voor een raam) zich situeert op minder dan 50 cm van de vloer en niet voorzien zijn van een borstwering; of waarvan de overlopen, de evacuatiewegen en de deuropeningen minder dan 70 cm breed zijn; of waarvan de vrije hoogte van de deuropeningen lager is dan 1 m 95. 3° Een woning die niet minstens over een binnen de woning gelegen aansluiting voor drinkwater beschikt.4° Een woning waarvan de elektriciteitsinstallatie of de gasdistributie overduidelijk gevaarlijk is of waarin de bewoner niet permanent toegang heeft tot de zekeringen van de elektrische installaties.5° Een woning waarvan de leidingen voor de afvoer van afvalwater niet zijn aangesloten op de openbare riolering of een ander aangepast systeem dat in goede staat van werking verkeert.6° Een woning waarvan de WC niet is voorzien van een stortbak, niet voor exclusief gebruik van de bewoners bestemd is of gelegen is buiten de woning.7° Een woning die niet beschikt over een badkamer of een douche.8° Een woning die voor de verwarming niet is uitgerust met hetzij centrale verwarming, hetzij een vast verwarmingssysteem, hetzij niet beschikt over een installatie die in de verblijfsvertrekken veilig kan aangesloten worden.
Art. 16.In artikel 24, eerste lid, worden de woorden "en zevende lid, 4 §§ 1 en 2" vervangen door "4 § 1".
Art. 17.De bijlagen 1 en 2 bij hetzelfde besluit worden opgeheven.
Art. 18.Overgangsmaatregelen : § 1. De bepalingen van artikelen 4 en 5 worden pas na de inwerkingtreding van de bepalingen vervat in §§ 2 tot 4 van dit artikel toegepast op de kandidaat-huurders ingeschreven vóór het van kracht worden van dit besluit. § 2. Aan de kandidaten die een aanvraag hebben ingediend vóór de inwerkingtreding van dit besluit wordt binnen de door de Regering bepaalde termijnen en uiterlijk op 31 mei 2002 een verzoek tot bevestiging van de kandidatuur toegestuurd. § 3. Binnen de door de Regering bepaalde termijnen en uiterlijk op 30 oktober 2002 richt de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij een schrijven tot alle kandidaten die vóór de inwerkingtreding van dit besluit bij verschillende maatschappijen meerdere aanvragen voor een sociale woning hebben ingediend.
Dit schrijven verzoekt ze een referentiemaatschappij te kiezen. Bij ontstentenis van een antwoord na één maand tijd wordt de maatschappij waarbij de kandidaat het langst is ingeschreven, aangeduid als referentiemaatschappij. § 4 Vanaf de opname van de kandidaat in de gewestelijke gegevensbank zijn alle bepalingen van dit besluit op hem van toepassing.
Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 20.De Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wiens bevoegdheden Huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Opgemaakt te Brussel op 20 september 2001.
F.-X. de DONNEA, Minister-Voorzitter E. TOMAS, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting G. VANHENGEL, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen A. HUTCHINSON, Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Huisvesting.