gepubliceerd op 24 september 2020
Ordonnantie tot wijziging van het Wetboek van 25 maart 1999 van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid
17 JULI 2020. - Ordonnantie tot wijziging van het Wetboek van 25 maart 1999 van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het Wetboek van 25 maart 1999 van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid
Art. 2.In artikel 2, § 1, 3°, van het Wetboek van 25 maart 1999 van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid, vervangen door de ordonnantie van 8 mei 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 juni 2016 betreffende de aanvulling van de in artikel 2 § 1, 3° van het Wetboek van Inspectie van 25 maart 1999 bedoelde lijst met de rechtstreeks toepasselijke bepalingen van de verordeningen van de Europese Unie, die na de inwerkingtreding van het Wetboek van Inspectie werden aangenomen of in werking zijn getreden, en waarvan de uitvoering behoort tot de bevoegdheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bij de ordonnantie van 30 november 2017 tot hervorming van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en tot wijziging van aanverwante wetgevingen, en bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 november 2018 betreffende de aanvulling van de in artikel 2, § 1, 3°, van het Wetboek van inspectie van 25 maart 1999 bedoelde lijst met de rechtstreeks toepasselijke bepalingen van de Verordening (EU) nr. 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008, wordt het streepje « - artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009, tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 ; » vervangen door wat volgt : « - Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009, tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 en, Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn, in het gewestelijke bevoegdheidsgebied ; ».
Art. 3.In artikel 21 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, tweede en vierde lid, worden de woorden « of langs elektronische weg » telkens ingevoegd na de woorden « bij een ter post aangetekende brief » ;2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « of langs elektronische weg » ingevoegd na de woorden « bij een ter post aangetekende brief » ;3° in paragraaf 2, derde lid, worden de woorden « of langs elektronische weg » ingevoegd na de woorden « in dezelfde aangetekende brief » ;4° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of langs elektronische weg » ingevoegd na de woorden « bij een ter post aangetekende brief » ;5° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « of langs elektronische weg » ingevoegd na de woorden « in dezelfde aangetekende brief » ;6° in paragraaf 4, tweede lid, worden de woorden « of langs elektronische weg » ingevoegd na de woorden « bij een ter post aangetekende brief ».
Art. 4.In artikel 24, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de woorden « bij een ter post aangetekend schrijven of langs elektronische weg » toegevoegd tussen de woorden « onmiddellijk » en de woorden « aan de betrokken exploitant ».
Art. 5.In artikel 25, § 5, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de woorden « bij een ter post aangetekend schrijven of langs elektronische weg » toegevoegd tussen de woorden « onverwijld » en de woorden « meegedeeld aan de betrokken exploitant ».
Art. 6.In artikel 31, § 1, 2°, e), van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de woorden « artikel 21, § 4, » ingevoegd tussen de woorden « artikel 21, § 1, eerste lid, » en de woorden « artikel 24, eerste lid, 2°, ».
Art. 7.In artikel 45, zesde lid, van hetzelfde Wetboek, hernummerd en gewijzigd door de ordonnantie van 8 mei 2014 en deels vernietigd bij het arrest van het Grondwettelijk Hof nr. 25/2016 van 18 februari 2016, worden de woorden « of langs elektronische weg » ingevoegd na de woorden « bij een ter post aangetekende brief ».
Art. 8.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 45/1 ingevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 45/1.Op vraag van de persoon die met een alternatieve administratieve geldboete strafbaar is, kan de leidend ambtenaar van Leefmilieu Brussel, van het GAN of van het bevoegde bestuur van het Ministerie beslissen de tenuitvoerlegging van de beslissing tot oplegging van een alternatieve administratieve geldboete geheel of gedeeltelijk uit te stellen, indien deze persoon, binnen de periode van vijf jaar voorafgaand aan de vaststelling van het misdrijf, geen alternatieve administratieve geldboete of strafrechtelijke sanctie heeft gekregen wegens een misdrijf bedoeld in artikel 31.
Het uitstel wordt van rechtswege herroepen indien de persoon ten laste van wie een alternatieve administratieve geldboete met uitstel werd opgelegd, binnen drie jaar vanaf de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van een alternatieve administratieve geldboete, een nieuw misdrijf begaat zoals bedoeld in artikel 31, waarvoor een alternatieve administratieve geldboete of een strafrechtelijke sanctie wordt opgelegd.
Wanneer het uitstel is herroepen omdat een nieuw misdrijf zoals bedoeld in artikel 31, dat aanleiding geeft tot het opleggen van een alternatieve administratieve geldboete, tijdens de proeftijd werd begaan, wordt de herroeping van het uitstel vastgesteld in dezelfde beslissing als die waarmee de alternatieve administratieve geldboete wordt opgelegd wegens het nieuw misdrijf. De alternatieve administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt ten gevolge van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt samengevoegd met deze die wordt opgelegd wegens het nieuw misdrijf.
Wanneer het uitstel is herroepen omdat een nieuw misdrijf zoals bedoeld in artikel 31, dat aanleiding geeft tot een strafrechtelijke sanctie, tijdens de proeftijd werd begaan, wordt de herroeping van het uitstel meegedeeld aan de persoon die met een alternatieve administratieve geldboete strafbaar is per aangetekende brief of langs elektronische weg. De persoon die met een alternatieve administratieve geldboete strafbaar is, wordt aangemaand om de geldboete overeenkomstig artikel 45, tweede lid, te storten. ».
Art. 9.In artikel 46 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zinnen : « De dwangsom kan worden vastgesteld hetzij op één bepaald bedrag, hetzij op een bedrag per tijdseenheid of per misdrijf.In de twee laatste gevallen kan eveneens een bedrag worden bepaald waarboven geen dwangsom meer verbeurd wordt. ; 2° het artikel wordt aangevuld met de drie volgende leden : « De dwangsom kan worden opgeheven, de looptijd ervan kan worden geschorst gedurende een bepaalde termijn of het bedrag ervan kan worden verminderd op vraag van de persoon aan wie op straffe van een dwangsom het bevel tot stopzetting van het misdrijf binnen een bepaalde termijn werd opgelegd, indien deze persoon in de gehele of gedeeltelijke, definitieve of tijdelijke onmogelijkheid verkeert om aan het bevel te voldoen.De opheffing van het bevel tot stopzetting van het misdrijf brengt automatisch de opheffing van de dwangsom mee.
De dwangsom is van rechtswege verschuldigd bij het verstrijken van de uitvoeringstermijn van het bevel tot stopzetting.
De dwangsom verjaart bij het verstrijken van een termijn van één jaar vanaf de datum waarop zij is verbeurd. ».
Art. 10.In artikel 47 van hetzelfde Wetboek, hernummerd en laatst gewijzigd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de woorden « en de dwangsommen » ingevoegd tussen de woorden « alternatieve administratieve geldboetes » en de woorden « betalen voor ».
Art. 11.In artikel 49 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de ordonnantie van 28 juni 2001 en hernummerd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden «, desgevallend in combinatie met een bevel tot stopzetting van het misdrijf binnen een bepaalde termijn op straffe van een dwangsom, » ingevoegd na de woorden « alternatieve administratieve geldboete » ;2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd : « Iedereen aan wie op straffe van een dwangsom een bevel tot stopzetting van het misdrijf binnen een bepaalde termijn wordt opgelegd, en aan wie de opheffing, de opschorting gedurende een bepaalde termijn of de vermindering van het bedrag in toepassing van artikel 46, lid 3 werd geweigerd, kan een beroep instellen bij het Milieucollege.Het beroep wordt, op straffe van verval, ingesteld bij wege van verzoekschrift binnen twee maanden na de kennisgeving van de beslissing. » ; 3° in het oude tweede lid, dat het derde lid wordt, worden de woorden «, desgevallend in combinatie met een bevel tot stopzetting van het misdrijf binnen een bepaalde termijn op straffe van een dwangsom, » ingevoegd na de woorden « alternatieve administratieve geldboete » ;4° in het oude derde lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « 45/1 » ingevoegd tussen de woorden « 45, vierde lid, » en de woorden « en 46 ».
Art. 12.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 55/1 ingevoegd dat luidt als volgt : «
Art. 55/1.De Regering specificeert de modaliteiten van de verzending langs elektronische weg bedoeld in de artikelen 21, 24, 25 en 45 van dit Wetboek. De betekening langs elektronische weg moet dezelfde waarborgen bieden als de betekening per post die zij vervangt. ».
Art. 13.In artikel 33 van hetzelfde Wetboek, hernummerd en laatst gewijzigd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de woorden « na een veroordeling » vervangen door de woorden « na een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling of een definitieve administratieve sanctie ».
Art. 14.In artikel 52 van hetzelfde Wetboek, hernummerd en laatst gewijzigd door de ordonnantie van 8 mei 2014, worden de woorden « Indien binnen drie jaar na de datum van het proces-verbaal een nieuw misdrijf wordt vastgesteld » vervangen door de woorden « Indien, binnen drie jaar na een in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling of een definitieve administratieve sanctie voor een misdrijf bedoeld in artikel 31, een nieuw misdrijf bedoeld in artikel 31 wordt vastgesteld ».
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 17 juli 2020.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de promotie van het Imago van Brussel en Biculturele zaken van gewestelijk belang, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid, E. VAN DEN BRANDT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie, A. MARON De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel, S. GATZ De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering en de Plaatselijke Besturen, B. CLERFAYT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2019-2020 A-137/1 Ontwerp van ordonnantie A-137/2 Verslag A-137/3 Amendementen na verslag Integraal verslag : Bespreking : vergadering van donderdag 16 juli 2020 Aanneming : vergadering van vrijdag 17 juli 2020 .