Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 09 september 1999
gepubliceerd op 15 februari 2000

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de uitbatingsvoorwaarden voor statische transformatoren met een nominaal vermogen van 250 kva tot 1 000 kVA

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2000031023
pub.
15/02/2000
prom.
09/09/1999
ELI
eli/besluit/1999/09/09/2000031023/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 SEPTEMBER 1999. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de uitbatingsvoorwaarden voor statische transformatoren met een nominaal vermogen van 250 kva tot 1 000 kVA


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op richtlijn 96/59/EG van de Raad van 16 september 1996 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (PCB's/PCT's), inzonderheid op artikel 5;

Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, inzonderheid op de artikelen 6 en 66;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu, gegeven op 4 maart 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 6 juli 1999 en toegestuurd op 19 augustus 1999;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° transformator : statische transformator met een nominaal vermogen van 250 kVA tot 1 000 kVA;2° lokaal voor elektriciteitstransformatie : lokaal waarin zich transformatoren bevinden;3° AREI : het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981 waarbij het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties voor de huishoudelijke installaties en sommige lijnen van transport en verdeling van elektrische energie bindend wordt verklaard;4° NR-index : index ter beoordeling van een geluid, zoals gedefinieerd in de Belgische norm 576-11 (1970) Art.2. Lokalen voor elektriciteitstransformatie die zich buiten een gebouw, in een speciaal daarvoor bestemd lokaal bevinden, zijn aan geen enkele beschikking inzake brandweerstand van wanden en deuren onderworpen.

Als een lokaal voor elektriciteitstransformatie zich in een gebouw bevindt, gelden de volgende normen inzake brandweerstand van wanden en deuren, onverminderd de toepassing van strengere normen die in bepaalde gevallen door of krachtens een ordonnantie worden opgelegd, en onverminderd de strengere voorschriften die door de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp worden opgelegd : 1° de wanden, de vloer en het plafond in metselwerk of beton bezitten een brandweerstand van één uur volgens de norm NBN 713.020; 2° de toegangsdeuren tot het lokaal die uitgeven binnenin het gebouw bezitten een brandweerstand van een half uur volgens de norm NBN 713.020.

Art. 3.De lokalen voor elektriciteitstransformatie bevatten geen enkele andere leiding, zoals met name leidingen voor water, gas, riolering, samengeperste lucht, verwarming, airconditioning, afvoer van regenwater, dan die bestemd voor de elektrische inrichtingen.

Evenwel kunnen leidingen die niet omgelegd kunnen worden, met de uitzondering van gasleidingen die altijd verboden zijn, door een dergelijk lokaal gaan, op voorwaarde dat ze omsloten worden in kokers die eventuele lekvloeistof naar buiten het lokaal kunnen afvoeren.

De lokalen voor elektriciteitstransformatie zijn voorbehouden voor statische transformatoren en hoog- en laagspanningstoestellen met uitsluiting van elk ander materiaal of ingedeelde inrichting.

Maatregelen worden genomen opdat het niveau van het water, waar het ook vandaan komt, ook het water voor brandbestrijding, constant en automatisch onder dat van de vitale delen van de elektrische inrichting wordt gehouden. De lokalen dienen over een beschermingsgraad tegen de indringing van vloeistoffen te beschikken die overeenkomt met de voorschriften van het AREI voor de "ruimten uitsluitend voor elektrische dienst".

De toegangsdeuren van het lokaal openen naar buiten toe. Bovendien moeten ze van binnenuit altijd zonder sleutel te openen zijn.

De lokalen of gedeelten van lokalen met materiaal voor elektriciteitstransformatie zijn slechts toegankelijk voor bevoegd en op de hoogte gesteld personeel. Het toegangsverbod voor andere personen wordt duidelijk aangegeven.

Art. 4.§ 1. De lokalen voor elektriciteitstransformatie moeten zodanig verlucht zijn dat de binnentemperatuur niet hoger oploopt dan 40 °C. Er wordt blijvend een thermometer geplaatst. Mechanische ventilatiesystemen zijn toegelaten en zelfs noodzakelijk naargelang de kracht van de transformator.

De lokalen zijn uitgerust met een onafhankelijke hoge en lage ventilatie, die in contact staat : 1° ofwel rechtstreeks met de buitenlucht;2° ofwel onrechtstreeks met de buitenlucht, door middel van onbrandbare leidingen met een brandweerstand van 1 uur en voorzien van brandwerende kleppen; § 2. Afwijking van § 1 is mogelijk voor de statische transformatoren die geplaatst zijn vóór de inwerkingtreding van het AREI en voor statische transformatoren zonder diëlektrische vloeistof. Die afwijking wordt toegestaan door het college van burgemeester en schepenen en gaat, in naleving van de voorschriften van § 3, gepaard met de gepaste voorwaarden. § 3. Wanneer om dwingende technische redenen de verluchting niet naar buiten toe kan gebeuren, voegt de uitbater die een afwijking aanvraagt, aan zijn voorafgaande verklaring een ontwerp voor verluchting naar andere lokalen toe. Dat omvat : 1° de redenen waarom niet aan de voorschriften van § 1 kan worden voldaan;2° de berekening van de luchtverversing;3° de lijst van de lokalen op hetzelfde niveau van het gebouw, met telkens de bestemming ervan;4° de lijst met brandpreventie maatregelen. De verluchting is dan mogelijk vanuit voldoende grote lokalen die naar buiten toe verlucht worden. In deze lokalen moet de luchtverversing zodanig zijn dat de temperatuur steeds beneden de 40 °C blijft. In dit geval worden brandwerende kleppen bij de doorgang van brandwerende muren en branddeuren aangebracht. Die kleppen zijn uitgerust met een toestel dat ze bij brand onmiddellijk in werking stelt. De lokalen moeten direct naar buiten toe verlucht worden.

In geen geval mag worden afgeweken van strengere voorschriften die door de dienst voor brandweer zouden zijn vastgesteld.

De verluchting mag niet gebeuren via een lokaal met een stroomopwekkend aggregaat, vaste batterijen of ontvlambare vloeistoffen, noch via een werkplaats waar ontvlambare dampen of stofdeeltjes kunnen vrijkomen.

Art. 5.Een lokaal voor elektriciteitstransformatie met toestellen waarvan het volume diëlektrische vloeistof 50 liter bereikt of overschrijdt, moet voorzien zijn van een ondoordringbare kuip voor die vloeistof, ofwel moeten alle toestellen beschikken over een tank die de diëlektrische vloeistof afkomstig van de breuk van het toestel kan opvangen. De ondoordringbare kuip en de tank bestaan uit onbrandbaar materiaal, d.w.z. materiaal dat geen enkel waarneembaar warmteverschijnsel vertoont tijdens de genormaliseerde proef, waarbij het aan een conform de norm NBN S21-201 voorgeschreven verwarming wordt onderworpen.

Art. 6.De signalisatie van transformatoren met PCB's bevat minstens de volgende elementen : 1° een zwart sint-andrieskruis op een oranje achtergrond met daaronder de tweetalige vermelding « nuisible-nocif /schadelijk voor de gezondheid »;2° de volgende teksten : a) « contient des biphényles polychlorés - bevat gechloreerde bifenylen »;b) « en cas d'incendie et/ou d'explosion, ne pas respirer la fumée - in geval van brand en/of explosie het inademen van rook vermijden »;3° de volgende aanduidingen : a) naam, adres, telefoon- en faxnummer van de te contacteren persoon;b) na buitengebruikstelling, door een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest erkende ophaler laten verwijderen. De signalisatie van de toegangsdeuren tot de lokalen met de transformatoren gebeurt met behulp van etiketten die bestaan uit een oranje rechthoekige band van minstens 15 bij 5 cm, met in het midden een zwart sint-andrieskruis dat minstens twee derden van de breedte bestrijkt. Indien er ook een waarschuwing voor elektrisch gevaar wordt aangebracht, moet dat in de nabijheid van dit signaal gebeuren.

Art. 7.De uitbater moet, op eenvoudige vraag van een ambtenaar van het Brussels Instituut voor Milieubeheer, het proces-verbaal van een controleorganisme kunnen voorleggen dat overeenkomstig de voorschriften van het AREI is opgesteld en dat vóór de aansluiting op het net en het onder spanning zetten van de inrichting is opgemaakt.

De uitbater moet eveneens het bewijs leveren dat zijn inrichting jaarlijks gecontroleerd is door een controleorganisme dat volgens de voorschriften van het AREI is erkend, en dat hij aan de eventuele opmerkingen van dat controleorganisme gevolg heeft gegeven.

Art. 8.Elke lozing van afvalwater afkomstig van een lokaal voor elektriciteitstransformatie is verboden. In de lokalen voor elektriciteitstransformatie zijn geen sterfputten toegestaan.

Art. 9.Voor de lokalen voor elektriciteitstransformatie in een bewoond onroerend goed is de uitbater verplicht om, indien binnen het lokaal de NR-index meer dan 70 bedraagt, het lokaal overeenkomstig de voorschriften van de Belgische norm SO1-400 akoestisch te isoleren.

Art. 10.De waarde van het niet-verstoord elektrisch veld dat door de inrichting gegenereerd wordt, mag bij een niet-verstoord regime de 5 kV/meter niet overschrijden.

Art. 11.De magnetische inductiewaarde bij 50/60 Hz aan de buitenzijde van het lokaal voor elektriciteitstransformatie mag niet meer bedragen dan : - 100 microTesla bij permanente blootstelling; - 1 000 microTesla bij kortstondige blootstelling.

Art. 12.Het formulier voor de aangifte van inrichtingen van klasse III, bedoeld in artikel 66, § 1, van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen, wordt voor de inrichtingen bedoeld in dit besluit aangevuld met de volgende verslagen en attesten : 1° het afschrift van het proces-verbaal van gelijkvormigheid van de elektrische inrichting dat door een overeenkomstig het AREI erkend controleorganisme opgesteld is;2° het afschrift van het laatste proces-verbaal van de jaarlijkse controle van de elektrische inrichting;3° het afschrift van het attest van vernietiging van de verwijderde inrichting indien die als gevaarlijk afval beschouwd wordt.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking drie maanden nadat het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 14.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 september 1999.

Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-Voorzitter, J. SIMONET De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN

^