Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 20 mei 2021
gepubliceerd op 27 mei 2021

Ordonnantie tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheids-beoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2021041636
pub.
27/05/2021
prom.
20/05/2021
ELI
eli/ordonnantie/2021/05/20/2021041636/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


20 MEI 2021. - Ordonnantie tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheids-beoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen


De Verenigde Vergadering heeft aangenomen en Wij, Verenigd College, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 135 van de Grondwet.

Art. 2.Deze ordonnantie voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties en van Richtlijn (EU) 2018/958 van 28 juni 2018 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan een nieuwe reglementering van beroepen.

Art. 3.§ 1. In deze ordonnantie wordt verstaan onder : 1° « gereglementeerd beroep » : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of een van de wijzen van uitoefening krachtens wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties ;met name het voeren van een beroepstitel die door wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen beperkt is tot personen die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, geldt als een wijze van uitoefening. Als de voormelde definitie niet van toepassing is, wordt het beroep, vermeld in paragraaf 2, met een gereglementeerd beroep gelijkgesteld ; 2° « beroepskwalificaties » : de kwalificaties die worden gestaafd door een opleidingstitel, een bekwaamheidsattest als vermeld in artikel 22, 1°, a), en/of beroepservaring ;3° « opleidingstitel » : een diploma dat, een certificaat dat of een andere titel die door een volgens de wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen van een lidstaat aangewezen autoriteit is afgegeven ter afsluiting van een overwegend in de Europese Unie gevolgde beroepsopleiding.Als de voormelde definitie niet van toepassing is, wordt de opleidingstitel, vermeld in paragraaf 3, met een opleidingstitel gelijkgesteld ; 4° « bevoegde autoriteit » : elke door de lidstaten gemachtigde autoriteit of instelling die bevoegd is bewijsstukken van een opleiding en andere documenten of informatie af te geven, respectievelijk aan te nemen, alsook aanvragen te ontvangen en besluiten te nemen als vermeld in deze ordonnantie ;5° « gereglementeerde opleiding » : elke opleiding die specifiek op de uitoefening van een bepaald beroep gericht is en die uit een studiecyclus bestaat die eventueel met een beroepsopleiding, een beroepsstage of praktijkervaring wordt aangevuld.De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat in kwestie vastgesteld of door een daarvoor aangewezen autoriteit gecontroleerd of erkend ; 6° « beroepservaring : » de daadwerkelijke en geoorloofde voltijdse of gelijkwaardige deeltijdse uitoefening van het beroep in kwestie in een lidstaat ;7° « aanpassingsstage » : de uitoefening van een gereglementeerd beroep in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beoefenaar van het beroep in kwestie, eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding.De stage wordt beoordeeld. De nadere regels voor de aanpassingsstage en de beoordeling, alsook de status van de migrerende stagiair worden door de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vastgesteld ; 8° « proeve van bekwaamheid » : een controle van de beroepskennis, -vaardigheden en -competenties van de aanvrager, die door de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt verricht of erkend en die tot doel heeft te beoordelen of de aanvrager de bekwaamheid bezit om in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een gereglementeerd beroep uit te oefenen. Voor deze controle stellen de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie op basis van een vergelijking tussen de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vereiste opleiding en de opleiding die de aanvrager heeft gevolgd, een lijst op van de vakgebieden die niet bestreken worden door het diploma of de andere opleidingstitel(s) waarover de aanvrager beschikt.

Bij de proeve van bekwaamheid wordt in aanmerking genomen dat de aanvrager in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is. De proef heeft betrekking op de vakgebieden die moeten worden gekozen uit die welke op de lijst staan en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in kwestie in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad te kunnen uitoefenen.

Deze proef kan ook betrekking hebben op de kennis van de deontologie die op de activiteiten in kwestie van toepassing is.

De nadere regelingen voor de proeve van bekwaamheid, alsook de status die de aanvrager die zich op de proeve van bekwaamheid wil voorbereiden, heeft, worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ; 9° « bedrijfsleider » : eenieder die in een onderneming van de bedrijfstak in kwestie een van de volgende functies uitgeoefend heeft : a) bedrijfsleider of leider van een filiaal van een onderneming ;b) plaatsvervanger van de ondernemer of van de bedrijfsleider als die functie, wat verantwoordelijkheid betreft, met die van de vertegenwoordigde ondernemer of bedrijfsleider overeenstemt ;c) lid van het leidinggevend personeel, belast met commerciële of technische taken en verantwoordelijk voor een of meer afdelingen van de onderneming ;10° « bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie » : de autoriteit of instelling die voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegd is bewijsstukken van opleiding en andere documenten of informatie af te geven, respectievelijk aan te nemen, alsook aanvragen te ontvangen en besluiten te nemen als vermeld in deze ordonnantie ;11° « richtlijn » : Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties ;12° « lidstaat » : lidstaat van de Europese Unie, alsook de andere staten waarop de richtlijn van toepassing is ;13° « lidstaat van oorsprong » : de lidstaat waar de aanvrager zijn beroepskwalificaties heeft verworven ;14° « lidstaat van vestiging » : de lidstaat waar de dienstverrichter op wettige wijze is gevestigd ;15° « ontvangende lidstaat » : de lidstaat die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep op zijn grondgebied afhankelijk stelt van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties ;16° « derde land » : een staat waarop de richtlijn niet van toepassing is ;17° « aanvrager » : de onderdaan van een lidstaat die zijn beroepskwalificaties in een andere lidstaat dan België heeft verkregen, of de onderdaan van een derde land die op basis van een andere richtlijn onder het toepassingsgebied van de richtlijn valt, en die de erkenning van zijn beroepskwalificaties vraagt met het oog op de uitoefening van een gereglementeerd beroep in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad ;18° « beroepsstage » : een periode van beroepsuitoefening onder toezicht als dat een voorwaarde voor de toegang tot een gereglementeerd beroep vormt, die kan plaatsvinden tijdens of na afloop van een opleiding die leidt tot een diploma ;19° « Europese beroepskaart » : een elektronisch certificaat dat wordt afgegeven om te bewijzen dat de beroepsbeoefenaar aan alle noodzakelijke voorwaarden voldoet om tijdelijk en incidenteel diensten te verrichten in een ontvangende lidstaat of om te bewijzen dat de beroepskwalificaties met het oog op vestiging in een ontvangende lidstaat erkend zijn ;20° « een leven lang leren » : alle vormen van algemeen onderwijs, beroepsonderwijs en beroepsopleidingen, niet-formeel onderwijs en informeel leren die gedurende het hele leven plaatsvinden en die tot meer kennis, vaardigheden en competenties leiden, eventueel ook op het gebied van de beroepsethiek ;21° « dwingende redenen van algemeen belang » : als zodanig in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie erkende redenen, zoals de handhaving van het financiële evenwicht van het socialezekerheidsstelsel ;de bescherming van consumenten, afnemers van diensten en werknemers ; het waarborgen van een goede rechtsbedeling ; het waarborgen van de eerlijkheid van handelstransacties ; de bestrijding van fraude en het voorkomen van belastingontduiking en -ontwijking, en het waarborgen van de doeltreffendheid van het fiscale toezicht ; de veiligheid van het vervoer ; de bescherming van het milieu en het stedelijk milieu ; diergezondheid ; intellectuele eigendom ; de bescherming en instandhouding van het nationaal historisch en artistiek erfgoed ; doelstellingen van het sociaal beleid ; en doelstellingen van het cultuurbeleid ; 22° « Europees systeem voor de overdracht van studiepunten of ECTS-studiepunten » : het in het Europese hogeronderwijsstelsel gangbare studiepuntenoverdrachtsysteem ;23° « IMI » : het informatiesysteem van de interne markt, vermeld in Verordening (EU) nr.1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het informatiesysteem interne markt en tot intrekking van beschikking 2008/49/EG van de Commissie ; 24° « IMI-bestand » : het binnen het IMI aangemaakte individuele dossier van de aanvrager ;25° « beschermde beroepstitel » : een vorm van reglementering van een beroep waarbij het voeren van een titel in het kader van een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten uit hoofde van wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van een specifieke beroepskwalificatie, en het onterecht voeren van die titel aanleiding geeft tot sancties ;26° « voorbehouden activiteiten » : een vorm van reglementering van een beroep waarbij de toegang tot een beroepsactiviteit of een geheel van beroepsactiviteiten uit hoofde van wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen direct of indirect wordt voorbehouden aan de beoefenaars van een gereglementeerd beroep die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, ook wanneer de activiteit wordt gedeeld met andere gereglementeerde beroepen ;27° « Ministers » : het Lid of de Leden van het Verenigd College bevoegd voor, naargelang het geval, het beleid inzake Gezondheid of Bijstand aan Personen. § 2. Met een gereglementeerd beroep wordt gelijkgesteld een beroep dat door de leden van een van de verenigingen of organisaties, vermeld in bijlage 1, die bij deze ordonnantie is gevoegd, wordt uitgeoefend.

De verenigingen of organisaties, vermeld in het eerste lid, hebben tot doel een hoog niveau in het beroepsgebied in kwestie te bevorderen en te handhaven. Ze genieten een specifieke erkenning door een lidstaat, geven aan hun leden een opleidingstitel af, onderwerpen hun leden aan beroepsregels die ze uitvaardigen, en geven hun het recht op een titel, afkorting of status die met de opleidingstitel overeenstemt. § 3. Met een opleidingstitel wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die afgegeven is in een derde land, als de houder ervan in het beroep in kwestie een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van de lidstaat die de opleidingstitel in kwestie heeft erkend en als die lidstaat de beroepservaring bevestigt.

Art. 4.§ 1. Als de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk stellen van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, stelt deze ordonnantie, in toepassing van de richtlijn, de regels vast volgens welke zij de in een andere lidstaat of andere lidstaten verworven beroepskwalificaties die de houder van die kwalificaties het recht verlenen er hetzelfde beroep uit te oefenen, erkennen voor de toegang tot en de uitoefening van dit beroep in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

Deze ordonnantie stelt eveneens de regels vast betreffende de gedeeltelijke toegang tot een gereglementeerd beroep, de aanvraag en aflevering van een Europese beroepskaart en de erkenning van beroepsstages volbracht in een andere lidstaat.

Deze ordonnantie stelt eveneens de regels vast voor een gemeenschappelijk kader over het uitvoeren van evenredigheidsbeoordelingen van bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, voorafgaand aan de invoering van nieuwe of aan de wijziging van bestaande wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen die de toegang tot of de uitoefening, dan wel één van de wijzen van uitoefening, van een gereglementeerd beroep beperken, met inbegrip van het voeren van beroepstitels en de beroepsactiviteiten die een dergelijke titel toelaten, en die vallen binnen het toepassingsgebied van deze ordonnantie en van de richtlijn. § 2. Wanneer specifieke vereisten betreffende de reglementering van een bepaald beroep zijn vastgelegd in een afzonderlijke handeling van de Unie die de lidstaten geen keuze laat ten aanzien van de precieze wijze waarop deze vereisten moeten worden omgezet in nationaal recht, zijn de overeenkomstige bepalingen uit hoofdstuk 6 niet van toepassing.

Art. 5.§ 1. Onverminderd de bevoegdheid van de federale staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, is deze ordonnantie van toepassing op de onderdanen van een lidstaat die, of de onderdanen van een derde land die op basis van een andere richtlijn onder het toepassingsgebied van de richtlijn vallen, met inbegrip van beoefenaren van de vrije beroepen, die een gereglementeerd beroep willen uitoefenen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, hetzij als zelfstandige, hetzij als werknemer, en die in een andere lidstaat hun beroepskwalificaties hebben verworven.

Deze ordonnantie is ook van toepassing op de onderdanen van een lidstaat die een beroepsstage buiten België hebben volbracht.

Het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad waarvan deze ordonnantie melding maakt, heeft betrekking op de bevoegdheden van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. § 2. Deze ordonnantie is van toepassing op de gereglementeerde beroepen waarvoor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevoegd is onder voorbehoud van paragraaf 3. § 3. Als voor een bepaald gereglementeerd beroep in een afzonderlijk communautair rechtsinstrument of in een rechtsinstrument van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een andere specifieke regeling die in rechtstreeks verband staat met de erkenning van beroepskwalificaties, is vastgesteld, zijn de overeenkomstige bepalingen van deze ordonnantie niet van toepassing.

Art. 6.§ 1. Erkenning van de beroepskwalificaties door de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geeft de begunstigden toegang tot hetzelfde beroep als dat waarvoor ze in een andere lidstaat de kwalificaties bezitten en stelt hen in staat dat beroep uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de Belgische onderdanen gelden.

In afwijking van het eerste lid wordt gedeeltelijke toegang tot een beroep in de ontvangende lidstaat verleend onder de voorwaarden, vermeld in artikel 14. § 2. Voor de toepassing van deze ordonnantie is het beroep dat de aanvrager in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad wil uitoefenen, hetzelfde als dat waarvoor hij in de lidstaat van oorsprong de kwalificaties bezit, als daaronder vergelijkbare werkzaamheden vallen. Afdeling 2. - Europese beroepskaart

Onderafdeling 1. - Aanvraag van een Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat

Art. 7.Als de Europese Commissie voor een bepaald beroep, gereglementeerd in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, een Europese beroepskaart heeft ingevoerd met een uitvoeringshandeling die krachtens artikel 4bis, lid 7, van de richtlijn is vastgesteld, en ze er de voorwaarden van heeft bepaald, heeft de houder van de beroepskwalificatie die dat beroep in een andere lidstaat wil uitoefenen, een van de volgende mogelijkheden : 1° de erkenning van de beroepskwalificatie aanvragen in de ontvangende lidstaat ;2° aan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vragen om een Europese beroepskaart af te leveren voor wat betreft het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid ;3° bij de ontvangende lidstaat een verzoek tot aflevering van een Europese beroepskaart indienen voor wat betreft de vestiging en het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid.

Art. 8.§ 1. De houder van een beroepskwalificatie die een beroepsactiviteit in een andere lidstaat wil uitoefenen, kan zijn aanvraag van een Europese beroepskaart indienen met het door de Europese Commissie ter beschikking gestelde online-instrument, dat voor de betrokken aanvrager automatisch een IMI-bestand aanmaakt.

De aanvrager ondersteunt zijn aanvraag met alle documenten die zijn voorgeschreven in de door de Europese Commissie genomen uitvoeringshandelingen krachtens artikel 4bis, lid 7, van de richtlijn. § 2. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevestigt binnen een week na de ontvangst van de aanvraag dat ze de aanvraag heeft ontvangen en deelt de aanvrager mee welke documenten ontbreken.

De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verstrekt in voorkomend geval alle attesten die nodig zijn met toepassing van deze ordonnantie of volgens de door de Europese Commissie krachtens artikel 4bis, lid 7, van de richtlijn genomen uitvoeringshandelingen. Ze gaat ook na of de aanvrager wettig gevestigd is in België en of alle benodigde documenten die voor de opmaak van een Europese beroepskaart zijn afgeleverd, geldig en authentiek zijn. Als daarover gegronde twijfel bestaat, raadpleegt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het orgaan dat de documenten heeft afgeleverd en kan ze de aanvrager verzoeken de eensluidend verklaarde afschriften van de documenten voor te leggen.

Als dezelfde aanvrager verschillende aanvragen indient, mag de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geen nieuwe indiening vragen van documenten die al in het IMI-bestand zijn opgenomen en nog steeds geldig zijn. § 3. De kosten van de administratieve procedure voor de afgifte van een Europese beroepskaart die de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan aanrekenen, zijn redelijk, evenredig en in verhouding met de door de lidstaten van oorsprong en de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gemaakte kosten en mogen de aanvraag van een Europese beroepskaart niet ontmoedigen. § 4. De Europese beroepskaarten afgegeven door bevoegde autoriteiten van de federale overheid of andere gefedereerde entiteiten in België worden erkend in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad.

Onderafdeling 2. - Afgifte van een Europese beroepskaart voor de uitoefening van een beroepsactiviteit in een andere lidstaat

Art. 9.§ 1. Als de Europese beroepskaart aangevraagd wordt aan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, als België de lidstaat van oorsprong is, en als de aanvraag betrekking heeft op het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, vermeld in artikel 18, § 5, dan levert de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, na controle van de aanvraag en de bijbehorende bewijstukken, de Europese beroepskaart af binnen een termijn van drie weken die aanvangt op een van de volgende momenten : 1° vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid ;2° bij het verlopen van de termijn van een week die volgt op de ontvangst van de aanvraag, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, als er geen bijkomende documenten waren vereist. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stuurt de Europese beroepskaart vervolgens onmiddellijk naar de bevoegde autoriteit van alle betrokken ontvangende lidstaten. Ze brengt de aanvrager daarvan op de hoogte.

De Europese beroepskaart vervangt in dat geval gedurende 18 maanden vanaf de afgifte ervan de verklaring die in voorkomend geval wordt gevraagd met toepassing van artikel 18. § 2. De houder van een Europese beroepskaart die is uitgereikt door de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, vermeld in artikel 18, § 5, die diensten wil verrichten in andere lidstaten dan de lidstaten die vermeld zijn in zijn oorspronkelijke aanvraag, kan een aanvraag voor een dergelijke uitbreiding indienen bij de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De houder van een Europese beroepskaart die diensten wil blijven verrichten na de oorspronkelijke periode van achttien maanden, brengt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie daarvan op de hoogte. In beide gevallen verschaft hij ook alle informatie die volgens de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vereist is, met toepassing van de uitvoeringshandeling, aangenomen door de Europese Commissie krachtens artikel 4bis, lid 7, van de richtlijn, over wezenlijke veranderingen in de situatie die is vastgelegd in het IMI-bestand.

De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stuurt de geactualiseerde Europese beroepskaart naar de betrokken ontvangende lidstaten. § 3. De Europese beroepskaart die uitgereikt wordt door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat als lidstaat van oorsprong voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, vermeld in artikel 18, § 5, blijft geldig zolang de houder het recht behoudt om te werken op basis van de in het IMI-bestand opgeslagen documenten en informatie.

Art. 10.§ 1. Als de Europese beroepskaart aangevraagd wordt aan de bevoegde autoriteit van de ontvangende lidstaat voor de vestiging of voor de tijdelijke of incidentele verrichting van diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, vermeld in artikel 18, § 5, voert de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, als België de lidstaat van oorsprong is, alle voorbereidende stappen uit met betrekking tot het IMI-bestand.

Ze gaat in het bijzonder de geldigheid en de authenticiteit na van de documenten die ter staving opgenomen zijn in het IMI-bestand, binnen een termijn van een maand die aanvangt op een van de volgende momenten : 1° vanaf de ontvangst van de ontbrekende documenten, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid ;2° bij het verlopen van de termijn van een week die volgt op de ontvangst van de aanvraag, vermeld in artikel 8, § 2, eerste lid, als er geen enkel bijkomend document werd gevraagd. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stuurt vervolgens onmiddellijk de aanvraag door naar de bevoegde autoriteit van de betrokken ontvangende lidstaat en brengt op hetzelfde moment de aanvrager op de hoogte van de status van de aanvraag. § 2. Als de ontvangende lidstaat de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verzoekt om aanvullende informatie dan wel om het meesturen van een eensluidend verklaard afschrift van een document, dan verstrekt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dit binnen maximaal twee weken na het verzoek.

Onderafdeling 3 - Onderzoek van een aanvraag van een Europese beroepskaart met het oog op de uitoefening van een beroepsactiviteit in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad

Art. 11.§ 1. Dit artikel is van toepassing op de gevallen waarbij de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong een aanvraag van een beroepskaart krijgt voor de vestiging of voor de tijdelijke of incidentele verrichting van diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, als vermeld in artikel 18, § 5, in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. § 2. In de gevallen vermeld in de artikelen 26, 30 en 31, beslist de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie binnen een termijn van een maand vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag, bezorgd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong, of ze de Europese beroepskaart gaat afgeven.

In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de lidstaat van oorsprong om aanvullende informatie dan wel om een eensluidend verklaard afschrift van een document verzoeken. § 3. Als de aanvraag van een Europese beroepskaart de tijdelijke en occasionele verrichting van een activiteit beoogt die gevolgen heeft voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid als vermeld in artikel 18, § 5, of als compenserende maatregelen conform artikel 25 kunnen worden opgelegd, beslist de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de beroepskaart al dan niet af te leveren of de aanvrager te onderwerpen aan compenserende maatregelen binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong verstuurde aanvraag.

In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de lidstaat van oorsprong om aanvullende informatie dan wel om een eensluidend verklaard afschrift van een document verzoeken. § 4. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan beslissen om de termijnen, vermeld in paragrafen 2 en 3, met twee weken te verlengen. De beslissing wordt gemotiveerd. Ze wordt meegedeeld aan de aanvrager. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan die eerste verlenging eenmaal hernieuwen met een bijkomende termijn van twee weken als de hernieuwing strikt noodzakelijk is om redenen die verband houden met de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten. § 5. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie mag alleen toegang vragen tot de documenten die het IMI-dossier bevat en die nog geldig zijn.

Het verzoek om aanvullende informatie of een eensluidend verklaard afschrift van documenten verlengt de termijnen waarin de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie haar beslissing moet nemen conform paragrafen 2 en 3, niet.

De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan weigeren de Europese beroepskaart af te leveren indien zij zowel van de lidstaat van oorsprong als van de aanvrager niet de nodige informatie ontvangt die zij volgens deze ordonnantie nodig heeft voor het nemen van een besluit over de afgifte van de kaart. Die weigering wordt naar behoren gemotiveerd. § 6. Als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie geen beslissing neemt binnen de termijnen, vermeld in paragrafen 2 en 3, of geen proeve van bekwaamheid organiseert als vermeld in artikel 18, § 5, wordt de Europese beroepskaart geacht te zijn afgegeven en wordt ze via het IMI automatisch naar de houder van een beroepskwalificatie gestuurd. § 7. Voor de vestiging verleent de afgifte van een Europese beroepskaart geen automatisch recht om een bepaald beroep uit te oefenen als er in de ontvangende lidstaat al registratievoorschriften of andere controleprocedures gelden voordat de Europese beroepskaart voor dat beroep wordt ingevoerd. § 8. De door de lidstaat van oorsprong, wat betreft de Europese beroepskaart, genomen maatregelen conform dit artikel vervangen elke aanvraag tot erkenning van beroepskwalificaties.

Art. 12.Wat betreft de Europese beroepskaart die is uitgereikt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van andere diensten dan de diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, vermeld in artikel 18, § 5, in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie binnen achttien maanden die volgen op de aflevering ervan, geen enkele verklaring met toepassing van artikel 18 vragen.

Onderafdeling 4. - Verwerking van en toegang tot gegevens met betrekking tot de Europese beroepskaart

Art. 13.§ 1. De gegevens op de Europese beroepskaart beperken zich tot de gegevens die nodig zijn om vast te stellen dat de houder gerechtigd is om het beroep uit te oefenen waarvoor de kaart is afgegeven, namelijk de voor- en achternaam van de houder, de datum en de plaats van geboorte, het beroep, de officiële kwalificaties van de houder, het toepasselijke stelsel, de betrokken bevoegde autoriteiten, het kaartnummer, de beveiligingsfuncties en een verwijzing naar een geldig bewijs van identiteit. Informatie over opgedane beroepservaring of over compensatiemaatregelen waaraan door de houder van de Europese beroepskaart is voldaan, wordt opgenomen in het IMI-bestand. § 2. Onverminderd het vermoeden van onschuld werken de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie binnen de grenzen van hun bevoegdheden het IMI-bestand dat betrekking heeft op een Europese beroepskaart tijdig bij met informatie over vastgestelde tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op een verbod of beperking op de uitoefening van een professionele activiteit en die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de werkzaamheden van de houder van een Europese beroepskaart in het kader van deze ordonnantie.

In het kader van de bijwerking, vermeld in het eerste lid, verwijdert de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de informatie die niet meer vereist is. De houder van de Europese beroepskaart, alsook de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die toegang hebben tot het overeenkomstige IMI-bestand, worden onmiddellijk op de hoogte gebracht van die bijwerking.

De inhoud van de bijwerkingen beperkt zich tot het volgende : 1° de identiteit van de beroepsbeoefenaar ;2° het betreffende beroep ;3° informatie over de nationale autoriteit of rechtbank die de beperkings- of verbodsbeslissing heeft genomen ;4° de reikwijdte van de beperking of het verbod ;5° de periode waarin de beperking of het verbod van kracht is. § 3. De persoonsgegevens in het IMI-bestand komen voor verwerkingsdoeleinden in aanmerking zolang dat nodig is met het oog op de erkenningsprocedure als zodanig en als bewijs van de erkenning of van de toezending van de verklaring die met toepassing van artikel 18 is vereist. § 4. De persoonsgegevens die verbonden zijn aan de Europese beroepskaart worden verwerkt om de titularis van de beroepskaart te identificeren en de andere lidstaten te informeren over de beperkingen tot de uitoefening van een beroepsactiviteit. § 5. De houder van een Europese beroepskaart kan op elk moment en zonder dat daaraan voor hem kosten zijn verbonden, verzoeken om toegang te krijgen tot zijn gegevens in het IMI-bestand, om onjuiste of onvolledige gegevens recht te zetten, om de gegevens uit het IMI-bestand te schrappen of om het betreffende IMI-bestand af te schermen. De houder wordt van dat recht op de hoogte gebracht op het moment dat de Europese beroepskaart wordt afgegeven, en wordt daaraan vervolgens om de twee jaar herinnerd.

In geval van een verzoek tot verwijdering van een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een Europese beroepskaart die de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie met het oog op vestiging of de tijdelijke en incidentele verrichting van diensten die gevolgen hebben voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid, met toepassing van artikel 18, § 5 heeft afgegeven, verschaffen de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de houder van de beroepskwalificaties een attest waaruit blijkt dat zijn beroepskwalificaties worden erkend. § 6. Met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens die voorkomen op de Europese beroepskaart en in alle IMI-bestanden, wordt elke bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die belast is met het onderzoek van een aanvraag van een Europese beroepskaart of met de aflevering ervan en van een IMI-bestand dat is gekoppeld aan een beroepskaart, beschouwd als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). § 7. Elke belanghebbende, onder wie werkgevers, klanten en patiënten van de houder van de Europese beroepskaart en overheidsinstanties, kan aan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vragen om de echtheid en de geldigheid van een Europese beroepskaart die hun door de kaarthouder wordt voorgelegd, te controleren. Afdeling 3. - Gedeeltelijke toegang

Art. 14.§ 1. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verleent gedeeltelijke toegang tot een beroepsactiviteit in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de beroepsbeoefenaar die de aanvraag indient, is volledig gekwalificeerd om in zijn lidstaat van oorsprong de beroepsactiviteit uit te oefenen waarvoor gedeeltelijke toegang wordt aangevraagd ;2° de verschillen tussen de in de lidstaat van oorsprong legaal verrichte beroepsactiviteiten en het door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gereglementeerde beroep zijn zo groot dat de toepassing van compenserende maatregelen erop zou neerkomen dat de aanvrager het volledige onderwijs- en opleidingsprogramma in België zou moeten doorlopen om tot het volledige gereglementeerde beroep toegelaten te worden ;3° de beroepsactiviteit waarvoor gedeeltelijke toegang wordt gevraagd, kan objectief worden gescheiden van andere activiteiten die het door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gereglementeerde beroep omvat. Om te bepalen of de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, is vervuld, onderzoekt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of de beroepsactiviteit autonoom in de lidstaat van oorsprong kan worden uitgeoefend.

Het onderzoek naar het vervullen van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt geval per geval verricht en de toegang wordt geval per geval verleend. § 2. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan een gedeeltelijke toegang afwijzen als die afwijzing door een dwingende reden van algemeen belang gerechtvaardigd is, als de afwijzing passend is ter verwezenlijking van het nagestreefde doel en niet verder gaat dan wat noodzakelijk is om dat doel te bereiken. § 3. De aanvragen tot erkenning van een gedeeltelijke toegang worden conform hoofdstuk 2 onderzocht als die toegang wordt gevraagd voor het tijdelijk en incidenteel verrichten van diensten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad die betrekking hebben op beroepsactiviteiten met implicaties voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid. Zij worden conform hoofdstuk 3, afdelingen 1 en 3 onderzocht als het een verzoek om vestiging betreft. § 4. In afwijking van artikel 18, § 5, zevende lid, wordt de beroepsactiviteit uitgeoefend onder de beroepstitel van de lidstaat van oorsprong zodra gedeeltelijke toegang is verleend. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan het gebruik van die beroepstitel in het Nederlands en het Frans voorschrijven.

Beroepsbeoefenaars aan wie gedeeltelijke toegang is verleend, maken de ontvangers van de diensten duidelijk kenbaar tot welke gebieden hun beroepsactiviteiten zich uitstrekken. § 5. Dit artikel is niet van toepassing op beroepsbeoefenaars van wie de beroepskwalificaties automatisch worden erkend uit hoofde van hoofdstuk 3, afdelingen 2 en 3. HOOFDSTUK 2. - Vrije dienstverrichting

Art. 15.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing als de dienstverrichter zich naar het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad begeeft om er tijdelijk en incidenteel het beroep, vermeld in artikel 16, § 1, uit te oefenen.

Het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting wordt per geval beoordeeld, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de verrichting.

Art. 16.§ 1. Onverminderd specifieke bepalingen van het Unierecht en artikelen 17 en 18 van deze ordonnantie, kunnen om redenen van beroepskwalificatie geen beperkingen worden gesteld aan het vrij verrichten van diensten in een andere lidstaat als aan al de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de dienstverrichter is op wettige wijze in een lidstaat gevestigd om er hetzelfde beroep uit te oefenen ;2° de dienstverrichter begeeft zich naar een andere lidstaat en heeft het beroep tijdens de tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting gedurende ten minste een jaar uitgeoefend in een of meer lidstaten, als het beroep niet gereglementeerd is in de lidstaat van vestiging.De voorwaarde van een jaar beroepsuitoefening is niet van toepassing als het beroep of het onderwijs en de opleiding die toegang verlenen tot het beroep gereglementeerd zijn. § 2. Als de dienstverrichter zich naar het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad begeeft, valt hij onder de professionele, wettelijke of administratieve beroepsregels die rechtstreeks verband houden met beroepskwalificaties, zoals de definitie van het beroep, het gebruik van titels en de ernstige wanprestatie bij de uitoefening van het beroep die rechtstreeks en specifiek verband houdt met de bescherming en de veiligheid van consumenten, alsook de tuchtrechtelijke bepalingen die in België van toepassing zijn op de personen die er hetzelfde beroep uitoefenen.

Art. 17.Conform artikel 16, eerste paragraaf, wordt een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter vrijgesteld van de eisen die worden gesteld aan in België gevestigde beroepsbeoefenaars met betrekking tot : a) een vergunning, de inschrijving of de aansluiting bij een beroepsorganisatie.Om conform artikel 16, paragraaf 2, toepassing van de in België geldende tuchtrechtelijke bepalingen mogelijk te maken, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voorzien in automatische tijdelijke inschrijving of aansluiting pro forma bij een beroepsorganisatie, als dat de dienstverrichting op geen enkele wijze vertraagt of bemoeilijkt en voor de dienstverrichter geen extra kosten meebrengt. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stuurt een kopie van de verklaring, vermeld in artikel 18, § 1, en eventueel een verlenging ervan, en daarnaast, voor de beroepen die verband houden met de volksgezondheid en de openbare veiligheid, vermeld in artikel 18, § 5, een kopie van de documenten, vermeld in artikel 18, § 2, naar de betrokken beroepsorganisatie, hetgeen gelijkstaat met een automatische tijdelijke inschrijving of aansluiting pro forma voor dat doel ; b) de inschrijving bij een publiekrechtelijke instelling voor de sociale zekerheid om de rekeningen inzake de ten gunste van sociaal verzekerden verrichte werkzaamheden op een verzekeringsinstelling te kunnen verhalen. De dienstverrichter stelt evenwel de onder b) bedoelde instelling vooraf, of in dringende gevallen achteraf, van de door hem verrichte dienst in kennis.

Art. 18.§ 1. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan eisen dat de dienstverrichter, als hij zich voor het eerst van een andere lidstaat naar België begeeft om er diensten te verrichten, haar vooraf met een schriftelijke verklaring, met daarin de gegevens over de verzekeringsdekking of de soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming voor beroepsaansprakelijkheid, op de hoogte brengt. Die verklaring wordt eenmaal per jaar verlengd als de dienstverrichter de bedoeling heeft om gedurende dat jaar in België tijdelijke of incidentele diensten te verrichten. De dienstverrichter mag de verklaring met alle middelen aanleveren. § 2. Voor de eerste dienstverrichting of als zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de door de documenten gestaafde situatie, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie eisen dat de volgende documenten bij de verklaring gevoegd zijn : 1° een bewijs van de nationaliteit van de dienstverrichter ;2° een attest dat de houder ervan rechtmatig in een lidstaat gevestigd is om er de werkzaamheden in kwestie uit te oefenen, en dat hem op het moment van afgifte van het attest geen beroepsuitoefeningsverbod is opgelegd, ook al is het maar tijdelijk ;3° een bewijs van beroepskwalificaties ;4° voor de gevallen vermeld in artikel 16, paragraaf 1, 2°, een bewijs dat de dienstverrichter de werkzaamheden in kwestie in de tien voorafgaande jaren gedurende ten minste een jaar heeft uitgeoefend ;5° voor beroepen in de veiligheidssector en de gezondheidssector en voor beroepen in de onderwijssector waar met minderjarigen wordt gewerkt, inclusief kinderopvang en het voor- en vroegschoolse onderwijs, een verklaring waarin wordt bevestigd dat de desbetreffende persoon geen tijdelijk of permanent beroepsverbod heeft of niet strafrechtelijk is veroordeeld, als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dat ook eist van de personen die hun beroepskwalificaties in België hebben verworven ;6° voor beroepen met patiëntveiligheidsimplicaties, een verklaring over de kennis van de taal die voor de uitoefening van het beroep van de aanvrager in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad noodzakelijk is ;7° voor beroepen betreffende de werkzaamheden vermeld in bijlage 2, die bij deze ordonnantie is gevoegd, en die door een lidstaat overeenkomstig artikel 59, lid 2 van de richtlijn, zijn aangemeld, een certificaat over de aard en de duur van de activiteit, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instantie van de lidstaat waar de dienstverrichter is gevestigd. § 3. De indiening van een vereiste verklaring door de dienstverrichter conform paragraaf 1 geeft die dienstverrichter recht op toegang tot de beoogde dienstenactiviteit of recht om die activiteit uit te oefenen in België. De dienstverrichter die al een schriftelijke verklaring heeft afgelegd bij de bevoegde federale autoriteit of bij de bevoegde autoriteit van een andere gefedereerde entiteit van België moet de in paragraaf 1 genoemde schriftelijke verklaring niet opnieuw bezorgen aan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. § 4. De dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging, als voor de beroepswerkzaamheid in kwestie in die lidstaat een dergelijke titel bestaat. De titel wordt vermeld in de officiële taal of in één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging om verwarring met de in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gehanteerde beroepstitel te vermijden. Als de betrokken beroepstitel in de lidstaat van vestiging niet bestaat, vermeldt de dienstverrichter zijn opleidingstitel in de officiële taal of in één van de officiële talen van die lidstaat. § 5. In geval van gereglementeerde beroepen met implicaties voor de volksgezondheid of de openbare veiligheid en waarop de automatische erkenning uit hoofde van hoofdstuk 3, afdeling 2 of 3 niet van toepassing is, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vóór de eerste dienstverrichting de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren.

Een controle vooraf als vermeld in het eerste lid, is alleen mogelijk als de controle bedoeld is om ernstige schade voor de gezondheid of de veiligheid van de afnemer van de dienstverrichting ingevolge een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen en als de controle niet meer omvat dan voor dat doel noodzakelijk is.

Binnen een termijn van ten hoogste een maand na de ontvangst van de verklaring en de begeleidende documenten, vermeld in paragrafen 1 en 2, brengt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de dienstverrichter op de hoogte van haar besluit om : 1° zijn beroepskwalificaties niet te controleren ;2° na de controle van zijn beroepskwalificaties : a) het afleggen van een proeve van bekwaamheid te eisen van de dienstverrichter ;b) het verrichten van de diensten toe te staan. Als er zich problemen voordoen die een vertraging veroorzaken bij het nemen van een besluit met toepassing van het vorige lid, brengt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de dienstverrichter binnen de termijn, vermeld in het vorige lid, op de hoogte van de reden van de vertraging. Het probleem wordt voor het einde van de eerste maand na de voormelde kennisgeving opgelost en het besluit wordt genomen binnen twee maanden nadat het probleem is opgelost.

Als de beroepskwalificaties van de dienstverrichter wezenlijk verschillen van de in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad vereiste opleiding, zodat het verschil de volksgezondheid of de openbare veiligheid schaadt, en als de dienstverrichter dat niet kan compenseren door beroepservaring of door in het kader van een leven lang leren verworven kennis, vaardigheden of competenties die formeel zijn gevalideerd door een daarvoor bevoegde instantie, biedt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de dienstverrichter de mogelijkheid om met een proeve van bekwaamheid, als bedoeld in het derde lid van deze paragraaf, te bewijzen dat hij de ontbrekende kennis, vaardigheden of competenties heeft verworven.

De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie neemt op basis daarvan een besluit over het toestaan van het verrichten van de diensten. De dienstverrichting vindt in ieder geval plaats in de maand nadat het overeenkomstig het derde lid van deze paragraaf genomen besluit is uitgevoerd.

Als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie niet reageert binnen de termijnen, vermeld in het derde en vierde lid van deze paragraaf, kan de dienst worden verricht.

In de gevallen waarin de kwalificaties overeenkomstig deze paragraaf zijn geverifieerd, wordt de dienst verricht onder de in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gehanteerde beroepstitel.

Art. 19.§ 1. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen, als België de ontvangende lidstaat is, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging in geval van gegronde twijfel verzoeken om alle informatie te verstrekken over de rechtmatigheid van de vestiging en het goede gedrag van de dienstverrichter, alsook over het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen ter zake van de beroepsuitoefening.

Als de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie besluiten de beroepskwalificaties van de dienstverrichter te controleren, kunnen ze, als België de ontvangende lidstaat is, bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van vestiging informatie aanvragen over de opleidingscursussen van de dienstverrichter, als dat nodig is om de wezenlijke verschillen te beoordelen die de volksgezondheid of de openbare veiligheid kunnen schaden.

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, als België de lidstaat van vestiging is, verstrekt die informatie op haar beurt conform artikel 37. § 2. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zorgen voor de uitwisseling van alle nodige informatie opdat een klacht van een afnemer van een dienst tegen een dienstverrichter correct kan worden afgehandeld. De afnemer wordt van het resultaat van de klacht op de hoogte gebracht.

Art. 20.Als de dienst wordt verricht onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging of onder de opleidingstitel van de dienstverrichter, kunnen de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie eisen dat de dienstverrichter, in aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Unierecht, aan de afnemer van de dienst één of meerdere van de volgende gegevens verstrekt : 1° als de dienstverrichter in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, het register waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer, of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register ;2° als voor de uitoefening van de werkzaamheid in kwestie in de lidstaat van vestiging een vergunning vereist is, de naam en het adres van de bevoegde toezichthoudende instantie ;3° de beroepsordes of soortgelijke organisaties waarbij de dienstverrichter is aangesloten ;4° de beroepstitel of, als een dergelijke titel niet bestaat, de opleidingstitel van de dienstverrichter en de lidstaat waar die is verleend ;5° als de dienstverrichter een onder de btw vallende werkzaamheid uitoefent, het identificatienummer, vermeld in artikel 50 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, ingevolge artikel 22, lid 1, van de zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag ;6° de gegevens over de verzekeringsdekking of de soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming voor beroepsaansprakelijkheid. HOOFDSTUK 3. - Vrijheid van vestiging Afdeling 1. - Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels

Art. 21.Deze afdeling is van toepassing op alle beroepen die niet onder afdeling 2 vallen en in de onderstaande gevallen waarin de aanvrager, om een bijzondere en uitzonderlijke reden, niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in afdeling 2 : 1° voor de werkzaamheden, vermeld in bijlage 2, die bij deze ordonnantie is gevoegd, als de aanvrager niet voldoet aan de eisen vermeld in de artikelen 27, 28 en 29 ;2° voor aanvragers die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 3, § 3.

Art. 22.Voor de toepassing van artikel 24 en artikel 25, § 6, worden beroepskwalificaties in de volgende niveaus ingedeeld : 1° een bekwaamheidsattest dat is afgegeven door een overeenkomstig de wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen aangewezen bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong, nadat de aanvrager : a) hetzij een opleiding heeft gevolgd die niet wordt afgesloten met een certificaat of diploma als vermeld onder 2°, 3°, 4° of 5°, hetzij een specifiek examen zonder voorafgaande opleiding heeft afgelegd, hetzij het beroep tijdens de voorafgaande tien jaren gedurende drie opeenvolgende jaren voltijds of gedurende een gelijkwaardige periode deeltijds in een lidstaat heeft uitgeoefend ;b) hetzij op het niveau van het primair of secundair onderwijs een algemene opleiding heeft genoten, waaruit blijkt dat de houder over een zekere algemene ontwikkeling beschikt ;2° een certificaat ter afsluiting van een cyclus van secundair onderwijs : a) hetzij van algemene aard, aangevuld met een andere studiecyclus of beroepsopleiding dan de studiecyclus of beroepsopleiding, vermeld onder 3°, en/of aangevuld met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op die studiecyclus vereist is ;b) hetzij van technische of beroepsmatige aard, in voorkomend geval aangevuld met een studiecyclus of beroepsopleiding als vermeld onder a), en/of aangevuld met de beroepsstage of praktijkervaring die als aanvulling op die studiecyclus vereist is ;3° een diploma ter afsluiting van : a) hetzij een opleiding op het niveau van postsecundair onderwijs dat verschilt van het niveau, vermeld onder 4° en 5°, en die ten minste één jaar duurt, dan wel, in geval van een deeltijdse opleiding, een daaraan gelijkwaardige duur heeft, en waarvoor als een van de toelatingsvoorwaarden in de regel geldt dat de aanvrager de studiecyclus van secundair onderwijs moet hebben voltooid die voor de toegang tot het universitair of hoger onderwijs vereist is of een volledige equivalente schoolopleiding van secundair niveau, alsook de beroepsopleiding die eventueel als aanvulling op die cyclus van postsecundair onderwijs vereist is ;b) hetzij een gereglementeerde opleiding of, in geval van gereglementeerde beroepen, een beroepsopleiding met een bijzondere structuur waarbij competenties worden aangereikt die verder gaan dan wat niveau 2° verstrekt, die gelijkwaardig is aan het opleidingsniveau vermeld in punt a), als die opleiding tot een vergelijkbare beroepsbekwaamheid opleidt en op een vergelijkbaar niveau van verantwoordelijkheden en taken voorbereidt, op voorwaarde dat bij het diploma een certificaat van de lidstaat van oorsprong gevoegd is ;4° een diploma dat bewijst dat de aanvrager een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste drie jaar en ten hoogste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur, in geval van een deeltijdse opleiding, heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten ;5° een diploma dat bewijst dat de aanvrager een postsecundaire opleiding met een duur van ten minste vier jaar of met een daaraan gelijkwaardige duur, in geval van een deeltijdse opleiding, heeft afgesloten, die daarnaast kan worden uitgedrukt in een daaraan gelijkwaardig aantal ECTS-studiepunten, behaald aan een universiteit of een instelling voor hoger onderwijs of aan een andere instelling met hetzelfde opleidingsniveau, en dat, in voorkomend geval, bewijst dat hij de beroepsopleiding die als aanvulling op de postsecundaire opleiding vereist is, met succes heeft afgesloten.

Art. 23.Met een opleidingstitel ter afsluiting van een opleiding als vermeld in artikel 22, met inbegrip van het niveau in kwestie, wordt gelijkgesteld elke opleidingstitel die of elk geheel van opleidingstitels dat door een bevoegde autoriteit in een lidstaat is afgegeven als daarmee een in de Europese Unie op voltijdse of deeltijdse basis zowel binnen als buiten de formele programma's gevolgde opleiding wordt afgesloten die door deze lidstaat als gelijkwaardig wordt erkend en de houder ervan dezelfde rechten voor de toegang tot of de uitoefening van een beroep verleent, dan wel hem voorbereidt op de uitoefening van dat beroep.

Onder dezelfde voorwaarden als de voorwaarden vermeld in het eerste lid, wordt met een dergelijke opleidingstitel ook gelijkgesteld elke beroepskwalificatie die weliswaar niet voldoet aan de eisen die in de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van oorsprong voor de toegang tot of de uitoefening van een beroep zijn vastgesteld, maar die de houder ervan krachtens die bepalingen verworven rechten verleent. Dat geldt namelijk als de lidstaat van oorsprong het niveau verhoogt van de opleiding die vereist is voor de toegang tot een beroep of de uitoefening ervan, en als een persoon die vroeger een opleiding heeft genoten die niet meer voldoet aan de eisen van de nieuwe kwalificatie, verworven rechten geniet uit hoofde van nationale wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen.

In dat geval wordt de vroeger genoten opleiding door de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie met het oog op de toepassing van artikel 24, als overeenkomend met het niveau van de nieuwe opleiding beschouwd.

Art. 24.§ 1. Als de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties, staat de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor de aanvragers die hun beroepskwalificaties in België hebben verkregen, de toegang tot en uitoefening van dit beroep toe aan aanvragers die in het bezit zijn van een bekwaamheidsattest dat of een opleidingstitel als vermeld in artikel 22 die in een andere lidstaat verplicht wordt gesteld voor de toegang tot of de uitoefening van dat beroep op zijn grondgebied.

De bekwaamheidsattesten of opleidingstitels moeten worden afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen. § 2. De toegang tot en de uitoefening van een beroep, vermeld in paragraaf 1, wordt ook toegestaan aan aanvragers die het beroep in kwestie tijdens de voorafgaande tien jaar op voltijdse basis gedurende een jaar of gedurende een daarmee in zijn totaliteit overeenkomende periode op deeltijdbasis hebben uitgeoefend in een andere lidstaat waar dat beroep niet is gereglementeerd, en die beschikken over een of meer bekwaamheidsattesten of opleidingstitels die zijn afgegeven door een andere lidstaat die dat beroep niet reglementeert.

De bekwaamheidsattesten en opleidingstitels moeten aan al de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een lidstaat die overeenkomstig de wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen van die lidstaat is aangewezen ;2° ze tonen aan dat de houder is voorbereid op de uitoefening van het beroep in kwestie. De beroepservaring van een jaar, vermeld in het eerste lid van deze paragraaf, kan niet worden geëist als de aanvrager met de opleidingstitel(s) waarover hij beschikt, kan aantonen dat hij een gereglementeerde opleiding heeft afgesloten. § 3. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie erkent het conform artikel 22 door de lidstaat van oorsprong geattesteerde opleidingsniveau, alsook het certificaat waarmee de lidstaat van oorsprong verklaart dat de opleiding, vermeld in artikel 22, 3°, b), gelijkwaardig is aan het niveau, vermeld in artikel 22, 3°, a). § 4. In afwijking van paragrafen 1 en 2 en van artikel 25 kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de toegang tot en de uitoefening van het beroep weigeren aan houders van een bekwaamheidsattest als vermeld in artikel 22, 1°, als de benodigde beroepskwalificatie in België een beroepskwalificatie is als vermeld in artikel 22, 5°.

Art. 25.§ 1. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan in een van de volgende gevallen van de aanvrager eisen dat hij een aanpassingsstage van ten hoogste drie jaar doorloopt of een proeve van bekwaamheid aflegt : 1° de door de aanvrager gevolgde opleiding heeft betrekking op vakken die wezenlijk verschillen van die welke worden bestreken door de in België vereiste opleidingstitel ;2° het door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gereglementeerde beroep omvat een of meer gereglementeerde beroepswerkzaamheden die niet bestaan in het overeenkomstige beroep in de lidstaat van oorsprong van de aanvrager, en er is door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een opleiding vereist die betrekking heeft op vakken die wezenlijk verschillen van die welke vallen onder het bekwaamheidsattest of de opleidingstitel die de aanvrager voorlegt. § 2. Als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van de mogelijkheid vermeld in paragraaf 1 gebruikmaakt, laat ze de aanvrager de keuze tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid.

Als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie meent dat het voor een bepaald beroep noodzakelijk is van het eerste lid af te wijken en de aanvrager niet de keuze te laten tussen een aanpassingsstage en een proeve van bekwaamheid, brengt ze de andere lidstaten en de Europese Commissie daarvan vooraf op de hoogte, waarbij ze die afwijking afdoende motiveert.

Bij gebrek aan een reactie van de Europese Commissie binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van alle nodige informatie via een uitvoeringshandeling waarbij ze de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vraagt om van de voorgenomen maatregel af te zien, mag de afwijking worden toegepast. § 3. In afwijking van het beginsel vermeld in paragraaf 2, op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ofwel een aanpassingsstage, ofwel een proeve van bekwaamheid voorschrijven, met betrekking tot beroepen waarvoor de uitoefening een precieze kennis van het in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad toepasselijke recht veronderstelt en waarvan het verstrekken van advies of het verlenen van bijstand op het gebied van dat recht een essentieel en constant element is.

Dat geldt ook voor het geval vermeld in artikel 21, 2°.

In het geval vermeld in artikel 21, 1°, mag de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid opleggen als de aanvrager de bedoeling heeft om als zelfstandige of als bedrijfsleider beroepsactiviteiten uit te oefenen waarvoor kennis en toepassing van de in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad vigerende specifieke voorschriften noodzakelijk zijn, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ook van aanvragers die hun beroepskwalificaties in België hebben verkregen, de kennis en toepassing van die voorschriften eist als voorwaarde voor de toegang tot een dergelijke activiteit.

In afwijking van het beginsel vermeld in paragraaf 2, op grond waarvan de aanvrager het recht heeft te kiezen, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie hetzij een aanpassingsstage hetzij een proeve van bekwaamheid voorschrijven in een van de volgende gevallen : 1° de houder van een beroepskwalificatie als vermeld in artikel 22, 1°, dient een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties in, terwijl de benodigde beroepskwalificatie in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een beroepskwalificatie is als vermeld in artikel 22, 3° ;2° de houder van een beroepskwalificatie als vermeld in artikel 22, 2°, dient een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties in, terwijl de benodigde beroepskwalificatie in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een beroepskwalificatie is als vermeld in artikel 22, 4° of 5°. Als de houder van een beroepskwalificatie als vermeld in artikel 22, 1°, een verzoek tot erkenning van zijn beroepskwalificaties indient, terwijl de benodigde beroepskwalificatie in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een beroepskwalificatie is als vermeld in artikel 22, 4°, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zowel een aanpassingsstage als een proeve van bekwaamheid voorschrijven. § 4. In dit artikel wordt verstaan onder « vakgebieden die wezenlijk verschillen » : de vakgebieden waarvan de kennis en de vaardigheden en competenties van essentieel belang zijn voor de uitoefening van het beroep en waarvoor de door de aanvrager ontvangen opleiding qua inhoud wezenlijk afwijkt van de opleiding die door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vereist is. § 5. Paragraaf 1 wordt toegepast met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. Als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie overweegt van de aanvrager een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid te vereisen, gaat ze met name eerst na of de kennis, vaardigheden en competenties die de aanvrager heeft verworven in het kader van zijn beroepservaring of in het kader van een leven lang leren en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd, in een lidstaat of derde land het wezenlijk verschil, vermeld in paragraaf 4, geheel of gedeeltelijk kunnen overbruggen. § 6. De beslissing van de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot het opleggen van een aanpassingsstage of proeve van bekwaamheid, wordt naar behoren gemotiveerd. De aanvrager krijgt de volgende informatie : 1° het door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vereiste beroepskwalificatieniveau en het door de aanvrager behaalde beroepskwalificatieniveau volgens de classificatie, vermeld in artikel 22 ;2° de wezenlijke verschillen, vermeld in paragraaf 4, en de redenen waarom die verschillen niet kunnen worden gecompenseerd door de kennis, vaardigheden en competenties die zijn verworven door beroepservaring of levenslang leren, en die met dat doel door een bevoegde instantie formeel zijn gevalideerd. § 7. Als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie beslist de aanvrager een proeve van bekwaamheid op te leggen, organiseert ze die binnen een termijn van zes maanden na deze beslissing. Afdeling 2. - Erkenning van beroepservaring

Art. 26.Als de toegang tot of de uitoefening van een werkzaamheid als vermeld in bijlage 2, die bij deze ordonnantie is gevoegd, afhankelijk wordt gesteld van het bezit van algemene kennis, handels- of vakkennis en -bekwaamheid, beschouwt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie als genoegzaam bewijs van die kennis en bekwaamheid het feit dat de werkzaamheid in kwestie voorafgaandelijk in een andere lidstaat is uitgeoefend. De werkzaamheid moet conform artikel 27, 28 en 29 zijn uitgeoefend.

Art. 27.§ 1. Bij de werkzaamheden opgenomen in lijst I van bijlage 2, die bij deze ordonnantie is gevoegd, moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend : 1° hetzij gedurende zes opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider ;2° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend ;3° hetzij gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend ;4° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige, als de begunstigde kan aantonen dat hij de werkzaamheid in kwestie gedurende ten minste vijf jaar als werknemer heeft uitgeoefend ;5° hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als lid van het leidinggevend personeel, waarvan gedurende ten minste drie jaar belast met technische taken en verantwoordelijk voor ten minste een afdeling van de onderneming, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend. § 2. In de gevallen vermeld in paragraaf 1, 1° en 4°, mag de werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van de indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zijn beëindigd. § 3. Paragraaf 1, 5°, is niet van toepassing op de werkzaamheden van groep Ex 855 van de ISIC-nomenclatuur, Kapsalons.

Art. 28.§ 1. Bij werkzaamheden opgenomen in lijst II van bijlage 2, die bij deze ordonnantie is gevoegd, moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend : 1° hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider ;2° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend ;3° hetzij gedurende vier opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend ;4° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, als de begunstigde kan aantonen dat hij de werkzaamheid in kwestie gedurende ten minste vijf jaar als werknemer heeft uitgeoefend ;5° hetzij gedurende vijf opeenvolgende jaren als werknemer, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding van ten minste drie jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend ;6° hetzij gedurende zes opeenvolgende jaren als werknemer, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding van ten minste twee jaar heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend. § 2. In de gevallen vermeld in paragraaf 1, 1°, en 4°, mag de werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van de indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zijn beëindigd.

Art. 29.§ 1. Bij de werkzaamheden opgenomen in lijst III van bijlage 2, die bij deze ordonnantie is gevoegd, moet de voorafgaande werkzaamheid zijn uitgeoefend : 1° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider ;2° hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend ;3° hetzij gedurende twee opeenvolgende jaren als zelfstandige of als bedrijfsleider, als de begunstigde kan aantonen dat hij de werkzaamheid in kwestie gedurende ten minste drie jaar als werknemer heeft uitgeoefend ;4° hetzij gedurende drie opeenvolgende jaren als werknemer, als de begunstigde kan aantonen dat hij voor de werkzaamheid in kwestie een voorafgaande opleiding heeft gevolgd, die met een door de lidstaat erkend certificaat is afgesloten of die door een bevoegde beroepsorganisatie als volwaardig is erkend. § 2. In de gevallen vermeld in paragraaf 1, 1°, en 3°, mag de werkzaamheid niet meer dan tien jaar vóór de datum van indiening van het volledige dossier van de betrokkene bij de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zijn beëindigd. Afdeling 3. - Automatische erkenning op basis

van gemeenschappelijke opleidingsbeginselen

Art. 30.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder « gemeenschappelijk opleidingskader » : een voor de uitoefening van een specifiek beroep vereist gemeenschappelijk geheel van minimumkennis, vaardigheden en competenties.

Een gemeenschappelijk opleidingskader wordt vastgesteld via een in artikel 49bis, lid 4, van de richtlijn bepaalde uitvoeringshandeling van de Europese Commissie.

De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verbindt aan de opleidingstitels die zijn verworven op basis van een gemeenschappelijk opleidingskader dezelfde gevolgen als aan de opleidingstitels die in België worden afgegeven. § 2. Een Belgische beroepsorganisatie of een bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 49bis, lid 3 van de richtlijn voorstellen voorleggen voor gemeenschappelijke opleidingskaders. § 3. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt vrijgesteld van de verplichting om een gemeenschappelijk opleidingskader vast te stellen, alsook van de verplichting om automatische erkenning te verlenen aan beroepskwalificaties die verworven zijn op grond van het gemeenschappelijke opleidingskader, als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° in België zijn er geen onderwijs- of opleidingsinstellingen die een dergelijke opleiding voor het beroep in kwestie kunnen aanbieden ;2° de invoering van het gemeenschappelijke opleidingskader zou nadelige gevolgen hebben voor de organisatie van het onderwijs- en opleidingsstelsel ;3° tussen het gemeenschappelijke opleidingskader en de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vereiste opleiding zijn er wezenlijke verschillen die ernstige risico's inhouden voor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten of de bescherming van het milieu.

Art. 31.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder « gemeenschappelijke opleidingsproef » : een gestandaardiseerde proeve van bekwaamheid die in alle deelnemende lidstaten beschikbaar is en voorbehouden is voor houders van bepaalde beroepskwalificaties.

Een gemeenschappelijk opleidingskader wordt vastgesteld via een in artikel 49ter, lid 4 van de richtlijn bepaalde uitvoeringshandeling van de Europese Commissie.

De houder van een beroepskwalificatie die onderworpen wordt aan een gemeenschappelijke opleidingsproef, mag, als hij slaagt voor de proef in een andere lidstaat, het beroep in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad onder dezelfde voorwaarden uitoefenen als de houders van een in België verworven beroepskwalificatie. § 2. Een Belgische beroepsorganisatie of een bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan de Europese Commissie overeenkomstig artikel 49ter, lid 3, van de richtlijn voorstellen voorleggen voor gemeenschappelijke opleidingsproeven. § 3. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt vrijgesteld van de verplichting om gemeenschappelijke opleidingsproeven te organiseren, alsook van de verplichting om automatisch erkenning te verlenen aan beroepsbeoefenaars die geslaagd zijn voor een gemeenschappelijke opleidingsproef als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het beroep in kwestie is door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie niet gereglementeerd ;2° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef beperkt in onvoldoende mate ernstige risico's voor de volksgezondheid of de veiligheid van de afnemers van de diensten die in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad van belang zijn ;3° de inhoud van de gemeenschappelijke opleidingsproef zou de toegang tot het beroep aanzienlijk minder aantrekkelijk maken in vergelijking met de eisen die gelden in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen over vestiging

Art. 32.§ 1. Als de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie conform dit hoofdstuk over een aanvraag tot uitoefening van het gereglementeerde beroep in kwestie beslissen, kunnen ze de documenten vermeld in paragraaf 6 eisen.

De documenten, vermeld in paragraaf 6, 4°, 5° en 6°, mogen niet ouder dan drie maanden zijn als ze voorgelegd worden.

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zorgen ervoor dat de inhoud van de verstrekte informatie geheim blijft. § 2. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat vragen om de echtheid te bevestigen van de in die andere lidstaat afgegeven getuigschriften en opleidingstitels. § 3. In geval van gegronde twijfel, als de opleidingstitels zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit in een andere lidstaat en een opleiding omvatten die geheel of gedeeltelijk is gevolgd in een rechtmatig op het grondgebied van nog een andere lidstaat gevestigde instelling, mag de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat waar het diploma vandaan komt, nagaan of : 1° de opleidingscyclus aan de instelling die de opleiding heeft verzorgd, officieel is gecertificeerd door de onderwijsinstelling die gevestigd is in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is ;2° de opleidingstitel dezelfde is als de titel die zou zijn verleend als de opleiding in haar geheel was gevolgd in de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is ;3° de opleidingstitel dezelfde beroepsrechten verleent op het grondgebied van de lidstaat vanwaar het diploma afkomstig is. § 4. In geval van gegronde twijfel kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat verzoeken om te bevestigen dat de aanvrager geen tijdelijk of permanent verbod heeft tot beroepsuitoefening als gevolg van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke veroordelingen die betrekking hebben op de uitoefening van een van zijn beroepsactiviteiten. § 5. Als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie eist dat personen die hun beroepskwalificaties in België hebben verkregen, voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep een eed of gelofte afleggen en als de formule van die eed of gelofte niet door onderdanen van de andere lidstaten kan worden gebruikt, ziet ze erop toe dat de betrokkenen een passende gelijkwaardige formule kunnen gebruiken. § 6. Conform paragraaf 1 kunnen de volgende documenten worden opgevraagd : 1° een nationaliteitsbewijs ;2° een kopie van de bekwaamheidsattesten of van de opleidingstitel die toegang verleent tot het beroep in kwestie plus eventueel een bewijs van beroepservaring van de persoon in kwestie.De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kunnen van de aanvrager eisen dat hij informatie over zijn opleiding verstrekt als dat noodzakelijk is om vast te stellen of er eventuele wezenlijke verschillen met de vereiste Belgische opleiding bestaan als vermeld in artikel 25. Als de aanvrager die informatie niet kan verstrekken, richt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zich tot het contactpunt, de bevoegde autoriteit of iedere andere relevante instelling van de lidstaat van oorsprong ; 3° in het geval vermeld in artikel 26, een verklaring over de aard en de duur van de werkzaamheden, afgegeven door de bevoegde autoriteit of instelling in de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene ;4° een bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk maakt van de indiening van bewijzen dat de betrokkene van goed zedelijk gedrag is of nooit failliet is gegaan, of die de uitoefening van zo een beroep in geval van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken tijdelijk of permanent verbiedt, aanvaardt voor onderdanen van de lidstaten die het beroep in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad willen uitoefenen, als genoegzaam bewijs documenten die afgegeven zijn door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene, waaruit blijkt dat aan die voorwaarden is voldaan ;5° als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van aanvragers die hun beroepskwalificaties in België hebben verkregen, een document over de geestelijke of lichamelijke gezondheid van de aanvrager eist, aanvaardt ze als genoegzaam bewijs het document dat in de lidstaat van oorsprong wordt geëist.Als de lidstaat van oorsprong dergelijke documenten niet eist, aanvaardt de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een getuigschrift dat afgegeven is door een bevoegde autoriteit van die lidstaat ; 6° als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor de toegang tot een gereglementeerd beroep van aanvragers die hun beroepskwalificaties in België hebben verkregen, een van de volgende bewijzen eist, aanvaardt ze als genoegzaam bewijs een getuigschrift ter zake dat afgegeven is door de banken en verzekeringsmaatschappijen van een andere lidstaat : a) een bewijs van de financiële draagkracht van de aanvrager ;b) een bewijs dat de aanvrager is verzekerd tegen de financiële risico's die verband houden met de beroepsaansprakelijkheid volgens de wettelijke voorschriften voor de voorwaarden en de omvang van die garantie, die van toepassing zijn in België ;7° als de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dat ook eist van aanvragers die hun beroepskwalificaties in België hebben verkregen, een attest waarin wordt bevestigd dat er geen tijdelijk of definitief verbod op beroepsuitoefening dan wel geen strafrechtelijke veroordeling is. Als de documenten, vermeld in het eerste lid, 4°, niet door de in de lidstaat van oorsprong of herkomst bevoegde autoriteiten worden afgegeven, worden ze vervangen door een verklaring onder ede of, in de lidstaten waar de eed niet bestaat, door een plechtige verklaring die door de betrokkene wordt afgelegd tegenover een bevoegde gerechtelijke of overheidsautoriteit of eventueel tegenover een notaris of een bevoegde beroepsvereniging in de lidstaat van oorsprong of herkomst, die een attest verstrekt waaruit blijkt dat de verklaring onder ede is afgelegd of dat een plechtige verklaring is afgelegd. § 7. Met betrekking tot de documenten, vermeld in paragrafen 6, 4° en 5°, geeft de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie de gevraagde documenten binnen twee maanden aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat.

Art. 33.§ 1. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bevestigt binnen een maand de ontvangst van het dossier van de aanvrager en deelt in voorkomend geval mee welke documenten ontbreken. § 2. De procedure voor de behandeling van een aanvraag om een gereglementeerd beroep te mogen uitoefenen, wordt uiterlijk drie maanden na de indiening van het volledige dossier van de aanvrager door een met redenen omkleed besluit van de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie afgesloten. Die uiterste datum kan echter met één maand worden verlengd voor de beroepen die onder afdeling 1 en 2 vallen. HOOFDSTUK 4. - Wijze van uitoefening van het beroep

Art. 34.§ 1. De beroepsbeoefenaars die een erkenning van hun beroepskwalificaties hebben verkregen, beschikken over de talenkennis die voor de uitoefening van hun beroep in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad vereist is. § 2. De controles die tot doel hebben de talenkennis, vermeld in paragraaf 1, na te gaan, zijn beperkt tot de kennis van één officiële Belgische landstaal. § 3. De controles die erop gericht zijn de talenkennis, vermeld in paragraaf 1, na te gaan, mogen worden opgelegd als het uit te oefenen beroep implicaties voor de veiligheid van de patiënt heeft of, ten aanzien van andere beroepen, als er ernstige en concrete twijfel over bestaat of de beroepsbeoefenaar over voldoende talenkennis beschikt voor de beroepswerkzaamheden die hij wil uitoefenen.

Er mogen enkel controles worden uitgevoerd na de afgifte van een Europese beroepskaart conform artikel 11 of, in voorkomend geval, na de erkenning van een beroepskwalificatie. § 4. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die de controle uitvoert, verzekert zich ervan dat die evenredig is met de uit te oefenen activiteit.

Art. 35.Onverminderd artikel 18 ziet de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie erop toe dat de betrokkenen het recht hebben gebruik te maken van academische titels die hun verleend zijn in de lidstaat van oorsprong, en eventueel van de afkorting daarvan, in de taal van de lidstaat van herkomst. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan voorschrijven dat die titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of van de examencommissie die de titel heeft verleend. Als een academische titel van de lidstaat van oorsprong in België kan worden verward met een titel waarvoor in België een aanvullende opleiding is vereist die de begunstigde niet heeft gevolgd, kan de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voorschrijven dat de begunstigde een academische titel van de lidstaat van oorsprong voert in een door haar aangegeven passende vorm.

Art. 36.§ 1. Als voor de toegang tot een gereglementeerd beroep in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad een beroepsstage moet worden volbracht, erkent de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, als ze een verzoek tot toelating van de uitoefening van het gereglementeerde beroep in overweging neemt, beroepsstages die in een andere lidstaat gevolgd zijn, als de stage in overeenstemming is met de richtsnoeren vermeld in paragraaf 2. Ze houdt daarbij rekening met een in een derde land gevolgde beroepsstage.

De duur van het deel van de beroepsstage die in het buitenland mag worden gevolgd, mag tot een redelijke periode beperkt worden. § 2. De erkenning van de beroepsstage komt niet in de plaats van het afleggen van een eventuele voor de toegang tot het beroep in kwestie vereiste proef.

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie publiceren richtsnoeren voor de organisatie en de erkenning van beroepsstages die in een andere lidstaat of in een derde land worden gevolgd, namelijk over de rol van de supervisor van de beroepsstage. HOOFDSTUK 5. - Administratieve samenwerking

Art. 37.§ 1. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie werken met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten nauw samen en verlenen elkaar wederzijdse bijstand bij de toepassing van de richtlijn. Ze zien toe op de vertrouwelijkheid van de door hen uitgewisselde informatie. § 2. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wisselen informatie uit met de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten over genomen tuchtrechtelijke maatregelen of strafrechtelijke sancties die genomen zijn, en over alle andere specifieke ernstige feiten die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van werkzaamheden in het kader van de richtlijn, conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie.

Op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat gaan de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, als België de lidstaat van oorsprong is, de juistheid van de feiten na, vermeld in het eerste lid van deze paragraaf, bepalen ze de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen ze de bevoegde autoriteiten van de ontvangende lidstaat op de hoogte van de consequenties die ze trekken ten aanzien van de verstrekte informatie. § 3. Voor de toepassing van paragrafen 1 en 2 gebruiken de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie het IMI.

Art. 38.§ 1. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie brengen de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten op de hoogte van een beroepsbeoefenaar die van een Belgische overheid of rechtbank een beperking of verbod, ook tijdelijk, gekregen heeft op de uitoefening van de volgende beroepsactiviteiten of een gedeelte daarvan : 1° beroepsbeoefenaars die activiteiten met implicaties voor de veiligheid van patiënten uitoefenen, als de beroepsbeoefenaars een beroep uitoefenen dat door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gereglementeerd is ;2° beroepsbeoefenaars die activiteiten uitoefenen in verband met de opvoeding van minderjarigen, ook in de kinderopvang en het voor- en vroegschoolse onderwijs, als de beroepsbeoefenaars een beroep uitoefenen dat door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gereglementeerd is. § 2. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie versturen de informatie vermeld in de eerste paragraaf, met een waarschuwing via het IMI binnen drie dagen na het nemen van het besluit dat de betrokken beroepsbeoefenaar een verbod of beperking op de uitoefening van de beroepsactiviteit of een gedeelte daarvan oplegt. Die informatie blijft beperkt tot de volgende elementen : 1° de identiteit van de beroepsbeoefenaar ;2° het betreffende beroep ;3° de informatie over de Belgische autoriteit of rechtbank die het besluit tot beperking of verbod heeft genomen ;4° de reikwijdte van de beperking of het verbod ;5° de periode waarin de beperking of het verbod van kracht is. § 3. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie brengen de bevoegde autoriteiten van alle andere lidstaten binnen drie dagen nadat de rechtbank het besluit heeft genomen, met een waarschuwing via het IMI, op de hoogte van de identiteit van beroepsbeoefenaars die krachtens deze ordonnantie een aanvraag tot erkenning van een kwalificatie hebben ingediend en die daarna in dat verband door een rechtbank schuldig zijn bevonden aan het gebruik van valse opleidingstitels. § 4. De verwerking van persoonsgegevens met het oog op de uitwisseling van informatie, vermeld in de eerste en derde paragraaf, vindt plaats conform de regelgeving over de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens en de wet van 24 augustus 2005 tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy elektronische communicatie. § 5. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die de informatie conform de eerste paragraaf hebben bezorgd, brengen de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten onmiddellijk op de hoogte van de einddatum van het verbod of de beperking, alsook van elke latere wijziging ervan. § 6. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie stellen de beroepsbeoefenaars over wie een waarschuwing naar de andere lidstaten wordt verzonden, op hetzelfde ogenblik als de waarschuwing, schriftelijk op de hoogte van het waarschuwingsbesluit. Ze kunnen tegen die beslissing overeenkomstig het Belgische recht beroep aantekenen of een verzoek tot rectificatie van de beslissing indienen. Ze hebben toegang tot rechtsmiddelen met betrekking tot alle schade die door een onjuiste waarschuwing van andere lidstaten is toegebracht. Het waarschuwingsbesluit wordt in voorkomend geval aangevuld met de verwijzing dat de beroepsbeoefenaar er een procedure tegen heeft ingeleid. § 7. Gegevens met betrekking tot waarschuwingen mogen slechts in het IMI worden verwerkt zolang ze van kracht zijn. Waarschuwingen worden gewist binnen drie dagen nadat het besluit tot intrekking is genomen of zodra het verbod of de beperking vermeld in de eerste paragraaf, afloopt.

Art. 39.§ 1. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zorgt ervoor dat alle vereisten, procedures en formaliteiten voor de aangelegenheden die onder deze ordonnantie vallen, eenvoudig, op afstand en met elektronische middelen kunnen worden afgewikkeld.

De verplichting vermeld in het eerste lid belet de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie niet om in een latere fase eensluidend verklaarde afschriften te vragen als ze gegronde twijfels hebben en als dat strikt noodzakelijk is. § 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing op het uitvoeren van een aanpassingsstage of een proeve van bekwaamheid. § 3. De proceduretermijnen vermeld in artikel 18, § 5, en artikel 33 beginnen te lopen op het moment waarop een burger een aanvraag of eventuele ontbrekende documenten bij de bevoegde autoriteit van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie indient. Een verzoek om eensluidend verklaarde afschriften als vermeld in paragraaf 1 wordt niet als een verzoek om ontbrekende documenten beschouwd. HOOFDSTUK 6. - Evenredigheidsbeoordeling Afdeling 1. - Non-discriminatie en rechtvaardiging

uit doelstellingen van algemeen belang

Art. 40.Voorafgaand aan het aannemen van nieuwe of het wijzigen van bestaande wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, zorgen de Ministers ervoor dat deze bepalingen direct noch indirect discriminerend zijn op grond van nationaliteit of woonplaats.

Art. 41.De Ministers zorgen ervoor dat de voorgenomen invoering of wijziging van wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken gerechtvaardigd is uit hoofde van doelstellingen van algemeen belang.

De Ministers onderzoeken met name of de in het eerste lid bedoelde bepalingen objectief gerechtvaardigd zijn op grond van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, dan wel op grond van dwingende redenen van algemeen belang.

Redenen van zuiver economische aard of zuiver administratieve redenen vormen geen dwingende redenen van algemeen belang die een beperking van de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen rechtvaardigen. Afdeling 2. - Evenredigheid en evenredigheidsbeoordeling

Art. 42.Er wordt een evenredigheidsbeoordeling verricht, overeenkomstig deze ordonnantie, voorafgaand aan de invoering van nieuwe of de wijziging van bestaande wettelijke, verordenende of bestuursrechtelijke bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken. De beoordeling wordt op objectieve en onafhankelijke wijze uitgevoerd.

De omvang van de in het eerste lid vermelde beoordeling is evenredig met de aard, de inhoud en de effecten van de bepalingen.

De bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken worden vergezeld van een toelichting die voldoende gedetailleerd is om op basis hiervan de naleving van het evenredigheidsbeginsel te beoordelen.

De redenen waarom de in het eerste lid bedoelde bepalingen gerechtvaardigd en evenredig worden geacht, worden met kwalitatieve en, indien mogelijk en relevant, kwantitatieve elementen onderbouwd.

Het Verenigd College kan een onafhankelijk orgaan aanwijzen om advies uit te brengen betreffende de evenredigheidsbeoordeling.

Art. 43.§ 1. Er wordt een evenredigheidsbeoordeling uitgevoerd teneinde erop toe te zien dat de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ingevoerde bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep beperken, en de wijzigingen die ten aanzien van dergelijke bestaande bepalingen worden aangebracht, geschikt zijn om de verwezenlijking van de nagestreefde doelstelling te waarborgen en niet verder gaan dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken. § 2. Daartoe wordt er, alvorens de in paragraaf 1 bedoelde bepalingen worden vastgesteld, rekening gehouden met : 1° de aard van de risico's die verbonden zijn aan de nagestreefde doelstellingen van algemeen belang, met name de risico's voor afnemers van diensten, met inbegrip van consumenten, voor beroepsbeoefenaars of voor derden ;2° de vraag of bestaande voorschriften van specifieke of meer algemene aard, zoals die welke zijn neergelegd in het recht inzake productveiligheid of het consumentenrecht, ontoereikend zijn om de nagestreefde doelstelling te bereiken ;3° de geschiktheid van de bepalingen om het nagestreefde doel te bereiken en de vraag of zij daadwerkelijk op coherente en stelselmatige wijze aan die doelstelling beantwoordt en dus gericht is op de risico's die op soortgelijke wijze als bij vergelijkbare activiteiten zijn vastgesteld ;4° de effecten op het vrije verkeer van personen en diensten in de Europese Unie, op de keuzemogelijkheden voor de consument en op de kwaliteit van de dienstverlening ;5° de mogelijkheid gebruik te maken van minder beperkende maatregelen om de doelstelling van algemeen belang te bereiken ;en met name wanneer de bepalingen alleen worden gerechtvaardigd door de bescherming van consumenten en wanneer de vastgestelde risico's uitsluitend verband houden met de verhouding tussen de beroepsbeoefenaar en de consument en derhalve geen negatieve gevolgen hebben voor derden, of de doelstelling kan worden bereikt door middel van minder beperkende middelen dan het voorbehouden van activiteiten ; 6° het effect van nieuwe of gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van het beroep beperken, en met name de vraag hoe de nieuwe of de gewijzigde bepalingen, in combinatie met andere vereisten, bijdragen tot het bereiken van dezelfde doelstelling van algemeen belang en of ze daarvoor noodzakelijk zijn. § 3. Er wordt ook aandacht besteed aan de volgende elementen, indien relevant voor de aard en de inhoud van de bepalingen die worden ingevoerd of gewijzigd : 1° het verband tussen de omvang van de activiteiten die onder een beroep vallen of daaraan zijn voorbehouden en de vereiste beroepskwalificatie ;2° het verband tussen de complexiteit van de taken in kwestie en de noodzaak dat degenen die ze uitvoeren over specifieke beroepskwalificaties beschikken, met name wat betreft het niveau, de aard en de duur van de vereiste opleiding of ervaring ;3° de mogelijkheid om de beroepskwalificatie via alternatieve trajecten te verkrijgen ;4° de vraag of en waarom de aan bepaalde beroepen voorbehouden activiteiten al dan niet met andere beroepen kunnen worden gedeeld ;5° de mate van zelfstandigheid bij de uitoefening van een gereglementeerd beroep en de gevolgen van organisatorische en toezichtregelingen voor de verwezenlijking van de nagestreefde doelstelling, in het bijzonder wanneer de met een gereglementeerd beroep verband houdende activiteiten worden uitgeoefend onder toezicht en verantwoordelijkheid van een naar behoren gekwalificeerde beroepsbeoefenaar ;6° de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die de asymmetrie van informatie tussen beroepsbeoefenaars en consumenten daadwerkelijk kunnen verkleinen of vergroten. § 4. Voor de toepassing van paragraaf 2, 6° wordt het positief of negatief effect van de nieuwe of gewijzigde bepaling beoordeeld wanneer die wordt gecombineerd met een of meer van de volgende vereisten : 1° voorbehouden activiteiten, beschermde beroepstitel of iedere andere vorm van vereiste voorzien door een bepaling ter reglementering van een beroep ;2° verplichtingen om een opleiding inzake permanente beroepsontwikkeling te volgen ;3° regels betreffende de organisatie van het beroep, beroepsethiek en toezicht ;4° verplicht lidmaatschap van een beroepsorganisatie of -orgaan alsmede registratie- of vergunningsregelingen, met name wanneer die vereisten het bezit van een specifieke beroepskwalificatie impliceren ;5° kwantitatieve beperkingen, met name vereisten op grond waarvan het aantal vergunningen voor de uitoefening van een beroep wordt beperkt dan wel een minimum- of maximumaantal werknemers, leidinggevenden of vertegenwoordigers in het bezit van specifieke beroepskwalificaties wordt vastgesteld ;6° specifieke vereisten inzake rechtsvorm of vereisten die verband houden met de deelneming in of het bestuur van een onderneming, voor zover deze vereisten rechtstreeks gekoppeld zijn aan de uitoefening van het gereglementeerde beroep ;7° territoriale beperkingen, met inbegrip van het geval waarbij het beroep in delen van België anders is gereglementeerd dan in andere delen ;8° vereisten op grond waarvan het gezamenlijk of in partnerschap uitoefenen van een gereglementeerd beroep wordt beperkt, alsmede incompatibiliteitsregels ;9° vereisten inzake verzekering of andere individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid ;10° vereisten inzake talenkennis, voor zover nodig voor de uitoefening van het beroep ;11° vereisten inzake vaste minimum- en/of maximumtarieven ;12° vereisten inzake reclame. § 5. Daarnaast wordt ook, alvorens nieuwe bepalingen worden ingevoerd of bestaande bepalingen worden gewijzigd, die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, de conformiteit met het evenredigheidsbeginsel van specifieke vereisten met betrekking tot de tijdelijke of incidentele verrichting van diensten gewaarborgd, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van deze ordonnantie, waaronder : 1° automatische tijdelijke registratie bij of pro-formalidmaatschap van een beroepsorganisatie of -orgaan, zoals bedoeld in artikel 17, lid 1, a) ;2° een van tevoren af te leggen verklaring op grond van artikel 18, § 1, documenten die vereist zijn op grond van artikel 18, § 2, of iedere ander equivalent vereiste ;3° de betaling van een vergoeding of van kosten voor administratieve procedures, die verband houdt of houden met de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen en die voor rekening komt of komen van de dienstverrichter. Het eerste lid van de huidige paragraaf is niet van toepassing op maatregelen die zijn ontworpen om de conformiteit te waarborgen met de toepasselijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die overeenkomstig het recht van Europese Unie worden toegepast. § 6. Indien de bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, betrekking hebben op de reglementering van beroepen in de gezondheidszorg en gevolgen hebben voor de veiligheid van de patiënt, wordt in de evenredigheidsbeoordeling rekening gehouden met de doelstelling te zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid. Afdeling 3. - Informatie, toezicht en transparantie

Onderafdeling 1. - Informatie en participatie van de betrokken partijen

Art. 44.§ 1. Alvorens nieuwe bepalingen worden ingevoerd of bestaande bepalingen worden gewijzigd, die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, wordt via daartoe geëigende middelen informatie beschikbaar gesteld aan burgers, afnemers van diensten en andere relevante belanghebbenden, met inbegrip van degenen die geen beoefenaars zijn van het betrokken beroep. § 2. Er wordt op gepaste wijze overlegd met alle betrokken partijen en er wordt hen de gelegenheid gegeven hun standpunten kenbaar te maken.

In voorkomend geval en voor zover gepast, worden openbare raadplegingen gehouden.

Onderafdeling 2. - Toezicht

Art. 45.Er wordt, na de aanname van nieuwe of gewijzigde bepalingen die de toegang tot of de uitoefening van gereglementeerde beroepen beperken, gecontroleerd of deze bepalingen in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Daartoe wordt naar behoren rekening gehouden met de ontwikkelingen die zich sinds de vaststelling van desbetreffende bepalingen hebben voorgedaan.

Onderafdeling 3. - Transparantie

Art. 46.De redenen op grond waarvan de overeenkomstig deze ordonnantie beoordeelde bepalingen gerechtvaardigd en evenredig worden geacht, worden samen met die bepalingen op grond van artikel 59, lid 5, van de richtlijn aan de Europese Commissie meegedeeld. Deze redenen worden eveneens opgenomen in de databank met gereglementeerde beroepen zoals bedoeld in artikel 59, lid 1 van de richtlijn. HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling

Art. 47.Het Verenigd College kan de bijlagen bij deze ordonnantie wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met toekomstige aanpassingen van de Europese regelgeving.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 20 mei 2021.

Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid, E. VAN DEN BRANDT Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor Welzijn en Gezondheid, A. MARON Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor de Gezinsbijslagen, Begroting, Openbaar Ambt en Externe betrekkingen, S. GATZ Het Lid van het Verenigd College, bevoegd voor de Gezinsbijslagen, Begroting, Openbaar Ambt en Externe betrekkingen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : Gewone zitting 2020-2021 B-70/1 Ontwerp van ordonnantie B-70/2 Verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van woensdag 12 mei 2021

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^