Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 november 1998
gepubliceerd op 14 april 1999

Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
1998031550
pub.
14/04/1999
prom.
26/11/1998
ELI
eli/besluit/1998/11/26/1998031550/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 NOVEMBER 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het administratief statuut van het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp


De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, zoals voor het laatst gewijzigd door de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid op artikel 9, § 1;

Gelet op de ordonnantie van 19 juli 1990 houdende oprichting van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 oktober 1998 houdende vaststelling van de personeelsformatie van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;

Gelet op het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 2 februari 1995 betreffende de hiërarchische rangschikking van de graden van het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;

Gelet op het administratief statuut van het personeel van de Agglomeratie Brussel, aangenomen door de Agglomeratieraad in zitting van 20 juni 1973, gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 29 maart 1990 en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 14 oktober 1993;

Gezien het koninklijk besluit van 26 september 1994 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook op de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 16 november 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken van 10 juli 1997;

Gelet op het protocol van het Sectorcomité XV nummer 97/23 van 28 november 1997;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 7 november 1997 over de adviesaanvraag binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 16 maart 1998, met toepassing van artikel 84, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ambtenarenzaken, Buitenlandse Handel, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient men te verstaan onder : de Brandweerdienst : de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp; de Minister : de minister of de staatssecretaris van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering bevoegd voor de Brandbestrijding en de Dringende Medische Hulp.

TITEL II. - Het operationeel personeel HOOFDSTUK I. - Personeelsleden niet behorend tot het officierenkader Afdeling 1. - De werving

Art. 2.De werving geschiedt uitsluitend in de graad van Brandweerman op grond van een vergelijkend wervingsexamen georganiseerd door het Vast Wervingssecretariaat.

De deelnemingsvoorwaarden tot het examen zijn de volgende : 1° Belg zijn of burger van de Europese Unie;2° ten minste 18 jaar oud zijn en ten hoogste 30 jaar op de datum van afsluiting van de inschrijvingen voor het wervingsexamen;3° genieten van de politieke en burgerlijke rechten;4° van een gedrag zijn dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;5° aan de dienstplichtwetten voldoen;6° titularis zijn van het diploma lager middelbaar onderwijs of gelijkwaardig;7° de lichamelijke geschiktheid bezitten die vereist is voor het uit te oefenen ambt.

Art. 3.De kandidaten moeten bovendien voldoen aan de volgende vereisten : 1° ten minste 1,63 m groot zijn;2° een gehoorscherpte hebben voor elk oor dat hen toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op een afstand van 2,50 m;3° voldoen aan een cyclo-ergometrische inspanningstest van 200 W gedurende 6 minuten of een equivalente test;4° geen afwijkingen vertonen aan hart en longen, noch letsels vertonen aan de ruggengraat;5° niet aan hoogtevrees onderhevig zijn;6° geen enkele pathologie vertonen die de weerstand tegen de rook kan verminderen of aanleiding kan geven tot een versterking van de effecten ervan bij een accidentele blootstelling;7° houder zijn van het medisch selectiegetuigschrift vereist bij wetsbesluit van 30 december 1946 houdende herziening en coördinatie van de wetgeving inzake bezoldigd personenvervoer door middel van automobielen. Voor de kandidaten die de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt hebben zal dit onderzoek uitgevoerd worden door de Arbeidsgeneesheer aangeduid door de Minister.

Zodra zij de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben, zullen zij zich voor het door de wet opgelegde onderzoek aanbieden, teneinde hun toestand te normaliseren.

Op het ogenblik van het examen moeten de kandidaten houder zijn van een medisch getuigschrift dat niet ouder is dan 2 maanden, dat bevestigt dat zij aan de hierboven vermelde vereisten voldoen en dat hen toelaat deel te nemen aan de lichamelijke selectieproeven zoals bepaald in artikel 5 van dit besluit.

De Geneesheer van de Brandweerdienst wordt belast met de controle van deze vereisten.

Art. 4.Het vergelijkend wervingsexamen omvat drie proeven : de lichamelijke selectieproeven, een schriftelijke proef en een mondelinge proef.

Om te slagen moeten de kandidaten slagen voor de proeven waaraan geen punten worden toegekend en voor het overige, ten minste 60 % der punten op het geheel van de selectieproeven behalen, alsmede de helft der punten voor elk deel van elke proef.

Art. 5.De lichamelijke selectieproeven omvatten 4 delen waaraan geen punten worden toegekend en 7 delen waaraan een totaal van 200 punten wordt toegekend.

De examencomissie bepaalt de volgorde van de proeven en houdt hierbij rekening met de te leveren inspanningen. 1° Voorligsteun. Steunend op handen en voeten moet het lichaam een rechte lijn vormen, de armen moeten loodrecht zijn t.o.v. de vloer. Tijdens de oefening moet de borst de grond licht aanraken.

Armen buigen/strekken : 10 maal. 2° Armbuiging. Hangend aan een balk of brug de handen in pronatie d.w.z. de handpalm naar buiten (dus niet naar de kandidaat gericht). Het toestel wordt op zulke hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin 4 maal boven de brug uitkomt. 3° Evenwicht. Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan.

Op een balk van 7 tot 10 cm breedte, 3,50 m lang, op een hoogte van 1,20 m geplaatst.

Het bestijgen en afdalen zijn vrij. De tijd gaat in bij het geven van het signaal, wanneer de kandidaat zich op de balk in evenwicht bevindt. De chronometer wordt stopgezet op het einde van de in evenwicht af te leggen afstand, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de balk. Deze proef wordt in 8 seconden afgelegd. 4° Touwklimmen 4 meter. Twee pogingen worden aan de kandidaat toegestaan met een tussentijd van 15 minuten.

De start wordt gegeven wanneer de kandidaat bij het touw staat, de armen gestrekt langs het lichaam. Deze proef wordt in 15 seconden afgelegd.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 6.De schriftelijke proef omvat 3 delen. Het totaal van de punten bedraagt 100. 1° Algemene vorming en kennis van de moedertaal : 40 punten.2° Rekenkunde : 25 punten.3° Elementaire kennis van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 35 punten.

Art. 7.De mondelinge proef omvat 3 delen. Het totaal van de punten bedraagt 100. 1° Conversatie over een algemeen onderwerp en motivatie voor het beroep van brandweerman : 50 punten.2° Elementaire kennis van de topografie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 50 punten.

Art. 8.De laureaten van het wervingsexamen worden gerangschikt in een drie jaar geldige wervingsreserve, met ingang van de sluitingsdatum van het proces-verbaal van het wervingsexamen.

Art. 9.De aankondiging van een vergelijkend wervingsexamen wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in de nationale editie van ten minste twee Nederlandstalige en twee Franstalige dagbladen met een voldoende verspreiding in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ze wordt eveneens aangeplakt in alle voorposten en kazernes van de Brandweerdienst en in alle diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze bekendmakingen vermelden de te vervullen voorwaarden, de opgelegde examens alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen. Afdeling 2. - Stage en benoeming

Art. 10.Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij aan de aanwervingsvoorwaarden voldoet en geschikt werd bevonden door de Sociaal-medische Rijksdienst.

Art. 11.De duur van de stage bedraagt een jaar. Zij kan maximaal verlengd worden met twee termijnen van zes maanden.

Art. 12.Om in vast verband benoemd te worden moeten de stagiairs houder zijn van : 1° het brevet van Brandweerman, afgeleverd door een erkend Opleidingscentrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer;2° het brevet Dringende Geneeskundige Hulp afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewestelijk Instituut voor de Opleiding in de Dringende Medische Hulpverlening of een erkend Centrum voor de Opleiding Dringende Geneeskundige Hulp;3° het rijbewijs type B.

Art. 13.Wederoproeping onder de wapens schorst de stage. In geval van benoeming in vast verband wordt het personeelslid geacht zijn stage te hebben beëindigd na afloop van de periode van een jaar na de datum van indiensttreding.

Art. 14.De officier-dienstchef en de hiërarchische meerderen waken erover dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische opleiding zulks toelaat.

Art. 15.De leidend ambtenaar en de adjunct leidend ambtenaar belasten een officier van dezelfde taalrol als de stagiairs, met de hoge leiding van de stage. Deze officier zal om de twee maanden en op het einde van de stage een evaluatieverslag opstellen voor elke stagiair.

Een kopie van de tweemaandelijkse verslagen wordt schriftelijk aan de betrokkene overgemaakt en door hem voor kennisname getekend. De betrokkene kan hier telkens zijn opmerkingen aanbrengen.

Een kopie van het eindverslag wordt schriftelijk aan de betrokkene overgemaakt die voor ontvangst tekent.

In het geval van een globaal gunstig verslag voor de stagiair, maar met negatieve opmerkingen inzake zijn gedrag en houding, kan deze laatste de Stagecommissie vatten binnen tien dagen na de kennisgeving.

In geval van een negatief verslag voor de stagiair, zal de officier belast met de hoge leiding van de stage ambtshalve het dossier overmaken aan de Stagecommissie die de belanghebbende hoort.

Elke stagiair die door de Commissie wordt gehoord heeft het recht zich te laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

De officier-dienstchef en de officier belast met de hoge leiding van de stage worden door de Commissie gehoord.

De Stagecommissie beslist dan over een eventuele verlenging van de stage of geeft haar advies over de benoeming of het ontslag van de betrokkene aan de benoemende overheid die een beslissing neemt.

Bij ontslag, beschikt de stagiair over een opzegtermijn van ten minste 3 maanden. Er wordt, ten laatste op datum van de beslissing van ontslag, een arbeidsovereenkomst afgesloten met de betrokkene voor een bepaalde duur overeenkomstig met de opzegtermijn.

Art. 16.De Stagecommissie vergadert in afdelingen naar gelang de taalrol van de stagiair.

Iedere afdeling wordt paritair samengesteld en bestaat uit een effectief lid afgevaardigd door elke erkende vakorganisatie en uit een gelijk aantal effectieve leden, officieren van tenminste rang 13.

De leden worden aangewezen door de Minister : de officieren op de voordracht van de directie van de Brandweerdienst en de vertegenwoordigers van de representatieve vakorganisaties, op de voordracht van deze laatste.

De Minister wijst op dezelfde wijze een plaatsvervanger voor elk effectief lid aan.

De Minister duidt, voor elke afdeling, de voorzitter en zijn plaatsvervanger aan onder de officieren van de Brandweerdienst.

De Stagecommissie werkt haar reglement van inwendige orde uit dat door de Minister wordt goedgekeurd.

Art. 17.De stagiair wordt op grond van een gunstig eindestageverslag in vast verband benoemd.

De benoeming wordt aan de belanghebbende rechtstreeks medege-deeld en ter kennis van de andere leden van de Brandweerdienst gebracht door de officier-dienstchef. Afdeling 3. - De loopbaan

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 18.De vacantverklaring van betrekkingen die toegekend kunnen worden door bevordering, wordt per dagorder ter kennis gebracht aan alle personeelsleden. De in aanmerking komende kandidaten moeten het dagorder komen viseren bij de personeelsdienst binnen 30 kalenderdagen.

Een exemplaar van het dagorder wordt per aangetekend schrijven, met ontvangstbewijs, verzonden naar de woonplaats van het personeelslid dat tijdelijk, om welke reden dan ook, van de dienst verwijderd is.

Art. 19.Elke kandidatuur wordt, binnen 45 kalenderdagen volgend op de publicatie van de dagorder, per aangetekend schrijven toegezonden aan de officier-dienstchef. Wanneer de laatste dag van hoger vermelde termijn op een zaterdag, een zondag of een wettelijke of reglementaire feestdag valt, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Art. 20.Voor iedere bevordering brengt de directieraad een met redenen omkleed advies uit. De directieraad spreekt zich in zijn advies uit over iedere sollicitant die voldoet aan de vereisten om de te begeven betrekking te bekleden. Hij neemt hierbij in overweging : 1° de beschrijving van de functie en het gewenste profiel van de kandidaat;2° de aanspraken en de verdiensten, waaronder de anciënniteit in de schoot van de Brandweerdienst, die de sollicitant doet gelden voor een bevordering in de vacante betrekking;3° het evaluatiedossier van de kandidaat;4° de resultaten van de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit. In geval verscheidene sollicitanten dezelfde of gelijkwaardige aanspraken voor bevordering kunnen laten gelden, wordt de voorkeur gegeven aan de kandidaat met de meest positieve evaluatie.

De directieraad klasseert de kandidaten.

Art. 21.De rangschikking wordt ter kennis gebracht van de kandidaten.

De kandidaat die zich benadeeld acht, kan binnen tien dagen na de kennisgeving bezwaar indienen bij de voorzitter van de directieraad.

Hij wordt op zijn verzoek door de directieraad gehoord en kan zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 22.De benoemende overheid is gebonden door een voorstel dat eenparig wordt uitgebracht.

Indien zij niet kan instemmen met het voorstel van de directieraad en zij een andere kandidaat kiest, moet haar beslissing met bijzondere redenen omkleed zijn.

Art. 23.De bevordering wordt aan de belanghebbende rechtstreeks medegedeeld en ter kennis van de andere leden van de Brandweerdienst gebracht door de officier-dienstchef.

Onderafdeling 2. - Bevordering tot de graad van Eerste brandweerman.

Art. 24.De graad van Eerste Brandweerman wordt toegekend aan kandidaten die voldoen aan volgende voorwaarden : 1° ten minste 3 jaar dienst hebben als vastbenoemd Brandweerman bij de Brandweerdienst;2° houder zijn van een van de volgende getuigschriften : ambulancier « semi-automatische defibrillatie » met twee jaar ervaring;drager van gaspak en gasmasker van lange duur; ambulancier reanimatie met twee jaar ervaring; bestuurder autopomp, luchtladder, hoogwerker, ontzettingswagen of multifunctioneel voertuig; operator centrale 100 met twee jaar ervaring en grondige kennis van het materieel van de centrale; 3° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;4° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit. Onderafdeling 3. - Bevordering tot de graad van Hoofdbrandweerman.

Art. 25.De graad van Hoofdbrandweerman wordt toegekend aan kandidaten die voldoen aan volgende voorwaarden : 1° ten minste 3 jaar dienst hebben als vastbenoemd Brandweerman bij de Brandweerdienst;2° houder zijn van het brevet van Korporaal afgeleverd door een erkend Opleidingscentrum, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer. De personeelsleden die laureaat zijn van een intern bevorderingsexamen van Korporaal van vóór 31 december 1993 worden geacht te voldoen aan deze voorwaarde; 3° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;4° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit. Onderafdeling 4. - Bevordering tot de graad van Sectiechef

Art. 26.De graad van Sectiechef kan bij bevordering worden toegekend aan kandidaten die voldoen aan volgende voorwaarden : 1° ten minste 6 jaar dienst hebben als vastbenoemd Brandweerman bij de Brandweerdienst;2° titularis zijn van het brevet van Sergeant afgeleverd door een erkend Opleidingscentrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer. De personeelsleden die laureaat zijn van een intern bevorderingsexamen van Sergeant van vóór 31 december 1993 worden geacht te voldoen aan deze voorwaarde; 3° voldoen aan het profiel waarvan de beschrijving door de directieraad wordt bepaald aan de hand van de vacant verklaarde betrekkingen en rekening houdende met bijkomende opleidingen en ervaring;4° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;5° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit. Onderafdeling 5. - Bevordering tot de graad van Adjunct Detachementschef

Art. 27.De graad van Adjunct Detachementschef kan bij bevordering worden toegekend aan kandidaten die voldoen aan volgende voorwaarden : 1° ten minste 6 jaar graadanciënniteit hebben als Sectiechef bij de Brandweerdienst;2° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;3° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit;4° een gunstig advies van de directieraad hebben gekregen. Onderafdeling 6. - Bevordering tot de graad van Detachementschef

Art. 28.De graad van Detachementschef kan bij bevordering worden toegekend aan kandidaten die voldoen aan volgende voorwaarden : 1° ten minste 3 jaar graadanciënniteit hebben als lid van het middenkader bij de Brandweerdienst;2° houder zijn van het brevet van Adjudant afgeleverd door een erkend Opleidingscentrum zoals bedoeld bij het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer. De personeelsleden die laureaat zijn van een intern bevorderingsexamen van Adjudant van vóór 31 december 1993 worden geacht te voldoen aan deze voorwaarde; 3° voldoen aan het profiel waarvan de beschrijving door de directieraad wordt bepaald, aan de hand van de vacant verklaarde betrekkingen en rekening houdende met bijkomende opleidingen en ervaring;4° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;5° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit. Onderafdeling 7. - Bepalingen betreffende de lichamelijk ongeschikt verklaarde personeelsleden

Art. 29.De personeelsleden die definitief lichamelijk ongeschikt worden bevonden door de Sociaal-medische Rijksdienst voor de operationele taken van de Brandweerdienst kunnen worden tewerkgesteld in een niet-operationele functie bij de Brandweerdienst.

De modaliteiten van deze tewerkstelling worden bepaald in het Huishoudelijk reglement Deze personeelsleden kunnen alleen aanspraak maken op een bevordering in niet-operationele functies.

Zij worden vrijgesteld van de voorwaarde betreffende de tweejaarlijkse fysieke testen.

Art. 30.De personeelsleden die tijdelijk lichamelijk ongeschikt worden bevonden door de Sociaal-medische Rijksdienst voor de operationele taken van de Brandweerdienst, kunnen voor de duur van hun ongeschiktheid eveneens worden tewerkgesteld in een niet-operationele functie bij de Brandweerdienst.

De modaliteiten van deze tewerkstelling worden bepaald in het Huishoudelijk reglement HOOFDSTUK II. - De Officieren Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 31.De toegang tot het officierenkader gebeurt, zowel bij rekrutering in, als bij toegang tot de graad van Officier Adjunct Interventiechef.

Maximaal 25 % van de betrekkingen van officieren worden toegewezen via bevordering aan leden van het operationeel personeel afkomstig uit het midden- of lager kader van de Brandweerdienst zoals bepaald in artikel 71 van dit besluit. Bij ontstentenis van kandidaten afkomstig uit het midden- of lager kader zullen deze betrekkingen bij wijze van rekrutering worden toegewezen. Afdeling 2. - De werving

Art. 32.De werving geschiedt uitsluitend in de graad van Officier Adjunct Interventiechef op grond van een vergelijkend wervingsexamen georganiseerd door het Vast Wervingssecretariaat.

De kandidaten moeten aan volgende voorwaarden voldoen : 1° Belg zijn;2° ten minste 21 jaar oud zijn en ten hoogste 35 jaar op de datum van afsluiting van de inschrijvingen voor het wervingsexamen;3° genieten van de politieke en burgerlijke rechten;4° van een gedrag zijn dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;5° aan de dienstplichtwetten voldoen;6° titularis zijn van een van de diploma's bedoeld in punt 1 en 2 van bijlage I van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidsvoorwaarden alsmede de benoemings- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten;7° de lichamelijke geschiktheid bezitten die vereist is voor het uit te oefenen ambt.

Art. 33.Artikelen 3 en 4 van dit besluit zijn van toepassing op de rekrutering van officieren.

Art. 34.Artikel 5 van dit besluit is van toepassing op de rekrutering van officieren. Niettemin wordt de tabel die de punten weergeeft voor proef nr. 10 voor de kandidaten ouder dan 30 jaar als volgt aangepast : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 35.De schriftelijke proef omvat 2 delen. Het totaal van de punten bedraagt 100. 1° Algemene vorming en kennis van de moedertaal : 60 punten. Elementaire kennis van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 40 punten.

Art. 36.De mondelinge proef omvat 2 delen. Het totaal van de punten bedraagt 100.

Conversatie over een algemeen onderwerp en motivatie voor het beroep van brandweerman : 50 punten.

Elementaire kennis van de topografie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 30 punten. Afdeling 3. - Stage en benoeming

Art. 37.De artikelen 8, 9 en 10 en van 13 tot en met 17 van dit besluit zijn van toepassing op de rekrutering van officieren.

Art. 38.De duur van de stage bedraagt een jaar. Op de voordracht van de Stagecommissie kan de Regering deze duur verlengen met maximaal twee termijnen van zes maanden.

Art. 39.Met het oog op zijn opleiding kan de stagiair, mits toestemming van de officier-dienstchef, gedurende ten hoogste twee maand bij een andere openbare brandweerdienst worden gedetacheerd.

In dit geval wordt hij onder het gezag geplaatst van de plaatselijke officier-dienstchef of zijn plaatsvervanger.

Art. 40.Om in vast verband benoemd te worden moeten de stagiairs houder zijn van : 1° het brevet van Onderluitenant, afgeleverd door een erkend Opleidingscentrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit d.d. 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer; 2° het brevet Dringende Geneeskundige Hulp afgeleverd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewestelijk Instituut voor de Opleiding in de Dringende Medische Hulpverlening of een erkend Centrum voor de Opleiding Dringende Geneeskundige Hulp;3° het rijbewijs type B. Afdeling 4. - De toegang tot de graad van

Officier Adjunct Interventiechef

Art. 41.Kunnen toegang krijgen tot de graad van Officier Adjunct Interventiechef : 1. de leden van het midden- en lager kader, zoals bepaald in artikel 71 van dit besluit, die aan volgende voorwaarden voldoen : a) titularis zijn van een van de diploma's bedoeld in punt 1 en 2 van bijlage I van het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidsvoorwaarden alsmede de benoemings- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten;b) titularis zijn van het brevet van onderluitenant afgeleverd door een erkend opleidingscentrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer;c) voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit;d) een gunstig advies van de directieraad hebben gekregen.2. de leden van het middenkader die de volgende voorwaarden vervullen : a) ten minste drie jaar dienstanciënniteit tellen in het middenkader bij de Brandweerdienst;b) titularis zijn van het brevet van onderluitenant afgeleverd door een erkend opleidingscentrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer;c) voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit;d) een gunstig advies van de directieraad hebben gekregen. Afdeling 5. - De loopbaan

Art. 42.De bepalingen opgenomen in artikel 18 tot en met 23 en in artikelen 29 en 30 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de officieren.

Art. 43.De graad van Officier Interventiechef wordt bij bevordering aan de in vast verband benoemde Officier Adjunct-Interventiechef toegewezen die volgende voorwaarden vervult : 1° ten minste drie jaar graadanciënniteit hebben bij de Brandweerdienst;2° houder zijn van het brevet van technicus-brandvoorkoming afgeleverd door een erkend Opleidingscentrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer;3° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit;4° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;5° een gunstig advies hebben gekregen van de directieraad.

Art. 44.De graad van Officier Directeur der Interventies kan, bij bevordering aan een Officier Interventiechef worden toegewezen die volgende voorwaarden vervult : 1° 9 jaar dienstanciënniteit tellen als officier bij de Brandweer dienst;2° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit;3° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;4° een gunstig advies hebben gekregen van de directieraad.

Art. 45.De graad van Officier Hoofddirecteur der Interventies kan bij bevordering, aan een officier worden toegewezen die volgende voorwaarden vervult : 1° houder zijn van een van de diploma's bedoeld in punt 1 a) of 1 b) van de bijlage I aan het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidsvoorwaarden alsmede van de benoemings- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten;2° ten minste drie jaar anciënniteit tellen als officier bij de Brandweerdienst;3° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit;4° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;5° een gunstig advies hebben gekregen van de directieraad.

Art. 46.De graad van Officier Departementshoofd kan, bij bevordering, aan een Officier Hoofddirecteur der Interventies worden toegewezen die aan volgende voorwaarden voldoet : 1° houder zijn van een van de diploma's bedoeld onder punt 1 a) of onder punt 1 b) van de bijlage I aan het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheids-voorwaarden alsmede van de benoemings- en bevorderings-voorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweer-diensten;2° voldoen aan het profiel waarvan de beschrijving door de directieraad wordt bepaald, aan de hand van de vacant verklaarde betrekkingen en rekening houdende met bijkomende opleidingen en ervaring;3° een voldoende evaluatievermelding hebben verkregen;4° voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit. Afdeling 5. - De Officier-Dienstchef

Art. 47.De Officier-dienstchef moet ten minste houder zijn van : 1° een van de diploma's bedoeld onder punt 1 a) of onder 1 b) van bijlage I bij het koninklijk besluit van 20 juli 1972 tot vaststelling van de geschiktheids- en bekwaamheidsvoorwaarden alsmede van de benoemings- en bevorderingsvoorwaarden voor de officieren van de gemeentelijke brandweerdiensten;2° het brevet van technicus-brandvoorkoming afgeleverd door een erkend Opleidingscentrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer;3° het brevet van dienstchef afgeleverd door een erkend Opleidings-centrum zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 4 oktober 1985 betreffende de provinciale opleidingscentra voor de brandweer. Bovendien moet hij voldoen aan de tweejaarlijkse fysieke testen bedoeld in artikel 53 van dit besluit.

Art. 48.De officier-dienstchef wordt door de Regering aangeduid.

In aanmerking worden genomen de aanspraken en de verdiensten van de kandidaten die titularis zijn van de graad van Officier Departementshoofd en die ten minste 3 jaar graadanciënniteit tellen.

Bij ontstentenis van kandidaten die aan deze eis voldoen, kan de Regering beslissen deze anciënniteit te verminderen.

Zo er geen kandidaat is in de graad van Officier Departementshoofd beslist de Regering of die betrekking dient te worden toegewezen aan een van de kandidaten van de Brandweerdienst die ten minste een graadanciënniteit van tien jaar verworven hebben in het officierenkader bij de Brandweerdienst, met voorkeur voor de titularis van de hoogste graad, ofwel of er een beroep moet worden gedaan op kandidaten van een andere openbare brandweerdienst. HOOFDSTUK III. - De plichten van de leden van het operationeel personeel

Art. 49.De leden van het operationeel personeel van de Brandweerdienst moeten contact opnemen met de Brandweerdienst wanneer zij enigerlei kennis hebben van de inzet ervan in de operaties betreffende een rampspoedige gebeurtenis.

Art. 50.De leden van het operationeel personeel van de Brandweerdienst zijn ertoe verplicht ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de hulpoperaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt.

Art. 51.De leden van het operationeel personeel van de Brandweerdienst kunnen, bij interventies, tot langere prestaties verplicht worden.

Bij ernstige voorvallen kunnen de niet van dienst zijnde personeelsleden ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar de Brandweerdienst te begeven. Met het oog hierop is het operationeel personeel ertoe gehouden zijn woonplaats te hebben in een zone met een diameter van dertig kilometer met als centrum de hoofdkazerne, Helihavenlaan 15 te 1000 Brussel, ten laatste één jaar na de benoeming in vast verband.

Op gemotiveerd advies van de Directieraad kan de Minister individuele afwijkingen toestaan op dit beginsel.

Art. 52.De leden van het operationeel personeel van de Brandweerdienst worden ertoe gehouden een fysieke conditie te onderhouden die hen in staat moet stellen hun opdrachten in alle veiligheid uit te voeren, wat henzelf betreft, hun collega's en die van de te redden personen.

Art. 53.De fysieke conditie van de leden van het operationeel kader zal om de 2 jaar worden geëvalueerd aan de hand van fysieke testen.

De fysieke testen worden afgelegd in de omstandigheden zoals bepaald in artikel 5 onder punten 1° tot en met 8°, 10° en 11°.

De organisatie ervan, die in het Huishoudelijk reglement wordt bepaald, wordt door de Geneesheer van de Brandweerdienst gecoördineerd.

Om te slagen moet het personeelslid minimum de resultaten behalen naar gelang zijn leeftijdscategorie zoals aangegeven in volgende tabel.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld TITEL III. - Het administratief en technisch personeel HOOFDSTUK I. - Algemeen

Art. 54.De leden van het administratief en technisch personeel zijn belast met de administratieve en logistieke ondersteuning van de Brandweerdienst HOOFDSTUK II. - Bepaalde leden van het administratief en technisch personeel Afdeling 1. - De Geneesheer van de Brandweerdienst

Art. 55.De werving geschiedt in de graad van Geneesheer van de Brandweerdienst.

Art. 56.De kandidaten voor de betrekking van Geneesheer van de Brandweerdienst moeten volgende voorwaarden vervullen : 1° Belg zijn of burger van de Europese Unie;2° van een gedrag zijn dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;3° voldoen aan de dienstplichtwetten;4° genieten van de politieke en burgerlijke rechten;5° de lichamelijke geschiktheid bezitten die vereist is voor het uit te oefenen ambt;6° houder zijn van het diploma van dokter in de geneeskunde en gemachtigd zijn de geneeskunde in België uit te oefenen.

Art. 57.De betrekking van Geneesheer van de Brandweerdienst wordt toegewezen aan de laureaat van een vergelijkend wervingsexamen van het Vast Wervingssecretariaat; voorrang wordt gegeven aan de geneesheren die het Postgraduaat Rampengeneeskunde en Rampenmanagement bezitten.

Art. 58.De Geneesheer van de Brandweerdienst moet, als algemene opdracht, de officier-dienstchef adviseren bij de aankoop van medisch materieel of farmaceutische producten voor de uitoefening van de opdracht Dringende Medische Hulp, de regelmatige controle uit te oefenen op de staat van bovengenoemde materieel en producten, alsmede advies verstrekken aan de directie van de Brandweerdienst met betrekking tot de medische controle van de zieke personeelsleden. In het bijzonder moet hij eveneens : 1° de kandidaten voor een wervingsreserve of voor een bij bevordering te begeven betrekking bij de Brandweerdienst geneeskundig onderzoeken;2° verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de opleiding inzake Dringende Medische Hulp;3° sanitaire of psychologische steun aan de personeelsleden op de plaats van de tussenkomst verstrekken of coördineren;4° de persoonlijke steekkaarten bijhouden waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waaraan het lid van de Brandweerdienst heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en van het besmettingsrisico waaraan het in voorkomend geval was blootgesteld; het lid van de Brandweerdienst kan te allen tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren; 5° een medisch dossier opstellen en bijhouden voor elk lid van het personeel van de Brandweerdienst;6° organisatie van een regelmatig medisch spreekuur ten behoeve van het personeel van de Brandweerdienst;7° samenwerken met de Arbeidsgeneesheer in alle medische aangelegenheden;8° tijdens de operationele werking van het medisch rampenplan, de directeur der technische hulp adviseren;9° de dienst vertegenwoordigen, op vraag van de officier-dienstchef, in de verschillende instanties met betrekking tot de Dringende Medische Hulp;10° conform artikel 53 van dit besluit tweejaarlijks de fysieke conditie evalueren van het operationeel personeel. Afdeling 2. - De Monitor Lichamelijke Opvoeding

Art. 59.De monitor lichamelijke opvoeding moet de lichamelijke geschiktheid van de leden van de Brandweerdienst op peil houden en ontwikkelen ten einde hen in staat te stellen hun taak bij interventies snel, zelfzeker en precies te vervullen, met inachtneming van hun eigen veiligheid en van die der in gevaar verkerende personen.

Art. 60.De monitor lichamelijke opvoeding is titularis van een graduaat of een regentaat lichamelijke opvoeding en is laureaat van een wervingsexamen ingericht door het Vast Wervingssecretariaat.

TITEL IV. - Alle personeelsleden HOOFDSTUK I. - Rechten en plichten

Art. 61.Het is de personeelsleden van de Brandweerdienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zichzelf persoonlijk giften of beloningen te vragen of te ontvangen. HOOFDSTUK II. - Onverenigbaarheden

Art. 62.Met de hoedanigheid van lid van de Brandweerdienst is onverenigbaar elke activiteit die deze laatste zelf of via een tussenpersoon uitoefent en die : 1° verhindert dat hij zijn ambtsplichten vervult of strijdigheid van belangen tot gevolg heeft, of, 2° niet past met de waardigheid van zijn ambt. Meer bepaald, is het ieder personeelslid van de Brandweerdienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs via een tussenpersoon : 1° in ondernemingen die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren;2° in ondernemingen die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming of brandbestrijding.

Art. 63.Het ambt van lid van het operationeel personeel van de Brandweerdienst is onverenigbaar met dat van lid van een andere openbare of particuliere beroepshulpdienst.

De officier-dienstchef kan de toelating verlenen aan de personeelsleden die erom vragen om als vrijwilligers in een openbare brandweerdienst, bij het Rode Kruis of een gelijkaardig organisme actief te zijn.

Deze toelating mag de organisatie en de goede werking van de Brandweerdienst in geen geval in het gedrang brengen en is op elk ogenblik intrekbaar.

Art. 64.Elke inbreuk op artikelen 62 en 63 van dit besluit geeft aanleiding tot een tuchtsvordering. HOOFDSTUK III. - De directieraad

Art. 65.De Directieraad van de Brandweerdienst wordt samengesteld uit de personeelsleden van de rangen 16, 15, 14 en 13.

Het aantal leden uit het operationeel respectievelijk het administratief en technisch kader wordt echter telkens beperkt tot de 8 leden met de hoogste graad. Bij gelijke graad worden deze personeelsleden met de hoogste graadanciënniteit aangeduid. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere bepaling

Art. 66.Het personeel van de Brandweerdienst geniet een tweetaligheidsvergoeding volgens de modaliteiten zoals bepaald in de beraadslaging van de Agglomeratieraad van 27 juni 1973.

TITEL V. - Overgangsbepalingen

Art. 67.Met de brevetten van korporaal, sergeant en adjudant worden gelijkgesteld : 1° het brevet van onderofficier dat voor 26 maart 1997 werd uitgereikt door de erkende opleidingscentra voor de brandweer of de provinciale brandweerfederaties;2° het getuigschrift van kandidaat-onderofficier dat door de bevoegde overheid werd afgegeven op basis van een voor 31 december 1993 genomen beslissing;3° de vroegere door de Staat uitgereikte brevetten A, B en C;4° het vroegere brevet van kandidaat-beroepsofficier.

Art. 68.De brandweermannen die op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit ten minste 6 jaar dienstanciënniteit tellen bij de Brandweerdienst en die houder zijn van een van de getuigschriften opgesomd in artikel 24, 2°, dragen de graad van Eerste Brandweerman.

De titularissen van de graad van Koporaal op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Hoofdbrandweerman.

De titularissen van de graad van sergeant op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Sectiechef. Deze die daarenboven ten minste 6 jaar graadanciënniteit tellen, dragen de graad van Adjunct-Detachementschef.

De titularissen van de graden van Eerste Sergeant en van Sergeant-Majoor op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Adjunct-Detachementschef.

De titularissen van de graden van adjudant en van adjudant-chef op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Detachementschef.

De titularissen van de graad van onderluitenant op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Officier Adjunct- Interventiechef.

De titularissen van de graad van luitenant op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Officier Interventiechef. Deze die bovendien ten minste 9 jaar anciënniteit in het officierenkader van de Brandweerdienst tellen, dragen de graad van Officier Directeur der Interventies.

De titularissen van de graden van kapitein of van kapitein-commandant op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Officier Hoofddirecteur der Interventies.

De titularissen van de graad van majoor op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, dragen de graad van Officier Departementshoofd.

De titularis van de graad van luitenant-kolonel op het ogenblik van de invoegetreding van dit besluit, draagt de graad van Officier-Dienstchef.

De wijziging van de benamingen van de graden heeft geen invloed op het bezoldigingsstelsel dat op de belanghebbende toepasselijk is tot zolang de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een geldelijk statuut uitwerkt.

De leden van het operationeel personeel behouden de uiterlijke kentekens van de vroegere graden conform het ministerieel besluit van 2 april 1980 houdende vaststelling van het uitgaanstenue van de leden van de gemeentelijke brandweerdiensten en van de brandweerdiensten van de agglomeraties en federaties van gemeenten, tot zolang de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een nieuwe regeling ter zake uitwerkt.

Art. 69.In afwijking op artikel 51 van dit besluit, wordt het de personeelsleden die op de datum van invoegetreding van dit besluit niet in de zone bedoeld in artikel 51 van dit besluit wonen, toegestaan hun huidige woonplaats te bewaren.

TITEL VI. - Opheffings- en eindbepalingen

Art. 70.Het voorlopig organiek reglement van de Brandweerdienst van 16 januari 1974 wordt opgeheven.

Art. 71.Het besluit van 14 oktober 1993 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het besluit van 29 maart 1990 van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve met betrekking tot de wijziging van het administratief statuut van de agenten van de Agglomeratie (artikel 24), wordt opgeheven.

Art. 72.In artikel 1 van het Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 15 oktober 1998 houdende vaststelling van het organiek kader van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp wordt punt A vervangen door volgende bepaling : A. Operationeel kader : A1. : Officierenkader : Officier-Diensthoofd . . . . . 1 Officier Departementshoofd . . . . . 4 Officier Hoofddirecteur der Interventies . . . . . 14 Officier Directeur der Interventies of Officier Interventiechef of Officier Adjunct-interventiechef . . . . . 22 A2 : Middenkader : Detachementschef . . . . . 39 Adjunct Detachementschef of Sectiechef . . . . . 159 A3 : Lager kader : Hoofdbrandweerman of Eerste brandweerman of Brandweerman . . . . . 763

Art. 73.Punt 1, Operationeel Kader van artikel 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 2 februari 1995 betreffende de hiërarchische rangschikking van de graden van het personeel van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp wordt vervangen door volgende bepaling : 1. Operationeel kader : A.Officierenkader : Rang 15 : Officier-Diensthoofd Rang 14 : Officier Departementshoofd Rang 13 : Officier Hoofddirecteur der Interventies Rang 12 : Officier Directeur der Interventies Rang 11 : Officier Interventiechef Rang 10 : Officier Adjunct-interventiechef B. Middenkader : Rang 24 : Detachementschef Rang 22 : Adjunct Detachementschef Rang 20 : Sectiechef.

C. Lager kader : Rang 34 : Hoofdbrandweerman Rang 32 : Eerste brandweerman Rang 30 : Brandweerman

Art. 74.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Art. 75.De Minister van Ambtenarenzaken, Buitenlandse Handel, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 26 november 1998.

De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Ambtenarenzaken, Buitenlandse Handel, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP

^