Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 19 juli 2007
gepubliceerd op 24 augustus 2007

Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993

bron
ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2007031331
pub.
24/08/2007
prom.
19/07/2007
ELI
eli/ordonnantie/2007/07/19/2007031331/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 JULI 2007. - Ordonnantie houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993 (1)


Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Instemming wordt betuigd met het Samenwerkingsakkoord van 2 maart 2007 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993.

Samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de uitvoering van de overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993 (de Overeenkomst) Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen inzonderheid op artikel 6, § 1, VI;

Gelet op de wet van 20 december 1996 houdende instemming met de Overeenkomst;

Gelet op het decreet van het Vlaamse Gewest van 24 oktober 1996 houdende instemming met de Overeenkomst;

Gelet op het decreet van het Waalse Gewest van 5 december 1996 houdende instemming met de Overeenkomst;

Gelet op de ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van 18 juli 1996 houdende instemming met de Overeenkomst;

Overwegende dat de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst deels tot de Federale en deels tot de Gewestelijke bevoegdheid behoort omdat sommige bepalingen tot zowel de Federale als de Gewestelijke bevoegdheid behoren;

Overwegende dat krachtens artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 4°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980, zoals opgeheven door de bijzondere wet van 16 juli 1993 en hersteld door de bijzondere wet van 12 augustus 2003, de Gewesten bevoegd zijn voor « de in, uit- en doorvoer van wapens, munitie, en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het leger en de politie en met naleving van de criteria vastgesteld in de gedragscode van de Europese Unie op het stuk van de uitvoer van wapens »;

Overwegende dat een gecoördineerde en doeltreffende tenuitvoerlegging van die bepalingen noodzakelijk is, niet alleen om de exploitanten van de door die bepalingen beoogde inrichtingen niet te confronteren met onvoldoende op elkaar afgestemde of overlappende regelgevingen, maar ook om snel en gecoördineerd op te kunnen treden In het kader van de procedure tot opheldering, bij uitdagingsinspecties en bij internationale routine-inspecties;

Overwegende dat alleen een Samenwerkingsakkoord, onderhandeld en gesloten door de Federale en Gewestregeringen en onderworpen aan de goedkeuring van de Federale en Regionale wetgevers, een voldoende rechtszekerheid biedt om over het hele Belgische grondgebied een uniforme regelgeving te treffen;

Overwegende dat aan onderhavig Samenwerkingsakkoord kracht van wet zal worden verleend door respectievelijk een instemmingswet, instemmingsdecreten en een instemmingsordonnantie; de federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie, de Minister van Financiën, de Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie; het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, In de persoon van haar Minister-president en van de Minister die economie, buitenlandse handel en wapenexport onder hun bevoegdheid hebben; het Waals Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-president en van de Minister die economie, buitenlandse handel en wapenexport onder hun bevoegdheid hebben; het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, in de persoon van haar Minister-Voorzitter en de Ministers die economie, buitenlandse handel en wapenexport onder hun bevoegdheid hebben;

Kwamen het volgende overeen : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit Samenwerkingsakkoord betreft de uitvoering van de Overeenkomst in het algemeen en van de verificatiemaatregelen in de inrichtingen voorzien in de Verificatiebijlage van de Overeenkomst in het bijzonder.

Art. 2.Voor de toepassing van voorliggend Samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder : 1° de Overeenkomst : de Overeenkomst tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens, gedaan te Parijs op 13 januari 1993;2° chemische wapens : het onderstaande, tezamen of afzonderlijk : a) giftige stoffen en hun voorlopers, behalve wanneer deze zijn bestemd voor ingevolge de Overeenkomst niet verboden doeleinden, zolang de soorten en hoeveelheden in overeenstemming met zulke doeleinden zijn;b) munitie en andere inzetmiddelen, specifiek ontworpen om de dood of andere schade te veroorzaken door de toxische eigenschappen van de giftige stoffen bedoeld in lid a, die zouden vrijkomen als gevolg van het gebruik van zulke munitie en andere inzetmiddelen;c) uitrusting specifiek ontworpen voor rechtstreeks met de aanwending van de onder lid b bedoelde munitie en andere inzetmiddelen verband houdend gebruik;3° giftige stof : elke chemische stof ongeacht haar herkomst of haar wijze van productie, en ongeacht of zij wordt geproduceerd in inrichtingen, in munitie of elders, die door haar chemische inwerking op levensprocessen de dood, tijdelijke functieaantasting of blijvende schade aan mensen of dieren kan veroorzaken;4° niet-verboden doeleinden : - onderzoeksdoeleinden, dan wel industriële, agrarische, medische, farmaceutische of andere vreedzame doeleinden; - beschermingsdoeleinden, namelijk doeleinden die rechtstreeks samenhangen met bescherming tegen giftige stoffen en bescherming tegen chemische wapens; - militaire doeleinden die geen verband houden met het gebruik van chemische wapens en niet afhankelijk zijn van het gebruik van toxische eigenschappen van stoffen als vorm van oorlogsvoering; - handhaving van de openbare orde, met inbegrip van de bestrijding van binnenlands oproer; 5° voorloper : elk chemisch reagens dat is betrokken bij enigerlei stap in de productie van een giftige stof, ongeacht de wijze van productie. Hiertoe behoort mede ieder hoofdbestanddeel van binaire of verscheidene bestanddelen bevattende chemische systemen; 6° productie van stoffen : vormen van stoffen door middel van een chemische reactie;7° verwerking van stoffen : toepassen van een fysisch proces zoals de bereiding, extractie en zuivering, waarbij de stoffen niet worden omgezet in andere stoffen;8° verbruik van stoffen : omzetten van stoffen in andere stoffen door middel van een chemische reactie;9° inrichting : één van de hieronder omschreven industriële vestigingen : a) fabriekscomplex : een op één plaats gevestigd geheel van één of meer fabrieken, met alle administratieve niveaus daartussen, die onder één bedrijfsleiding vallen, en dat gemeenschappelijke infrastructuur omvat, zoals : - administratieve en andere kantoren; - reparatie- en onderhoudswerkplaatsen; - een medisch centrum; - algemene voorzieningen; - een centraal analytisch laboratorium; - onderzoeks- en ontwikkelingslaboratoria; - een centrale ruimte voor de zuivering van afvalwater en de behandeling van afval en afvalstoffen; - magazijnen; b) fabriek : een relatief op zichzelf staand terrein, bouwwerk of gebouw dat één of meer eenheden met bijbehorende infrastructuur kan omvatten, zoals : - een kleine administratieve afdeling; - een ruimte voor de opslag en behandeling van grondstoffen en producten; - een ruimte voor de zuivering van afvalwater en de behandeling van afval; - een controle- of analyselaboratorium; - een afdeling voor E.H.B.O. en aanverwante medische diensten; - registers met betrekking, naargelang het geval, tot het vervoer naar, over en vanaf het terrein, van aangegeven chemische stoffen en de grondstoffen daarvoor of de daaruit gevormde chemische producten, indien van toepassing; c) productie-eenheid : de combinatie van de bestanddelen van de apparatuur, met inbegrip van vaten en vatopstellingen, die nodig zijn voor de productie, de verwerking of het gebruik van chemische stoffen;10° internationale inspectieploeg : de groep inspecteurs en inspectieassistenten, aangeduid door de Directeur-generaal van de krachtens de Overeenkomst opgerichte Organisatie;11° begeleidingsteam : de groep van personen aangeduid door de geïnspecteerde Staat om de internationale inspectieploeg te vergezellen en bij te staan gedurende een inspectie;12° Nationale Autoriteit : centraal punt voor doeltreffend contact met de Organisatie en andere Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst, ingevolge artikel VII, § 4, van de Overeenkomst;13° internationale routine-inspectie : een inspectie, als bedoeld in artikel VI, §§ 2 tot 6, van de Overeenkomst, ter verificatie van de naleving van deze laatste;14° internationale uitdagingsinspectie : een inspectie, als bedoeld in artikel IX, §§ 8 tot en met 25 van de Overeenkomst, ter verificatie van de naleving van dit laatste;15° Organisatie : de Organisatie op het verbod van chemische wapens, gevestigd te Den Haag, Nederland, die tot taak heeft het voorwerp en doel van de Overeenkomst te realiseren.De Organisatie is ook een forum voor overleg en samenwerking tussen de Staten die Partij zijn bij deze Overeenkomst, ingevolge artikel VIII, van de Overeenkomst; 16° Conferentie van Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst : de jaarlijkse vergadering van leden van de Organisatie, ingevolge artikel VIII, B, van de Overeenkomst;17° De Uitvoerende Raad : het uitvoerend orgaan van de Organisatie, ingevolge artikel VIII, C, van de Overeenkomst.

Art. 3.§ 1. De Nationale Autoriteit : a) wordt uitgeoefend door de Minister van Buitenlandse zaken, die tevens instaat voor de vertegenwoordiging van België bij de Organisatie;b) is de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat bij internationale routine- en uitdagingsinspecties, zoals aangegeven in de Verificatiebijlage bij de Overeenkomst;c) compileert de gegevens vereist door de Overeenkomst, overgemaakt door de bevoegde autoriteiten met het oog op het tijdig overmaken ervan aan de Organisatie;d) is belast met de ontvangst van de internationale inspectieploeg en de coördinatie van het verloop van de inspectie en is gemachtigd tot de ondertekening van en de controle op de naleving van het inspectiemandaat en de goedkeuring van de feitelijke bevindingen van de internationale inspectieploeg zoals bedoeld in afdeling II, D, van de Verificatiebijlage bij de Overeenkomst. § 2. De Minister van Financiën : staat binnen de grenzen van zijn bevoegdheden in voor de controle op de in-, uit- en doorvoer van stoffen zoals bedoeld in artikel 4, § 4, artikel 5, artikel 9, §§ 3 en 4, artikel 10, § 3 van dit Samenwerkingsakkoord en verschaft de bevoegde Gewesten de nodige inlichtingen daaromtrent. § 3. De Minister van Defensie : a) maakt de ingevolge de Overeenkomst vereiste gegevens met betrekking tot installaties en activiteiten behorende tot defensie over aan de Nationale Autoriteit;b) stelt de begeleidingsploegen samen voor routine- en uitdagingsinspecties in de inrichtingen van defensie en begeleidt de internationale inspectieploegen bij routine- en uitdagingsinspecties in deze inrichtingen. § 4. De Minister van Binnenlandse Zaken : maakt de ingevolge de Overeenkomst vereiste gegevens met betrekking tot activiteiten behorende tot de bevoegdheid van de Minister van Binnenlandse Zaken over aan de Nationale Autoriteit. § 5. De bevoegde gewestministers : a) maken de ingevolge de Overeenkomst vereiste gegevens met betrekking tot installaties en activiteiten gelegen in hun respectievelijke Gewest, met uitzondering van deze behorende tot defensie, over aan de Nationale Autoriteit;b) stellen de begeleidingsploegen samen voor de inspecties in inrichtingen gelegen in hun respectievelijk Gewest, met uitzondering van deze behorende tot defensie en begeleiden de internationale inspectieploegen bij routine- en uitdagingsinspecties in deze inrichtingen. HOOFDSTUK II. - Algemene verbodsbepalingen

Art. 4.§ 1. Het is verboden chemische wapens te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, op te slaan, in bezit te houden of over te dragen. § 2. Het is verboden chemische wapens te gebruiken. § 3. Het is verboden voorbereidingen te treffen tot het gebruik van chemische wapens. § 4. Het is verboden chemische wapens in, uit of door te voeren via het Belgische grondgebied. § 5. Het is verboden om wie dan ook op enigerlei wijze te helpen, aan te moedigen of aan te zetten tot een ingevolge §§ 1, 2, 3 en 4 van dit artikel verboden activiteit. § 6. De in dit artikel vermelde verbodsbepalingen worden bestraft met de gevangenisstraffen en geldboeten zoals vastgelegd in de artikelen 21 tot 26 van dit Samenwerkingsakkoord en dit voor wat de bevoegdheden betreft die respectievelijk toevallen aan de Federale overheid en de Gewesten. HOOFDSTUK III. - Regime van de niet verboden activiteiten en informatieverplichting Afdeling I. - Stoffen van Lijst 1

(artikel VI, punten 2 en 3 van de Overeenkomst)

Art. 5.Het is verboden stoffen van Lijst 1 te produceren, anderszins te verwerven, op te slaan, in bezit te houden of te gebruiken, met uitzondering van de bepalingen in de artikels 6 en 7 van dit Samenwerkingsakkoord.

Art. 6.§ 1. Het verbod voorzien in artikel 5, van dit Samenwerkingsakkoord is niet van toepassing op het produceren, anderszins verwerven, opslaan, in bezit houden of gebruiken van de stoffen van Lijst 1, in laboratoria, in totale hoeveelheden van minder dan 100 g per jaar, per inrichting, indien deze stoffen uitsluitend zijn bestemd voor onderzoeksdoeleinden of voor medische dan wel farmaceutische doeleinden. § 2. De Koning kan een ontheffing verlenen op het verbod op het produceren, anderszins verwerven, opslaan, in bezit houden of gebruiken van chemische stoffen van Lijst 1 aan : 1° één enkele afzonderlijke kleinschalige inrichting, waar dit uitsluitend voor onderzoeksdoeleinden, medische of farmaceutische doeleinden of beschermingsdoeleinden gebeurt, zoals voorzien in deel VI, C §§ 8 en 9 van de Verificatiebijlage bij de Overeenkomst;2° één enkele inrichting waar dit uitsluitend voor beschermingsdoeleinden gebeurt zoals voorzien in deel VI, C, § 10 van de Verificatiebijlage bij de Overeenkomst. § 3. De Gewesten kunnen ontheffingen verlenen aan inrichtingen waar dit uitsluitend gebeurt voor onderzoeksdoeleinden of medische of farmaceutische doeleinden, met uitzondering van inrichtingen behorende tot defensie, zoals voorzien in de Verificatiebijlage, deel VI, C, § 11 van de Overeenkomst.

Art. 7.§ 1. Het overdragen van stoffen van Lijst 1 is enkel toegestaan aan : 1° inrichtingen als bedoeld in artikel 6 voor zover die zich op Belgisch grondgebied bevinden;2° een Staat die partij is bij de Overeenkomst, tenzij de stoffen zijn bestemd voor doorvoer naar een Staat die geen partij is bij deze Overeenkomst. § 2. De Koning bepaalt de nadere regels voor de overdracht als bedoeld in artikel 6, § 2, 1° en 2° in overeenstemming met de Verificatiebijlage, deel VI (B), § 6 bij de Overeenkomst. § 3. De bevoegde Gewesten bepalen de nadere regels voor de overdracht als bedoeld in artikel 6, §§ 1 en 3, in overeenstemming met de Verificatiebij lage, deel VI (B), § 6 bij de Overeenkomst.

Art. 8.§ 1. Degene die een inrichting als bedoeld in artikel 6, § 2, 1° en 2° van dit Samenwerkingsakkoord in bedrijf houdt, verstrekt aan de Nationale Autoriteit de vereiste gegevens, zoals bedoeld in de Verificatiebijlage, deel VI (D), §§ 13 tot en met 16 van de Overeenkomst; § 2. Degene die een inrichting als bedoeld in artikel 6, § 3, in bedrijf houdt, verstrekt aan het bevoegde Gewest de vereiste gegevens.

Tot deze gegevens behoren deze bedoeld in de Verificatiebijlage, deel VI (D), §§ 17 tot en met 20 bij de Overeenkomst. Afdeling II. - Stoffen van Lijsten 2 en 3. - Andere inrichtingen

(artikel VI, punten 2, 4 en 5 van de Overeenkomst)

Art. 9.§ 1. Degene, die een inrichting in bedrijf houdt waar stoffen van Lijst 2 worden geproduceerd, verwerkt of verbruikt in hoeveelheden conform de Verificatiebijlage, afdeling VII (A), § 3 van de Overeenkomst verstrekt aan de door het bevoegde Gewest aangewezen dienst de vereiste gegevens, zoals bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VII (A), §§ 6 tot en met 8 bij de Overeenkomst.

§ 2. Degene die een inrichting in bedrijf houdt of heeft gehouden waar stoffen van Lijst 2 zijn geproduceerd, op enig tijdstip, in de periode van 1 januari 1946 tot en met de inwerkingtreding van dit Samenwerkingsakkoord, met het doel chemische wapens te ontwikkelen, verstrekt aan de door het bevoegde Gewest aangewezen dienst de vereiste gegevens. Tot deze gegevens behoren deze bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VII, (A), § 10, bij de Overeenkomst. § 3. Degene die stoffen van Lijst 2 in-, uit- of doorvoert op Belgisch grondgebied deelt, volgens de in een besluit van het bevoegde Gewest vastgelegde procedure, de in-, uit- of doorgevoerde hoeveelheden mee. § 4. Het is verboden stoffen van Lijst 2 uit te voeren naar of in te voeren uit landen die geen partij zijn bij de Overeenkomst. Dit verbod geldt niet voor mengsels die stoffen van Lijst 2 bevatten en die een door de bevoegde Gewesten te bepalen concentratie niet overschrijden.

Art. 10.§ 1. Degene die een inrichting in bedrijf houdt waar stoffen van Lijst 3 (Artikel VI, §§ 2 en 5 van de Overeenkomst) worden geproduceerd in hoeveelheden conform de Verificatiebijlage, afdeling VIII (A), § 3, verstrekt de vereiste gegevens aan de door het bevoegde Gewest aangewezen dienst. Tot deze gegevens behoren deze bedoeld in de Verificatiebijlage, Afdeling VIII (A), §§ 6 tot en met 8, bij de Overeenkomst. § 2. Degene die een inrichting in bedrijf houdt of heeft gehouden waar stoffen van Lijst 3 zijn geproduceerd, op enig tijdstip, in de periode van 1 januari 1946 tot en met de inwerkingtreding van dit Samenwerkingsakkoord, met het doel chemische wapens te ontwikkelen, verstrekt de vereiste gegevens aan de door het bevoegde Gewest aangewezen dienst. Tot deze gegevens behoren deze bedoeld in de Verificatiebijlage, afdeling VIII (A), § 10, van de Overeenkomst. § 3. Degene die stoffen van Lijst 3 in-, uit of doorvoert op Belgisch grondgebied deelt, volgens een in een besluit van het bevoegde Gewest vastgelegde procedure, de in- door- of uitgevoerde hoeveelheden mee.

Art. 11.§ 1. De Gewesten omschrijven de begrippen « onderscheiden organische stoffen » en « PSF stoffen » als bedoeld in artikel VI, § 6 van de Overeenkomst, en in afdeling IX, § 1 van de Verificatiebijlage van de Overeenkomst. § 2. Degene die een inrichting in bedrijf houdt waar stoffen als bedoeld in § 1 van dit artikel worden geproduceerd in de hoeveelheden in Afdeling IX, § 1 van de Verificatiebijlage van de Overeenkomst verstrekt de vereiste gegevens aan het bevoegde Gewest. Tot deze gegevens behoren deze opgenomen in de afdeling IX, §§ 4 tot 6 van de Verificatiebijlage bij de Overeenkomst.

Art. 12.Ingevolge de verplichtingen vervat in artikel 6 tot 11 maken de bevoegde Gewesten en defensie de hierna volgende gegevens over aan de Nationale Autoriteit in het door de Nationale Autoriteit vereiste formaat : 1° de kennisgevingen inzake gedeclareerde inrichtingen bedoeld in de artikelen 6 en 8 tot 11 van dit Samenwerkingsakkoord;2° de kennisgevingen inzake de in- of uitvoer of overdracht van stoffen van de Lijsten 1, 2 of 3 zoals voorzien in respectievelijk de artikels 7, 9, § 3 en 10, § 3.

Art. 13.De Nationale Autoriteit stelt de Gewesten en defensie in kennis van het hun betreffende deel van de opgaven die aan de Organisatie werden overgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Internationale inspecties

Art. 14.§ 1. De Nationale Autoriteit roept, na ontvangst van de kennisgeving van een internationale routineinspectie in de Inrichtingen bedoeld in artikel 6 § 2, 9, § 1, 10, § 1 en 11, § 2 of in het geval van een uitdagingsinspectie onverwijld een ad hoc comité bijeen dat de praktische schikkingen coördineert. § 2. Het ad hoc comité bedoeld in § 1 is samengesteld uit een vertegenwoordiger van elke bevoegde Federale Overheidsdienst en/of het bevoegde Gewest en een vertegenwoordiger van de geïnspecteerde inrichting.

Art. 15.§ 1. De volgens artikel 3, §§ 2 en 4 samengestelde begeleidingsteams werken tijdens de uitoefening van hun taak constructief samen met de vertegenwoordiger van de geïnspecteerde Staat tijdens de voorbereiding en gedurende het verloop van de inspectie. § 2. Het Gewest waarin de geïnspecteerde inrichting zich bevindt, voorziet in de nodige middelen voor het goede verloop van de inspectie, inclusief de nodige administratieve en logistieke steun aan de internationale inspectieploeg conform afdeling II van de Verificatiebijlage bij de Overeenkomst, gedurende de duur van het verblijf van het internationale inspectieteam, met uitzondering van inspecties in de inrichtingen behorende tot defensie. § 3. De Minister van Defensie voorziet, voor wat betreft de inrichtingen behorende tot defensie, in de nodige middelen voor het goede verloop van de inspectie, inclusief de nodige administratieve en logistieke steun aan de Internationale inspectieploeg conform afdeling II van de Verificatiebijlage bij de Overeenkomst gedurende de duur van het verblijf van het internationale inspectieteam.

Art. 16.§ 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon, elke overheidsinstantie is verplicht toegang te verlenen tot de plaats die de internationale inspecteurs, die vergezeld zijn van een vertegenwoordiger van de Nationale Autoriteit, willen inspecteren en samen te werken met de internationale inspecteurs bij de uitvoering van hun inspectietaak, overeenkomstig de Overeenkomst.

Het is daarbij verboden om op welke manier dan ook de toegang of de samenwerking te weigeren of te bemoeilijken. § 2. Bij een Internationale routine- of uitdagingsinspectie kunnen de Nationale Autoriteit en de leden van de begeleidingsploeg de bijstand van de politiediensten en van deskundigen vorderen, om de uitoefening van de taken die door de Overeenkomst zijn opgedragen aan de internationale inspecteurs, de Nationale Autoriteit en de begeleidingsploeg mogelijk te maken.

Art. 17.§ 1. Bij een Internationale routine- of uitdagingsinspectie, heeft de internationale inspectieploeg op het Belgisch grondgebied de bevoegdheden, hem door de Overeenkomst toegekend. § 2. Zo is de Internationale inspectieploeg bevoegd om, met de in uitvoering van de. Overeenkomst voorziene apparatuur, bij het verrichten van een internationale routine- of uitdagingsinspectie, elke plaats te betreden voorzover dit nuttig wordt geacht in uitvoering van de Overeenkomst, met uitzondering van de bewoonde lokalen. § 3. In het geval van een uitdagingsinspectie kan de internationale inspectieploeg, mits machtiging door een onderzoeksrechter, de toegang verleend worden tot bewoonde lokalen, met als uitsluitend doel het vaststellen van feiten die van belang zijn voor de bezorgdheid omtrent de mogelijkheid tot niet-naleving van de Overeenkomst HOOFDSTUK V. - Permanente overlegstructuur

Art. 18.§ 1. Er wordt een permanente overlegstructuur opgezet met het oog op de goede werking van het Samenwerkingsakkoord. Haar taken zijn de volgende : 1° het verzekeren van een uniforme toepassing van de uitvoeringsmodaliteiten van de Overeenkomst;2° evaluatie en actualisering van de uitvoeringsmaatregelen;3° het coördineren van nationale activiteiten in het kader van de Overeenkomst;4° het coördineren van standpunten van België omtrent de materie van dit Samenwerkingsakkoord in het kader van de Conferentie van Staten die Partij zijn bij de Overeenkomst, en andere conferenties in het kader van de Overeenkomst;5° de uitwisseling van informatie met het oog op de correcte uitvoering van dit Samenwerkingsakkoord. § 2. Deze permanente overlegstructuur is als volgt samengesteld : 1° een vertegenwoordiger van elk van de bevoegde Federale en Gewestelijke Ministers ingevolge artikel 3 van dit Samenwerkingsakkoord;2° een vertegenwoordiger van de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Organisatie. Het voorzitterschap en het secretariaat worden waargenomen door de Nationale Autoriteit. § 3. De permanente overlegstructuur beslist bij consensus, mits aanwezigheid van 2/3 van haar leden. § 4. De permanente overlegstructuur kan tevens individuele leden aanduiden omwille van een bijzondere expertise in het domein van de Overeenkomst. § 5. Met het oog op de uitvaardiging van uitvoeringsbesluiten-decreten of -ordonnanties voor de uitvoering van dit Samenwerkingsakkoord en het coördineren van standpunten zijn de besluiten van de permanente overlegstructuur bindend voor de partijen bij dit Samenwerkingsakkoord. § 6. Die punten, waarover geen consensus kan worden bereikt, worden voorgelegd aan de interministeriële conferentie buitenlands beleid. HOOFDSTUK VI. - Bewaartermijn van be gegevens en vertrouwelijk karakter van de informatie

Art. 19.Diegene die overeenkomstig de artikels 7, 8, 9, 10 of 11 vereiste gegevens heeft verstrekt, bewaart de hierin bedoelde gegevens ten minste vijfjaar na het indienen ervan.

Art. 20.§ 1. Eenieder heeft de verplichting om de informatie en de gegevens die hij in vertrouwen verkrijgt van de Organisatie vertrouwelijk en zorgvuldig te behandelen. Deze informatie en gegevens worden uitsluitend behandeld in uitvoering van de rechten en de verplichtingen voortvloeiend uit de Overeenkomst en de Vertrouwelijkheidsbijlage. § 2. Eenieder heeft de verplichting de informatie en de gegevens die hij in vertrouwen verkrijgt van de betrokken Belgische inrichtingen vertrouwelijk en zorgvuldig te bewaren. HOOFDSTUK VIII. - Strafbepalingen

Art. 21.§ 1. Hij die chemische wapens gebruikt in de zin van artikel 4, § 2 wordt gestraft met opsluiting van twintig tot dertig jaar. De inbreuk op artikel 4, § 3 wordt gestraft met dezelfde straffen.

Hij die chemische wapens gebruikt in de zin van artikel 4, § 2 met de dood van één of meerdere personen tot gevolg wordt gestraft met levenslange opsluiting. § 2. Hij die chemische wapens ontwikkelt, produceert, anderszins verwerft, opslaat, in bezit houdt of overdraagt in de zin van artikel 4, § 1 wordt gestraft met een gevangenisstraf van tien jaar tot vijftien jaar en een geldboete van 2.500 euro tot 25.000 euro of met één van die straffen alleen. § 3. De straffen in §§ 1 en 2 van dit artikel worden verdubbeld indien een inbreuk op één van die bepalingen wordt begaan binnen vijf jaar na de uitspraak van een vonnis of een arrest houdende veroordeling wegens één van die strafbare feiten, dat in kracht van gewijsde is gegaan.

Art. 22.§ 1. Hij die een inbreuk begaat op artikel 4, § 4, artikel 5 of artikel 9, § 4 wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot drie jaar en een geldboete van 25 euro tot 12.500 euro. § 2. Hij die een inbreuk begaat op artikel 16, § 1, wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van 12 euro tot 2.500 euro. § 3. De straffen in de §§ 1 en 2 worden verdubbeld indien een inbreuk wordt begaan op één van die bepalingen binnen vijf jaar na de uitspraak van een vonnis of een arrest houdende veroordeling wegens één van die strafbare feiten, dat in kracht van gewijsde is gegaan.

Art. 23.Met gevangenisstraf van 1 maand tot vijf jaar en met een geldboete van 3 euro tot 125 euro of één van die straffen alleen, wordt gestraft hij die een inbreuk begaat op de bepalingen opgelegd in artikel 20.

Art. 24.Met een gevangenisstraf van 8 dagen tot één maand en een geldboete van 3 euro tot 125 euro of één van die straffen alleen wordt gestraft hij die een inbreuk begaat op de bepalingen opgelegd in artikel 8, §§ 1 en 2, artikel 9, §§ 1,2 en 3, artikel 10, §§ 1,2 en 3, artikel 11, § 2, en artikel 12.

Art. 25.De in artikel 21 tot 24 opgenomen strafbepalingen zijn ook van toepassing op Belgen die de beoogde misdrijven hebben gepleegd in het buitenland.

Art. 26.Alle bepalingen van Boek I van het strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, worden toegepast op de misdrijven omschreven bij dit Samenwerkingsakkoord. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 27.Dit Samenwerkingsakkoord wordt gesloten voor onbepaalde duur.

De bepalingen van onderhevig Samenwerkingsakkoord kunnen worden herzien op vraag van één van de contracterende partijen. De vraag voor herziening wordt binnen de drie maanden onderzocht in de interministeriële conferentie buitenlands beleid.

Brussel, de 2 maart 2007, in vier originele exemplaren, in de Nederlandse en Franse taal.

Voor de federale Staat : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Defensie, A. FLAHAUT Voor het Vlaams Gewest : De Minister-President van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, Mevr. F. MOERMAN Voor het Waals Gewest : De Minister-President van de Waalse Regering : E. DI RUPO De Minister van Economie, Tewerkstelling en Buitenlandse Handel, J.-Cl. MARCOURT Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Informatica, G. VANHENGEL De Minister van Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 juli 2007.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PICQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, Mevr. E. HUYTEBROECK _______ Nota (1) Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2006/2007. A-372/1 Ontwerp van ordonnantie.

A-372/2 Verslag.

Integraal verslag. - Bespreking en aaneneming : vergadering van vrijdag 13 juli 2007.

^