gepubliceerd op 29 januari 1999
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen
19 NOVEMBER 1998. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering inzake de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;
Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen de verontreiniging;
Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de grondwateren;
Gelet op de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen;
Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van 27 oktober 1998;
Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzaak om onverwijld richtlijn 9/676/EEG van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen uitdrukkelijk in de Brusselse wetgeving om te zetten vermits de Commissie weigerde aan te nemen dat deze richtlijn ontoepasbaar zou zijn gezien het uitzonderlijk laag aantal landbouwbedrijven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
Overwegende het met redenen omkleed advies dat de Europese Commissie op 24 april 1998 aan België heeft gericht en de beperkte termijn om aan dit advies te voldoen;
Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° « BIM » : Brussels Instituut voor Milieubeheer;2° « Minister » : de Minister bevoegd voor Waterbeleid;3° « Ministerie » : de Diensten B4 en A5 van het Bestuur Uitrusting en Vervoer van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;4° « zoet water » : van nature voorkomend water met een laag gehalte aan zouten dat meestal geschikt wordt bevonden voor onttrekking en behandeling voor de bereiding van drinkwater;5° « grondwater » : al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of de ondergrond staat;6° « stikstofverbindingen » : elke stikstof bevattende stof, met uitzondering van gasvormige moleculaire stikstof;7° « dieren » : alle voor gebruiks- of winstdoeleinden gehouden dieren;8° « meststof » : elke één of meer stikstofverbindingen bevattende stof die op het land wordt gestrooid ter bevordering van de gewasgroei, met inbegrip van dierlijke meststof, afval van visteeltbedrijven en zuiveringsslib;9° « kunstmest » : elke met een industrieel proces vervaardigde meststof;10° « dierlijke mest » : dierlijke uitwerpselen of een mengsel van stalstrooi en dierlijke uitwerpselen alsook producten ervan;11° « bemesting » : bodemverrijking door verspreiding op het bodemoppervlak, injectie in de bodem, het onderwerken of vermengen met de oppervlaktelagen;12° « eutrofiëring » een verrijking van het water door stikstofverbindingen die een versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen veroorzaken met als gevolg een verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water aanwezige organismen en een verslechtering van de bewuste waterkwaliteit;13° « verontreiniging » : het direct of indirect lozen van stikstofverbindingen uit agrarische bronnen in het watermilieu waardoor de volksgezondheid in gevaar kan worden gebracht, de levende rijkdommen en het aquatisch ecosysteem kunnen worden geschaad, de recreatiemogelijkheden kunnen worden aangetast of een ander rechtmatig gebruik van het water kan worden gehinderd;14° « kwetsbare zones » : stukken land waarvan de schuine hellingen afwateren in water dat verontreinigd kan worden door stikstofverbindingen uit agrarische bronnen;de Minister heeft de lijst van die stukken land opgesteld.
Art. 2.Dit besluit strekt ertoe : 1° de verontreiniging van het zoet en grondwater die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen;2° verdere verontreiniging van dien aard te voorkomen.
Art. 3.Desgevallend duidt de Minister op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de kwetsbare zones aan op basis van de in artikel 4 bepaalde criteria.
De lijst van de aangeduide kwetsbare zones wordt minstens om de vier jaar opnieuw door de Minister bezien, herzien of aangevuld teneinde rekening te houden met veranderingen en bij de vorige aanduiding onvoorziene factoren.
Art. 4.De kwetsbare zones worden bepaald op basis van de volgende criteria : 1° voor het in aanmerking komende zoet oppervlaktewater gaat het om de zones van het grondgebied die een verontreiniging van dit oppervlaktewater veroorzaken of tot de verontreiniging ervan bijdragen, wanneer dit zoet oppervlaktewater een hogere nitraatconcentratie bevat of dreigt te bevatten dan de norm van richtlijn 75/440/EEG van 16 juni 1975 betreffende de vereiste kwaliteit van het oppervlaktewater dat is bestemd voor produktie van drinkwater in de Lid-Staten.2° voor het in aanmerking komend grondwater gaat het om de zones van het grondgebied die een verontreiniging van dit grondwater veroorzaken of tot de verontreiniging ervan bijdragen, wanneer dit grondwater een hogere nitraatconcentratie dan 50 milligram per liter bevat of dreigt te bevatten indien de maatregelen waarin artikel 6 voorziet, achterwege blijven. Bij het toepassen van deze criteria wordt tevens met de volgende elementen rekening gehouden : 1° de fysische en milieukenmerken van het water en het land;2° de huidige kennis van het gedrag van stikstofverbindingen in het milieu (water en bodem);3° de huidige kennis van het effect van de overeenkomstig artikel 6 genomen maatregelen.
Art. 5.§ 1. De in bijlage I bij dit besluit opgenomen Code van goede landbouwpraktijken heeft betrekking op de bescherming van al het grond- en oppervlaktewater van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
Deze Code dient vrijwillig door de landbouwer te worden nageleefd behalve indien hij in een onder artikel 6 bedoeld actieprogramma wordt opgenomen, in welk geval hij bindende kracht krijgt. § 2. De Minister zorgt ervoor dat de Code van goede landbouwpraktijken bij de landbouwers bekend wordt gemaakt.
Art. 6.§ 1. De Minister stelt voor de kwetsbare zones een of meerdere actieprogramma's op die bindende kracht hebben en ertoe strekken de verontreiniging van het water door nitraten uit agrarische bronnen te verminderen. § 2. De actieprogramma's bevatten minstens de maatregelen die in bijlage II bij dit besluit vermeld zijn alsook deze die in de Code van goede landbouwpraktijken voorkomen, met uitzondering van de maatregelen die door die van bijlage II vervangen zijn. § 3. Het BIM ziet erop toe dat de actieprogramma's nageleefd worden en stelt hiertoe een controleprogramma op. § 4. De actieprogramma's worden minstens om de vier jaar opnieuw door de Minister bekeken en desnoods herzien.
Art. 7.Om de kwetsbare zones te bepalen, de lijst ervan te herzien en de doeltreffendheid van de actieprogramma's te beoordelen, ziet het BIM als volgt toe op het algemene nitraatgehalte van het water : 1° het Ministerie en het BIM zetten een gemeenschappelijk controlenet van de nitraten in het zoet oppervlaktewater en in het grondwater op touw.De gegevens van dit controlenet worden met de door de waterproducenten verstrekte inlichtingen aangevuld; 2° de uitbaters van winningen van tot drinkwater verwerkbaar grondwater, voeren volgens de in de tabel van bijlage III vastgelegde frequenties analyses uit van monsters die voor het ruwe water representatief zijn.Deze analyses omvatten de volgende parameters : ammoniumstikstof, nitrieten en nitraten (resultaten respectievelijk uitgedrukt in mg NH4, mg NO2, mg NO3 per liter). Minstens om de vier maanden moet de uitbater de analyseresultaten aan het BIM meedelen.
Art. 8.Om de vier jaar stelt het BIM een verslag op dat op de voorbije vier jaar betrekking heeft en de in bijlage IV vermelde inlichtingen bevat.
Art. 9.De stikstofverbindingen van kunstmeststoffen worden gemeten volgens de in bijlage V beschreven referentiemeetmethodes.
Brussel, 19 november 1998.
Namens de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage I Code van goede landbouwpraktijken Te volgen regelen 1. Het is verboden tussen 1 november en 1 maart op gronden die niet met vegetatie bedekt zijn gier en aalt te strooien behalve wanneer de dierlijke mest op de dag zelf van de bemesting wordt ondergewerkt.2. Wanneer de gemiddelde helling van de grond meer dan 6 % bedraagt, is het verboden gier en aalt te strooien op gronden die niet met vegetatie bedekt zijn behalve wanneer de dierlijke mest op de dag zelf van de bemesting wordt ondergewerkt.3. Het is verboden een besneeuwde bodem te bemesten. Het strooien van gier en aalt is verboden op gronden die sedert meer dan 24 uur permanent bevroren zijn. 4. Het is verboden meststoffen te gebruiken op minder dan 10 meter van de kruinlijn van de oevers van een waterloop of van een afvoersloot.5. Maatregelen ter voorkoming van waterverontreiniging bij het opslaan van dierlijke mest en plantaardige stoffen : in de boerderijen moet de mest op een waterdicht oppervlak worden opgeslagen en het mestvocht worden opgevangen; op de velden moet men er bij het opslaan van mest voor zorgen dat er geen gier voorkomt; desnoods moet dit worden opgevangen; bij de inkuiling van plantaardig afval moet voldoende droge materie worden gebruikt om giervorming te vermijden;
Alle voorzorgmaatregelen worden genomen om mogelijke gier op te vangen; gier, aalt en mestvocht worden in ondoorlaatbare kuipen zonder overloop opgeslagen teneinde lozingen te voorkomen; de ondoorlaatbare kuipen moeten het mestvocht van minstens vier maanden kunnen opvangen.
Deze minimale opslagcapaciteit berust op de gegevens van onderstaande tabel : Gemiddeld productievolume van vloeibare meststoffen voor een viermaandelijkse periode : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6.2. Gelijkvormige verspreiding : De bouw- en regeleigenschappen van het bemestingmateriaal en de staat waarin het verkeert moeten een regelmatige verspreiding van de meststoffen verzekeren.
Het strooimateriaal is in goede staat van werking en wordt slechts met strenge inachtneming van de door de constructeur toegestane hoeveelheden en strooibreedtes gebruikt.
Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 november 1998 betreffende de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage II Maatregelen die in de actieprogramm`s moeten worden opgenomen 1. De maatregelen bepalen ondermeer : 1) de periodes waarin het strooien van bepaalde soorten meststoffen verboden is;2) de capaciteit van de voor opslag van dierlijke mest bestemde kuipen;die moet groter zijn dan de capaciteit die nodig is voor de opslag gedurende de langste periode van verbod op de bemesting in de kwetsbare zone behalve indien bewezen kan worden dat de dierlijke mest die de werkelijke mestopslagcapaciteit overschrijdt, afgevoerd zal worden zonder het milieu aan te tasten; 3) de beperking van de bemesting volgens de Code van goede landbouwpraktijken, met inachtneming van de eigenschappen van de betrokken kwetsbare zone, met name : a) bodemgesteldheid, grondsoort en schuinte van de hellingen;b) weersomstandigheden, neerslag en irrigatie;c) bodemgebruik en landbouwpraktijken, waaronder vruchtwisselingssystemen; op basis van een balans tussen i) de te verwachten stikstofbehoeften van de gewassen en ii) de stikstoftoevoer naar de gewassen uit de bodem en uit bemesting neerkomend op : - de hoeveelheid stikstof die in de bodem aanwezig is op het ogenblik waarop het gewas deze stikstof in belangrijke mate begint te gebruiken (overblijvende hoeveelheden aan het einde van de winter); - de stikstoftoevoer door de nettomineralisatie van de voorraden organische stikstof in de bodem; - de toevoeging van stikstofverbindingen uit dierlijke mest; - de toevoeging van stikstofverbindingen uit kunstmest en andere meststoffen. 2. Deze maatregelen garanderen dat de jaarlijkse bemesting, met inbegrip van wat de dieren zelf voortbrengen, voor elk landbouw- of veehouderijbedrijf een bepaalde hoeveelheid per hectare niet overschrijdt. De opgelegde hoeveelheid per hectare is de hoeveelheid mest die 170 kg stikstof bevat.
Er dient nochtans opgemerkt dat : a) voor het eerste vierjarig actieprogramma een hoeveelheid dierlijke mest met 210 kg stikstof kan worden toegestaan;b) gedurende en na het eerste vierjarig actieprogramma andere hoeveelheden dan de voormelde mogen worden vastgelegd.Deze hoeveelheden moeten zo worden vastgesteld dat geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van de in artikel 2 bedoelde doelstellingen en ze moeten worden gemotiveerd aan de hand van objectieve criteria, met name : - lange groeiperiodes - gewassen met hoge stikstofopname; - hoge nettoneerslag in de kwetsbare zone; - bodems met een uitzonderlijk hoog denitrificatievermogen. 3) De onder punt 2 bedoelde hoeveelheden kunnen worden berekend naargelang van het aantal dieren.4) Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest brengt de Europese Commissie op de hoogte van de wijze waarop punt 2 wordt toegepast. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 november 1998 betreffende de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage III Tabel ter aanduiding van de analysefrequentie van nitraten, nitrieten en ammoniumstikstof op de plaatsen van monsterneming die met toepassing van artikel 7, 2° tot het controlenet behoren Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 november 1998 betreffende de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN
Bijlage IV Informatie die moet worden opgenomen in de in artikel 8 bedoelde verslagen 1. Een verslag over het krachtens artikel 5 gevoerde preventiebeleid.2. Een kaart waarop het volgende is aangegeven : a) de in artikel 4, eerste lid, 1° en 2° bedoelde wateren waarbij voor elk soort water wordt vermeld welke onder punt 1 en punt 2 opgesomde criteria voor de identificatie gebruikt werd;b) de ligging van de afgebakende kwetsbare zones, onderscheiden naar bestaande zones en zones die sedert het vorige verslag zijn aangeduid.3. Een overzicht van de krachtens artikel 7 verkregen controleresultaten met inbegrip van een uiteenzetting van de overwegingen die hebben geleid tot de aanduiding van elke kwetsbare zone of tot herziening of aanvulling van de lijst van kwetsbare zones.4. Een overzicht van de overeenkomstig artikel 6 opgestelde actieprogramma's en met name van : a) de krachtens artikel 6, § 2 , vereiste maatregelen;b) de krachtens bijlage II, punt 4 ,vereiste informatie;c) een uiteenzetting van de wijze waarop bijlage II, punt 2, wordt uitgevoerd;d) een overzicht van de resultaten van de overeenkomstig artikel 6, § 3 , uitgevoerde controleprogramma's;e) de veronderstellingen van de Lid-Staten omtrent de vermoedelijke termijn waarbinnen de maatregelen in het actieprogramma naar verwachting effect zullen hebben op de overeenkomstig artikel 4,eerste lid, 1°, 2°, bedoelde wateren, met een indicatie van een onzekerheidsfactor in die veronderstellingen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 november 1998 betreffende de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu D. GOSUIN
Bijlage V Referentiemeetmethodes Kunstmest Stikstofverbindingen worden gemeten met behulp van de methode beschreven in Richtlijn 77/535/EEG van de Commissie van 22 juni 1977 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de bemonsterings- en analysemethoden voor meststoffen, zoals gewijzigd bij Richtlijn 89/519/EEG. Zoet water, kustwater en zeewater De nitraatconcentratie wordt gemeten overeenkomstig artikel 4bis,§ 3 van beschikking 77/795/EEG van de Raad van 12 december 1977 tot instelling van een gemeenschappelijke procedure voor de uitwisseling van informatie over de kwaliteit van zoet oppervlaktewater in de Gemeenschap, als gewijzigd bij beschikking 86/574/EEG. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 november 1998 betreffende de bescherming van het water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen.
De Minister-Voorzitter, Ch. PICQUE De Minister van Leefmilieu, D. GOSUIN