gepubliceerd op 07 januari 2000
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen en tot vaststelling van een nieuw afwijkingspercentage van de toekenningsregels in de huisvesting
9 DECEMBER 1999. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen en tot vaststelling van een nieuw afwijkingspercentage van de toekenningsregels in de huisvesting
Verslag aan de Regering Het stelsel bepaald door het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen voorziet in een toewijzingssysteem voor woningen in functie van het aantal punten van voorrang van de kandidaat-huurder op het ogenblik waarop een woning vrijkomt die beantwoordt aan de samenstelling van het gezin.
Het besluit organiseert evenwel een afwijkend toewijzingsstelsel, dat erin werd opgenomen om op zeer korte termijn rekening te kunnen houden met sociaal hoogdringende toestanden.
Afwijkingen kunnen op grond van artikel 11 worden toegestaan met het oog op individuele gevallen en in uitzonderlijke en dringende omstandigheden. Deze zijn onderworpen aan het advies van de maatschappelijk afgevaardigde en mogen geenszins betrekking hebben op meer dan 50 % van het totaal aantal woningen dat door de OVM tijdens het voorafgaande jaar werd toegewezen.
Indien het patrimonium van een OVM vergroot en haar populatie significatief afwijkt van de globale Brusselse populatie van huurders van sociale woningen (inkomen, gezinssamenstelling), dan mag deze OVM een maximum van 50 % van de nieuwe woningen toewijzen op grond van een programma waarover met de BGHM onderhandeld wordt (art. 12).
Artikel 13 organiseert de prioritaire terbeschikkingstelling van ten hoogste 10 % van de beschikbare woningen aan een OCMW. Artikel 14 ten slotte bepaalt dat een OVM met een inkomenscoëfficiëntvan minder dan 1, dwz. waar het gemiddeld inkomen van de huurders kleiner is dan het vooropgestelde referentiecijfer, tot ten hoogste 50 % van het aantal toewijzingen van het voorafgaande jaar woningen mag toewijzen op grond van een overeenkomst met de BGHM. Hierin kan worden afgeweken van het voorrangpuntenstelsel bepaald in artikel 9 en mogen kandidaten worden toegelaten met een inkomen dat het toegangsinkomen met ten hoogste 100 000 BEF overschrijdt.
De toewijzingsprocedure van woningen in het huurbesluit kan dus als volgt worden samengevat : - algemene regel in functie van de voorrangpunten; - individuele afwijkingen voor dringende en uitzonderlijke omstandigheden; - procedures die afwijken en in het raam van overeenkomsten die met de BGHM tot stand worden gebracht.
In 1998 gebeurden 747 van de in totaal 4 077 toewijzingen op grond van artikel 11. In vergelijking met het aantal toewijzingen van het jaar daarvoor week 23,36 % van het totaal aantal toewijzingen af (19,2 % voor dringende en uitzonderlijke omstandigheden en 4,16 % voor contractualisatie), wat dus ver onder het in het besluit vastgestelde maximum van 50 % blijft.
Het ontwerpbesluit brengt het maximaal aantal toegewezen afwijkingen steunend op de artikelen 11, 12, 13 en 14 terug van 50 tot 40 %.
Deze wijziging komt tegemoet aan het regeerakkoord, waarin gesteld wordt dat « de afwijkingen in geval van dringende en uitzonderlijke omstandigheden, van de toewijzingsprioriteiten van sociale woningen tot 40 % zullen beperkt worden ».
Met het oog op de samenhang en om het totaal volume aan afwijkingen in de hand te houden, wordt deze vermindering voorgesteld voor alle afwijkende toewijzingen, ongeacht het daarbij toegepaste mechanisme.
De vermindering kan evenwel slechts in kleine mate doorwegen op de afwijkende toewijzingen, behoudens deze op grond van artikel 11, die in 1998 slechts een aandeel hadden van 4,16 %.
Aangezien het maximaal aantal afwijkende toewijzingen berekend wordt op basis van de toewijzingen van het voorgaande jaar is het noodzakelijk dat de aanpassing van het percentage kan worden toegepast op 1 januari.
Op middellange termijn zal na breed overleg aan de Regering voorgesteld worden het toewijzingsstelsel van sociale woningen in zijn geheel fundamenteel te herzien (voorrangpunten, afwijkingen en contractualisatie). Aan de hand van een efficiënter toewijzingsstelsel dat beter rekening houdt met de toestand van de kandidaat-huurders en van de OVM zou het totale volume aan afwijkingen veel sterker kunnen afnemen dan door middel van de aanpak die in deze nota wordt voorgesteld. Globaal genomen zou de toewijzing van woningen hierdoor aanzienlijk transparanter worden.
9 DECEMBER 1999. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 26 september 1996 houdende regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen en tot vaststelling van een nieuw afwijkingspercentage van de toekenningsregels in de huisvesting De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 9 september 1993 houdende de wijziging van de Huisvestingscode voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en betreffende de sector van de sociale huisvesting, inzonderheid op artikel 5;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen die beheerd worden door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 maart 1997;
Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 1999 tot vaststelling van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
Gelet op het ministerieel besluit van 30 augustus 1999 tot vaststelling van de bevoegdheden van de Gewestelijke Staatssecretaris toegevoegd aan de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering;
Gelet op het advies van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid als gevolg van het feit dat het jaarlijks volume van door de openbare vastgoedmaatschappijen toegestane afwijkingen berekend moet worden op grond van de toekenningen van het voorgaande jaar en dat elke wijziging aan het systeem in werking moet kunnen treden op 1 januari 2000;
Gelet op het advies van de Raad van State van 19 november 1999, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Besluit :
Artikel 1.In de artikelen 11, lid 5, 12, lid 2, en 14, § 2, lid 2, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van de woningen beheerd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij of door de openbare vastgoedmaatschappijen, de woorden « 50 % » worden vervangen door de woorden « 40 % ».
Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000.
Art. 3.De Minister bevoegd voor Huisvesting en de Staatssecretaris die aan hem werd toegevoegd, worden belast met de uitvoering van dit besluit.
Gedaan te Brussel, 9 december 1999.
J. SIMONET Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek E. TOMAS, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting.
A. HUTCHINSON, Staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, bevoegd voor Huisvesting.