gepubliceerd op 23 december 1998
Ordonnantie houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende het doorstromingsprogramma
29 OKTOBER 1998. - Ordonnantie houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende het doorstromingsprogramma (1)
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Het bijgevoegde samenwerkingsakkoord van 15 mei 1998 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 gesloten tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende de doorstromingsprogramma's wordt goedgekeurd.
Art. 3.Deze ordonnantie treedt in werking op 15 mei 1998.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 29 oktober 1998.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE De Minister belast met Economie, Financiën, Begroting, Energie en Externe Betrekkingen, J. CHABERT De Minister belast met Ruimtelijke Ordening, Openbaar Werken en Vervoer H. HASQUIN De Minister belast met Openbaar Ambt, Buitenlandse Handel, Wetenschappelijk Onderzoek Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, R. GRIJP De Minister belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Renovatie, Natuurbehoud en Openbare Netheid, D. GOSUIN _______ Nota (1) Gewone zitting 1997-1998. Documenten van de Raad. - A-265/1. Ontwerp van ordonnantie. - A-265/2.
Verslag.
Volledig verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 21 oktober 1998.
Samenwerkingsakkoord tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende doorstromingsprogramma's Gelet op de artikelen 1, 39 en 134 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6, § 1, IX en § 3bis en op artikel 92bis, § 1;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende doorstromingsprogramma's;
Overwegende dat het bestaan van zeer belangrijke werkloosheidsaantallen in bepaalde gemeenten, het aannemen van specifieke maatregelen voor deze noodzakelijk maakt en, zo ook, de wijziging van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997;
De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid en door de Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie;
Het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President en de Vlaamse Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister-President en van de Minister van Begroting, Financiën, Tewerkstelling en Opleiding;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering in de persoon van de Minister-President, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Komen overeen wat volgt : Artikel 1 Artikel 3, tweede lid van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffende doorstromingsprogramma's wordt aangevuld met de volgende bepaling : « Deze bepaling zal worden opgeheven vanaf 1 juli 1998, na wijziging van artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector, zodat een werknemer, aangeworven in een doorstromingsprogramma niet dient beschouwd te worden als een nieuw aangeworven werknemer in uitvoering van de Sociale Maribelmaatregel en na het tot stand brengen van een procedure ter controle van de eerbiediging van deze bepaling door de bevoegde administraties. » Artikel 2 § 1. Artikel § van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt aangevuld met het volgende lid : « Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord worden de begunstigden van de sociale bijstand die ingeschreven zijn in het bevolkingsregister en die geen recht hebben op het bestaansminimum omwille van hun nationaliteit gelijkgesteld met de begungstigden van het bestaansminimum. » § 2. Vanaf het moment dat het banenplan ter bevordering van de tewerkstellingvan werkzoekenden, zoals ingevoerd door het hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen zal uitgebreid worden tot de jongeren van minder dan 25 jaar die niet over het diploma van het hoger secundair onderwijs beschikken en die sedert ten minste negen maand werkloosheids- of wachtuikeringen genieten (de wachttijd wordt gelijkgesteld) wordt het eerste lid van artikel 6 van ditzelfde samenwerkingsakkoord vervangen door de volgende bepaling : « Kunnen aangeworven worden in een doorstromingsprogramma : - de volledig werkloze werkzoekende jonger dan 25 jaar, die niet over een diploma, getuigschrift of attest beschikt van het hoger secundair onderwijs, en die op de dag voor zijn indiensttreding hetzij sedert negen maanden ingeschreven is als werkzoekende en wachtuikeringen geniet, hetzij sedert negen maanden werkloosheidsuitkeringen geniet, hetzij sedert negen maanden het bestaansminimum geniet; - de volledig werklozen die wachtuitkeringen genieten en ingeschreven zijn als werkzoekende sinds ten minste twaalf maanden; - de volledig werklozen die werkloosheidsuitkeringen genieten sedert ten minste vierentwintig maanden, waaronder de werklozen die effectief prestaties geleverd hebben in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap; - de werkzoekende die op de dag voor zijn indiensttreding sedert minstens twaalf maanden het bestaansminimum geniet. » Artikel 3 In artikel 7 van hetzelfde samenwerkingsakkoord, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, wordt het eerste lid vervangen door de volgende bepaling : « De federale overheid verbindt er zich toe, binnen de voorwaarden van dit akkoord, aan elke werknemer die de voorwaarden van artikel 6 vervult, en die aangeworven is in een erkend programma, een forfaitaire vergoeding toe te kennen van F 10 000 per maand indien de werknemer tenminste halftijds tewerkgesteld is, en van F 13 000 per maand indien de werknemer tenminste 4/5 tijds tewerkgesteld is.» 2° in § 1, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Voor de de werknemers die voorheen effectief prestaties geleverd hebben in het kader van het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap wordt deze forfaitaire vergoeding verhoogd met F 2 000. Voor de werknemer die gewoonlijk verblijft in een gemeente die op 30 juni van elk jaar een werkloosheidsgraad heeft die de gemiddele werkloosheidsgraad van het Gewest met tenminste 20 % overschrijdt, wordt de forfaitaire vergoeding verhoogd tot F 17 500, per maand indien de werknemer tenminste halftijds tewerkgesteld is, een tot F 22 000 per maand indien de werknemer tenminste 4/5-tijds tewerkgesteld is. Het bedrag van de forfaitaire vergoeding wordt vastgesteld op de datum van de aanvang van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en blijft geldig voor de gehele duur van de tewerkstelling binnen het kader van deze arbeidsovereenkomst, onverminderd de maximumduur van de tewerkstelling binnen het kader van een doorstromingsprogramma, voorzien in artikel 9.
De verhoogde tussenkomsten bedoeld in dit lid zijn niet cumuleerbaar.
Zij kunnen in principe geen aanleiding geven tot een vermindering van de tussenkomst van de Gewesten en komen aldus in principe in mindering van het eventuele aandeel van de werkgever. » 3° de § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « Indien de Gewesten voor de werknemers die gewoonlijk verblijven in een gemeente met een werkloosheidsgraad die tenminste 20 % boven de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest ligt, het bedrag van hun tussenkomst zouden verminderen, verbinden zij zich ertoe de aldus vrijgekomen financiële middelen te investeren in de financiering van bijkomende arbeidsplaatsen in het kader van de doorstromingsprogramma's.4° het artikel wordt aangevuld met een § 5 luidend als volgt : « § 5.De lijst van gemeenten met een werkloosheidsgraad die op 30 juni van elk jaar de werkloosheidsgraad van het Gewest met tenminste 20 % overschrijdt wordt jaarlijks door de RVA vastgesteld en is geldig voor de periode van 1 september tot 31 augustus van het daaropvolgende jaar. De lijst van de betrokken gemeenten wordt voor de eerste keer vastgesteld op basis van de werkloosheidsgegevens op 30 juni 1997. » Artikel 4 Artikel 9 van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 9.De werknemers worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst waarvan het arbeidsregime tenminste gelijk is aan een halftijdse betrekking.
Hun tewerkstelling in een doorstromingsprogramma bedraagt maximum twee jaar.
Voor de werknemers die vroeger prestaties in het kader van de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen hebben verricht, en voor de werknemers die gewoonlijk verblijven in een gemeente met op 30 juni van elk jaar, en voor het eerst op 30 juni 1997, een werkloosheidsgraad die tenminste 20 % boven de gemiddelde werkloosheidsgraad van het Gewest ligt, kan de in acht genomen tewerkstellingsperiode in het kader van een doorstromingsprogramma gebracht worden op maximum drie jaar.
De arbeidsovereenkomsten die in voege zijn op het moment dat de gemeentelijke werkloosheidsgraad ophoudt de werkloosheidsgraad van het Gewest met tenminste 20 % te overschrijden, kunnen uitgevoerd worden tot aan hun einddatum. » Artikel 5 In artikel 11 van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « Zij delen eveneens mee, uiterlijk op 1 juli : 1° het aantal, uitgedrukt in voltijdse equivalente, in het voorbije burgerlijke jaar in de doorstromingsprogramma's tewerkgestelde werknemers;2° een gedetailleerde staat die de financiële middelen weergeeft die effectief aangewend werden in de doorstromingsprogramma's gedurende het voorbije burgerlijke jaar, in voorkomend geval samen met de Gemeenschappen of met de Gemeenschapscommissies.» Artikel 6 Artikel 13 van hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 13.De Gewesten voorzien in de doorstromingsprogramma's gemiddeld het volgend aantal werknemers aan te werven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Artikel 7 In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt een artikel 16 ingevoegd, luidend als volgt : «
Artikel 16.- Overgangs- en eindbepalingen.
De ondertekende partijen verbinden er zich toe, elk binnen hun bevoedheid, de nodige maatregelen te nemen voor de uitvoering van dit wijzigend samenwerkingsakkoord binnen de kortst mogelijke termijn. Dit akkoord treedt in werking ten laatste op 15 mei 1998.
De forfaitaire vergoeding van F 12 000 per maand voorzien bij artikel 7, § 1 van het samenwerkingsakkoord van 4 maart 1997 tussen de Federale Staat en de Gewesten betreffen de doorstromingsprogramma's, vóór dit gewijzigd werd door het voorliggend samenwerkingsakkoord, blijft van toepassing op de tewerkstelling aan een arbeidsregime van tenminste 3/4 tijds in het kader van een arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering een aanvang nam vóór 1 januari 1999, en tot zolang deze arbeidsovereenkomst niet werd beeindigd. » Gedaan te Brussel, op 15 mei 1998, in 6 originele exemplaren.
Voor de Federale Staat : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Staatssecretaris voor Maatschappelijke Integratie, J. PEETERS Voor het Vlaams Gewest : De Minister-President, L. VAN DEN BRANDE De Minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS Voor het Waalse Gewest : De Minister-President, R. COLLIGNON De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Opleiding, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter, bevoegd voor Plaatselijke Besturen, Werkgelegenheid, Huisvesting en Monumenten en Landschappen, Ch. PICQUE