gepubliceerd op 18 juli 2017
Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de Federale Overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, tot invoering van een fiscaal regularisatiesysteem beperkt in de tijd en tot invoering van maatregelen tot bestrijding van misbruik en fiscale fraude
13 JULI 2017. - Ordonnantie houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de Federale Overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, tot invoering van een fiscaal regularisatiesysteem beperkt in de tijd en tot invoering van maatregelen tot bestrijding van misbruik en fiscale fraude
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleiding
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK II . - Instemming met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen
Art. 2.Instemming wordt verleend met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en dat gevoegd is bij de onderhavige ordonnantie. HOOFDSTUK III . - Invoering van een in de tijd beperkt fiscaal regularisatiesysteem
Art. 3.§ 1. Kunnen het voorwerp uitmaken van een regularisatieaangifte beoogd in artikel 1, 5°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, hierna vernoemd als « het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 » : - de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke verjaarde successierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 4°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 4° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten ; - de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke niet-verjaarde successierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 4°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 4° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten ; - de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke verjaarde registratierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden voortkomen uit handelingen waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 6° tot en met 8°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 6° tot en met 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten ; - de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke niet-verjaarde registratierechten verschuldigd zijn voor zover deze sommen, kapitalen of roerende waarden voortkomen uit handelingen waarvoor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd is op grond van artikel 3, 6° tot en met 8°, artikel 4, § 1, en artikel 5, § 2, 6° tot en met 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
In afwijking van het voorgaande lid, moeten het voorwerp uitmaken van een regularisatieaangifte, beoogd in artikel 1, 5°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, de sommen, kapitalen of roerende waarden waarop : 1. niet verjaarde successierechten of registratierechten verschuldigd zijn indien cumulatief : a)de inkomsten voortkomende uit deze sommen, kapitalen of roerende waarden het voorwerp uitmaken van een fiscale regularisatie in het kader van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie ;b) de aangever niet aantoont, aan de hand van een schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen, dat de sommen, kapitalen of roerende waarden onderworpen zijn geweest, naar gelang het geval, aan de successierechten of de registratierechten beoogd in het eerste lid.2. verjaarde successierechten of registratierechten verschuldigd zijn indien de twee volgende voorwaarden verenigd zijn : a) de inkomsten voortkomende uit deze sommen, kapitalen of roerende waarden het voorwerp uitmaken van een fiscale regularisatie in het kader van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie ;b) de aangever niet aantoont, aan de hand van een schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen, dat de sommen, kapitalen of roerende waarden onderworpen zijn geweest, naar gelang het geval, aan de successierechten of de registratierechten beoogd in het eerste lid. § 2. Onder verjaarde successierechten, wordt verstaan de successierechten ten aanzien waarvan de fiscale administratie op het ogenblik van de indiening van de regularisatieaangifte geen heffingsbevoegdheid meer kan uitoefenen in hoofde van diegene op wiens naam de regularisatieaangifte is ingediend ingevolge het verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 137, 139, 1401 en 1402 van het Wetboek der successierechten. § 3. Onder verjaarde registratierechten, wordt verstaan de registratierechten ten aanzien waarvan de fiscale administratie op het ogenblik van de indiening van de regularisatieaangifte geen heffingsbevoegdheid meer kan uitoefenen in hoofde van diegene op wiens naam de regularisatieaangifte is ingediend ingevolge het verstrijken van de termijnen bedoeld in de artikelen 214, 216, 2171 en 2172 of 218 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten. § 4. De verjaarde rechten beoogd in de paragrafen 2 en 3 komen voort uit misdrijven beoogd in artikel 9. § 5. De sommen, kapitalen of roerende waarden beoogd door het onderhavige artikel kunnen het voorwerp uitmaken van een regularisatieaangifte uitsluitend tot en met 31 december 2020.
Art. 4.In afwijking van artikel 3, § 1, kunnen niet geregulariseerd worden : 1. de successierechten verschuldigd op de sommen, kapitalen of roerende waarden die deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken in de volgende gevallen : a) de nalatenschap is opengevallen na 31 december 2016 ;b) de nalatenschap, opengevallen vóór 1 januari 2017, heeft niet het voorwerp uitgemaakt van een aangifte van nalatenschap ingediend vóór 1 juli 2017 of binnen de termijn voor dewelke de administratie haar schriftelijk akkoord gegeven heeft vóór deze datum.2. de registratierechten verschuldigd op de sommen, kapitalen of roerende waarden die voortkomen uit handelingen die geregistreerd zijn geweest na 15 juni 2017 of die dit hadden moeten zijn.
Art. 5.De sommen, kapitalen of roerende waarden beoogd door artikel 3 kunnen slechts geregulariseerd worden voor zover de aangever, in de zin van artikel 1, 7°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, de aard van de te regulariseren rechten en de periode waartoe de te regulariseren rechten behoren aantoont aan de hand van schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen.
Zonder afbreuk te doen aan artikel 9, kunnen niet geregulariseerd worden de sommen, kapitalen of roerende waarden die verbonden zijn met : 1. terrorisme of financiering van terrorisme ;2. georganiseerde misdaad ;3. illegale handel in verdovende middelen ;4. illegale handel in wapens, goederen en handelswaren, met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of clustermunitie ;5. handel in clandestiene werkkrachten ;6. mensenhandel ;7. uitbuiting van prostitutie ;8. illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen ;9. illegale handel in menselijke organen of weefsels ;10. fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen ;11. verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en corruptie ;12. ernstige milieucriminaliteit ;13. namaak van muntstukken of bankbiljetten ;14. namaak van goederen ;15. piraterij ;16. beursdelicten ;17. onwettig openbaar aantrekken van spaargelden of het verlenen van beleggingsdiensten, diensten van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning ;18. oplichting, gijzeling, diefstal of afpersing of misdrijven die verband houden met een staat van faillissement. De regularisatie-aangifte moet gepaard gaan met een bondige verklaring omtrent het fraudeschema, alsook omtrent de omvang en de oorsprong van de geregulariseerde niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde sommen en kapitalen, de periode waarin deze ontstaan zijn en de voor de geregulariseerde bedragen gebruikte financiële rekeningen.
Art. 6.§ 1. De geregulariseerde niet-verjaarde registratierechten zijn onderworpen aan een heffing overeenkomstig het normale belastingtarief dat op hen van toepassing was op het moment dat voormelde rechten verschuldigd waren vermeerderd met 22 procentpunten.
Bij het bepalen van de heffing beoogd in het eerste lid, wordt met geen enkel abattement rekening gehouden noch met enige vermindering van de verschuldigde rechten. § 2. De geregulariseerde niet-verjaarde successierechten zijn onderworpen aan een heffing overeenkomstig het normale belastingtarief dat op hen van toepassing was op het moment dat voormelde rechten verschuldigd waren vermeerderd met 22 procentpunten.
Bij het bepalen van de heffing beoogd in het eerste lid, wordt met geen enkel abattement rekening gehouden noch met enige vermindering van de verschuldigde rechten. § 3. De geregulariseerde verjaarde registratie- en successierechten zijn onderworpen aan een heffing van een tarief van 37 procent op : 1. de sommen, kapitalen of roerende waarden die deel uitmaken van de nalatenschap van een rijksinwoner of die geacht worden er deel van uit te maken ;2. de sommen, kapitalen of roerende waarden voortkomende uit handelingen voor dewelke registratierechten verschuldigd waren. Bij het bepalen van de heffing beoogd in het eerste lid, wordt met geen enkel abattement rekening gehouden noch met verminderingen van de verschuldigde rechten. § 4. Vanaf 1 januari 2018, worden de in de paragrafen 1 tot en met 3 bedoelde heffingen vermeerderd als volgt : a) 22 procentpunten worden 23 procentpunten ;b) 37 procent wordt 38 procent. Vanaf 1 januari 2019, worden de, na toepassing van het eerste lid verkregen heffingen, vermeerderd als volgt : a) 23 procentpunten worden 24 procentpunten ;b) 38 procent wordt 39 procent. Vanaf 1 januari 2020, worden de, na toepassing van het tweede lid verkregen heffingen, vermeerderd als volgt : a) 24 procentpunten worden 25 procentpunten ;b) 39 procent wordt 40 procent.
Art. 7.§ 1. Als de regularisatieaangifte gerealiseerd is overeenkomstig de artikelen van de onderhavige ordonnantie alsook die van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, heeft de definitieve betaling, uitgevoerd zonder enig voorbehoud van de heffingen vermeld in artikel 6, § 1, tot gevolg dat de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke de rechten verschuldigd waren, voor het overige niet langer onderworpen zijn of niet langer onderworpen kunnen zijn aan eender welk recht zoals voorzien in het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten voor zover ze betrekking hebben op de registratierechten vermeld in artikel 3 met inbegrip van de boetes en nalatigheidsinteresten die daarin voorzien zijn. § 2. Als de regularisatieaangifte uitgevoerd is overeenkomstig de artikelen van de onderhavige ordonnantie alsook die van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, heeft de definitieve betaling, uitgevoerd zonder enig voorbehoud van de heffingen vermeld in artikel 6, § 2, tot gevolg dat de sommen, kapitalen of roerende waarden op dewelke de rechten verschuldigd waren, voor het overige niet langer onderworpen zijn of niet langer onderworpen kunnen zijn aan eender welk recht zoals voorzien in het Wetboek der successierechten met inbegrip van de boetes en nalatigheidsinteresten die daarin voorzien zijn.
Art. 8.Noch de regularisatieaangifte, noch de betaling van de heffingen, noch het regularisatieattest overgemaakt door het Contactpunt hebben enig effect indien : 1. de geregulariseerde sommen, kapitalen of roerende waarden voortkomen uit een misdrijf bedoeld in artikel 505 van het Strafwetboek, behoudens wanneer deze uitsluitend zijn verkregen uit misdrijven : a) als bedoeld in de artikelen 206 en 206bis van het Wetboek der registratie- hypotheek- en griffierechten indien deze artikelen betrekking hebben op de registratierechten vermeld in artikel 3 ;b) als bedoeld in de artikelen 133 en 133bis van het Wetboek der successierechten.2. de geregulariseerde sommen, kapitalen of roerende waarden voortkomen uit een misdrijf bedoeld in artikel 5, § 3, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme met uitzondering van het misdrijf bedoeld in artikel 5, § 3, 1°, elfde streepje van dezelfde wet, en het misdrijf « misbruik van vennootschapsgoederen » en « misbruik van vertrouwen », voor zover zij geregulariseerd zijn overeenkomstig de artikelen van het onderhavige hoofdstuk ;3. vóór de indiening van de regularisatieaangifte, de aangever schriftelijk in kennis gesteld is van lopende specifieke onderzoekdaden ofwel door een Belgische gerechtelijke instantie ofwel door een Belgische belastingadministratie ;4. reeds een regularisatieaangifte werd ingediend ten behoeve van dezelfde aangever sinds de datum van de inwerkingtreding van de artikelen van het onderhavige hoofdstuk.
Art. 9.§ 1. De personen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven als bedoeld in de artikelen 206 en 206bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten in zoverre deze artikelen betrekking hebben op de registratierechten die vermeld zijn in artikel 3, eerste lid van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, aan misdrijven zoals bedoeld in de artikelen 133 et 133bis van het Wetboek der successierechten of aan de misdrijven omschreven in artikel 505 van het Strafwetboek, in zoverre die betrekking hebben op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de voormelde misdrijven zijn verkregen of op de goederen en waarden die in de plaats ervan gesteld zijn of op de inkomsten uit de belegde voordelen, evenals de personen die mededaders of medeplichtigen zijn aan dergelijke misdrijven in de zin van de artikelen 66 en 67 van het Strafwetboek, zijn vrijgesteld van strafvervolging uit dien hoofde, indien zij niet vóór de datum van de indiening van de regularisatieaangifte beoogd in artikel 1, 5°, van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017, het voorwerp hebben uitgemaakt van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uit hoofde van deze misdrijven en indien een regularisatieaangifte gedaan werd onder de voorwaarden van de onderhavige ordonnantie alsook die van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 en indien de ingevolge die regularisatieaangifte verschuldigde heffing definitief en zonder enig voorbehoud betaald werd. § 2. Voor alle misdrijven, andere dan deze bepaald in paragraaf 1, kunnen de in paragraaf 1 bedoelde personen nog steeds het voorwerp uitmaken van strafvervolging.
De personen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven omschreven in de artikelen 193 tot en met 197, 489 tot en met 490bis, 491 en 492bis van het Strafwetboek, aan misdrijven omschreven in het artikel 16 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen, aan misdrijven omschreven in het artikel 12 van het koninklijk besluit van 5 oktober 2006 houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen, aan misdrijven omschreven in de verschillende strafbepalingen van het Wetboek van vennootschappen, en die werden begaan met het oog op het plegen van of het vergemakkelijken van de in paragraaf 1 bedoelde misdrijven of die het gevolg zijn van de in paragraaf 1 bedoelde misdrijven, blijven voor deze misdrijven vrijgesteld van bestraffing, indien zij vóór de datum van de indiening van de regularisatieaangifte overeenkomstig de bepalingen van de onderhavige ordonnantie alsook overeenkomstig deze van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uit hoofde van deze misdrijven, indien zij een regularisatieaangifte hebben gedaan onder de voorwaarden van de onderhavige ordonnantie alsook die van het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 en indien zij definitief en zonder enige voorbehoud de verschuldigde heffing overeenkomstig onderhavige ordonnantie betaald hebben.
De bepalingen van het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op mededaders en medeplichtigen die geen regularisatieaangifte hebben ingediend.
De bepalingen beoogd in het eerste tot en met het derde lid, doen geen afbreuk aan de rechten van derden. HOOFDSTUK IV. - Aanpassing van de fiscale wetboeken ter bestrijding van misbruik en fiscale fraude Afdeling 1. - Wijzigingen aan het Wetboek der registratie-, hypotheek-
en griffierechten
Art. 10.Artikel 206 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, vervangen door de wet van 10 februari 1981, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1986, bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, bij de wet van 27 december 2006 en bij de wet van 20 september 2012, wordt aangevuld met een derde lid dat luidt als volgt : « Wanneer de overtreding werd begaan in het kader van een registratierecht dat een gewestelijke belasting is in de zin van artikel 3, eerste lid, 6° tot 8° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, wordt het bedrag van het in het eerste lid bepaalde maximum van de boete gebracht op 500.000 euro in geval van overtreding van de regels voor deze belastingen met uitzondering van die met betrekking tot de procedureregels. ».
Art. 11.Artikel 206bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981, en in laatste instantie gewijzigd door de wet van 4 augustus 1986, wordt aangevuld met een vierde lid dat luidt als volgt : « Wanneer de overtreding werd begaan in het kader van een registratierecht dat een gewestelijke belasting is in de zin van artikel 3, eerste lid, 6° tot 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, wordt het bedrag van het in het eerste en het tweede lid bepaalde maximum van de boete gebracht op 500.000 euro in geval van overtreding van de regels voor deze belastingen met uitzondering van die met betrekking tot de procedureregels. ».
Art. 12.Artikel 207bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981, en in laatste instantie gewijzigd door de wet van 4 augustus 1986, wordt aangevuld met een derde lid dat luidt als volgt : « Wanneer het verbod werd geschonden in het kader van een registratierecht dat een gewestelijke belasting is in de zin van artikel 3, eerste lid, 6° tot 8°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, wordt het bedrag van het in het eerste lid bepaalde maximum van de boete gebracht op 500.000 euro in geval van overtreding van de verboden in het kader van deze belastingen met uitzondering van die met betrekking tot de procedureregels. ». Afdeling 2. - Wijzigingen aan het Wetboek der successierechten
Art. 13.Artikel 5 van het Wetboek der successierechten wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 5.De langstlevende echtgenoot, aan wie een huwelijksovereenkomst, die niet aan de regelen betreffende de schenkingen onderworpen is, meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen toekent, wordt voor de heffing der rechten van successie en van overgang bij overlijden, gelijkgesteld met de overlevende echtgenoot die, bij gebrek aan een afwijking van de gelijke verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, het deel van de andere echtgenoot krachtens een schenking onder levenden of een bepaling wegens overlijden geheel of gedeeltelijk verkrijgt. ».
Art. 14.In artikel 133 van hetzelfde Wetboek, vervangen door de wet van 10 februari 1981, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1986, bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000, bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het bedrag « 12.500 » wordt vervangen door het bedrag « 500.000 » ; 2. het wordt aangevuld met een tweede lid dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid bedraagt de maximale boete voor het overtreden van de bepalingen met betrekking tot de proceduregels 12.500 euro. ».
Art. 15.In artikel 133bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 10 februari 1981, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1986, bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. in het eerste lid wordt het bedrag « 12.500 » vervangen door het bedrag « 500.000 » ; 2. het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin : « In het geval dat dit valse getuigschrift afgegeven werd of gebruikt werd in het kader van een inbreuk op een procedureregel, wordt het maximum van de boete vastgesteld op 12.500 euro. » ; 3. in het tweede lid wordt het bedrag « 12.500 » vervangen door het bedrag « 500.000 » ; 4. het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « In het geval dat dit valse getuigschrift afgegeven werd of gebruikt werd in het kader van een inbreuk op een procedureregel, wordt het maximum van de boete vastgesteld op 12.500 euro. ».
Art. 16.In artikel 133quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij wet van 10 februari 1981, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1986, bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 alsook bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1. het bedrag « 12.500 » wordt vervangen door het bedrag « 500.000 » ; 2. het enige lid wordt aangevuld als volgt : « In het geval dat het verbod of de sluiting was uitgesproken in het kader van een inbreuk op een proceduregel, wordt het maximum van de boete vastgesteld op 12.500 euro. ». Afdeling 3. - Inwerkingtreding
Art. 17.Deze ordonnantie treedt in werking op 1 juli 2017 behalve voor : 1. de hoofdstukken I en II die in werking treden op de dag die volgt op de publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste wetgevende handeling tot instemming met het samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de Federale Overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over het beheer van de dienst met betrekking tot de regularisatie van de regionale belastingen en de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen ;2. artikel 13 dat van toepassing is op alle aangiften van nalatenschap ingediend vanaf de datum van inwerkingtreding van de onderhavige ordonnantie en alleen voor de beoogde huwelijksovereenkomsten afgesloten of gewijzigd vanaf 1 juli Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 13 juli 2017.
R. VERVOORT, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid G. VANHENGEL, De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking D. GOSUIN, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp P. SMET, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken C. FREMAULT, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie _______ Nota Gewone zitting 2016-2017 Documenten van het Parlement : A-515/1 Ontwerp van ordonnantie.
A-515/2 Verslag.
Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 30 juni 2017.
Bijlage Samenwerkingsakkoord van 20 februari 2017 tussen de federale overheid, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en met betrekking tot het beheer van de dienst voor de regularisatie van gewestelijke belastingen en niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de oprichting van een regularisatiesysteem van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen Gelet op de grondwet, de artikelen 1, 33, 35, 39 en 134 ;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en laatst gewijzigd bij de bijzondere wetten van 6 januari 2014 ;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen ;
Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, gewijzigd laatst gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014 tot hervorming van de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, tot uitbreiding van de fiscale autonomie van de gewesten en tot financiering van de nieuwe bevoegdheden, de artikelen 3, 4 en 5/1 ;
Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, artikel 5, § 3 ;
Gelet op de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie, artikel 18 ;
De federale overheid, vertegenwoordigd door zijn Regering in de persoon van de heren Charles Michel, Eerste Minister, Koen Geens, Minister van Justitie en Johan Van Overtveldt, Minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude ;
Het Waals Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering in de persoon van de heren Paul Magnette, Minister-President van de Waalse Regering en Christophe Lacroix, Minister voor Begroting, Openbaar ambt en administratieve vereenvoudiging van de Waalse Regering ;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering in de persoon van de heren Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en Guy Vanhengel, Minister belast met Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering ; die gezamenlijk hun bevoegdheden uitoefenen, zijn overeengekomen wat hierna volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Met het oog op de toepassing van dit samenwerkingsakkoord wordt verstaan onder : 1° « niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen » : de fiscaal verjaarde kapitalen of een gedeelte ervan waarvoor de aangever er niet in slaagt aan te tonen aan de hand van schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen, dat deze kapitalen moeten onderworpen worden ofwel aan een federale belasting binnen het toepassingsveld van de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie, ofwel aan registratierechten of aan successierechten waarvoor de federale overheid de dienst van de belastingen verzekert ;2° « verjaard » : behoudens tegenbewijs zijn de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen geacht verjaard te zijn wanneer de aangever aantoont, middels schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van het gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen, dat zij minstens 10 jaar voor het neerleggen van de in het ten 4° bedoelde regularisatieaangifte met betrekking tot de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, werden samengesteld ;3° « Contactpunt » : het binnen de federale overheidsdienst Financiën opgerichte Contactpunt regularisaties ;4° « regularisatieaangifte met betrekking tot de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen » : de aangifte waarvan het model, na overleg met de gewestRegeringen, wordt vastgelegd met een koninklijk besluit, gaande over de sommen, handelingen en kapitalen die kunnen geregulariseerd worden krachtens hoofdstuk II van dit Akkoord, gedaan bij het Contactpunt met het oog op het bekomen van een regularisatieattest mits de verschuldigde heffing wordt betaald ;5° « regularisatieaangifte met betrekking tot gewestelijke belastingen » : de aangifte waarvan het model, na overleg met de gewestRegeringen, wordt vastgelegd met een koninklijk besluit, gaande over de sommen, handelingen en kapitalen die kunnen geregulariseerd worden krachtens de gewestelijke bepalingen, gedaan bij het Contactpunt met het oog op het bekomen van een regularisatieattest mits de verschuldigde heffing wordt betaald ;6° « regularisatieattest » : het attest waarvan het model, na overleg met de gewestRegeringen, wordt vastgelegd met een koninklijk besluit als gevolg van de betaling van de in artikel 1, 9°, van dit akkoord bedoelde heffing ;7° « aangever » : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die overgaat tot het indienen van een regularisatieaangifte hetzij in persoon hetzij door bemiddeling van een gemachtigde ;8° « gemachtigde » : een in de artikelen 2 en 3 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme, beoogde persoon of onderneming ;9° « heffing » : de verschuldigde som naar aanleiding van de regularisatie uitgevoerd overeenkomstig dit samenwerkingsakkoord en/of de gewestelijke bepalingen inzake regularisatie ;10° « federale belastingen » : de belastingen waarvoor een fiscale en sociale regularisatie volgens de wet van 21 juli 2016 mogelijk is ;11° « gewestelijke belastingen » : de belastingen waarvoor een fiscale regularisatie volgens de gewestelijke regularisatiebepalingen mogelijk is ;12° « wet van 21 juli 2016 » : de wet van 21 juli 2016 tot invoering van een permanent systeem inzake fiscale en sociale regularisatie.
Art. 2.De federale overheid, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest komen overeen dat de registratierechten evenals de successierechten waarvoor de federale overheid de dienst van de belastingen verzekert, het voorwerp van een regularisatie kunnen zijn.
Het huidig samenwerkingsakkoord handelt meer bepaald over : 1° het vastleggen van de regels of het preciseren van de reeds bestaande in de wet van 21 juli 2016 volgens welke de federale overheid, voor rekening van de Gewesten, het beheer van de regularisaties verzekert wanneer deze, enerzijds gaan over bepaalde regionale belastingen waarvan de aard is vastgelegd door een decreet of een ordonnantie en anderzijds, over niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen ;2° het vastleggen van de regularisatie van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen. HOOFDSTUK II. - De regularisatie van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen
Art. 3.De niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen vormen het voorwerp van een in artikel 1, 4°, bedoelde regularisatieaangifte die ten laatste op 31 december 2020 wordt ingediend. Deze aangifte wordt gevestigd overeenkomstig artikel 7 van dit akkoord.
De niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen die het voorwerp vormen van de in het vorige lid bedoelde regularisatieaangifte worden aan een heffing van 37 percentpunten op het kapitaal onderworpen.
Vanaf 1 januari 2018 wordt het in het tweede lid bedoelde tarief verhoogd met 1 percentpunt.
Vanaf 1 januari 2019 wordt het in het tweede lid bedoelde tarief verhoogd met 2 percentpunt.
Vanaf 1 januari 2020 wordt het in het tweede lid bedoelde tarief verhoogd met 3 percentpunt.
Art. 4.De niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen kunnen niet worden geregulariseerd als ze in verband kunnen worden gebracht met : - terrorisme of financiering van terrorisme ; - georganiseerde misdaad ; - illegale handel in verdovende middelen ; - illegale handel in wapens en daaraan verbonden goederen en handelswaren, met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of clustermunitie ; - handel in clandestiene werkkrachten ; - mensenhandel ; - uitbuiting van prostitutie ; - illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen ; - illegale handel in menselijke organen of weefsels ; - fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen ; - verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en corruptie ; - ernstige milieucriminaliteit ; - namaak van muntstukken of bankbiljetten ; - namaak van goederen ; - piraterij ; - beursdelicten ; - onwettig openbaar aantrekken van spaargelden of het verlenen van beleggingsdiensten, diensten van valutahandel of van geldoverdracht zonder vergunning ; - oplichting, gijzeling, diefstal of afpersing of misdrijven die verband houden met een staat van faillissement.
Art. 5.Als de in artikel 1, 4°, bedoelde regularisatieaangifte gedaan werd conform de bepalingen van dit akkoord, heeft de definitieve, zonder enig voorbehoud uitgevoerde betaling van de in artikel 1, 9°, van dit akkoord bedoelde heffing tot gevolg dat de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen voor het overige niet meer onderworpen zijn of kunnen worden aan een federale of gewestelijke belasting beoogd door de bepalingen van de federale en gewestelijke regularisatie.
Evenwel hebben noch de regularisatieaangifte, noch de betaling van de heffingen, noch de regularisatieattesten uitwerking als : 1° de geregulariseerde niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen voortkomen van een misdrijf bedoeld in artikel 505 van het Strafwetboek, behoudens wanneer deze uitsluitend zijn verkregen uit misdrijven als bedoeld in de artikelen 449 en 450 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in de artikelen 73 en 73bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, in de artikelen 206 en 206bis van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten, in de artikelen 133 en 133bis van het Wetboek Successierechten en in de artikelen 207 en 207bis van het Wetboek diverse rechten en taksen ;2° de geregulariseerde niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen voortkomen uit een misdrijf bedoeld in artikel 5, § 3, van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme met uitzondering van het strafbaar feit bedoeld in artikel 5, § 3, 1°, elfde streepje, van dezelfde wet, het misdrijf « misbruik van vennootschapsgoederen » en het misdrijf « misbruik van vertrouwen », voor zover geregulariseerd wordt overeenkomstig dit akkoord ;3° de aangever, vóór de indiening van de regularisatieaangifte, door een Belgische gerechtelijke instantie, een Belgische belastingadministratie, een Belgische sociale zekerheidsinstelling of een sociale inspectiedienst of de FOD Economie, schriftelijk in kennis is gesteld van lopende specifieke onderzoekdaden ;4° ten behoeve van dezelfde aangever reeds een in artikel 1, 4°, bedoelde regularisatieaangifte werd ingediend sinds de datum van de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord.
Art. 6.§ 1. Personen die zich schuldig hebben gemaakt aan misdrijven als bedoeld in de artikelen 449 en 450 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, in de artikelen 73 en 73bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, in de artikelen 206 en 206bis van het Wetboek der registratie, hypotheek- en griffierechten, in de artikelen 133 en 133bis van het Wetboek Successierechten, in de artikelen 207 en 207bis van het Wetboek diverse rechten en taksen, of aan misdrijven omschreven in artikel 505 van het Strafwetboek, in zoverre die betrekking hebben op de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de voormelde misdrijven zijn verkregen of op de goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld of op de inkomsten uit de belegde voordelen, evenals personen die mededaders of medeplichtigen zijn aan deze misdrijven in de zin van de artikelen 66 en 67 van het Strafwetboek, zijn vrijgesteld van strafvervolging uit dien hoofde, indien zij niet vóór de datum van indiening van de in artikel 1, 4° van dit akkoord bedoelde regularisatieaangifte, het voorwerp hebben uitgemaakt van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uit hoofde van deze misdrijven en indien er een regularisatieaangifte werd gedaan onder de voorwaarden van dit akkoord en de ingevolge die regularisatieaangifte verschuldigde heffing definitief en zonder enig voorbehoud werd betaald. § 2. Voor alle misdrijven, andere dan deze bepaald in § 1, kunnen de in § 1 bedoelde personen nog steeds het voorwerp uitmaken van strafvervolging.
Personen die zich schuldig hebben gemaakt aan de misdrijven bepaald in de artikelen 193 tot 197, 489 tot 490bis, 491 en 492bis van het Strafwetboek, artikel 16 van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen, artikel 12 van het koninklijk besluit van 5 oktober 2006 houdende maatregelen ter controle van het grensoverschrijdend verkeer van liquide middelen, de verschillende strafbepalingen van het Wetboek van vennootschappen, en die werden begaan met het oog op het plegen van of het vergemakkelijken van de in § 1 bedoelde misdrijven of die het gevolg zijn van de in § 1 bedoelde misdrijven, blijven voor deze misdrijven vrij van straf, indien ze vóór de datum van indiening van de in artikel 1, 4°, bedoelde regularisatieaangifte niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek uit hoofde van deze misdrijven en ze de verschuldigde heffing definitief en zonder enige voorbehoud hebben betaald.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op mededaders en medeplichtigen die geen regularisatieaangifte hebben ingediend.
De bovenstaande bepalingen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. § 3. De leden van het Contactpunt, zijn personeelsleden, alsook de andere ambtenaren die bij hem gedetacheerd zijn, hebben geen mededelingsplicht zoals bedoeld in artikel 29 van het Wetboek van strafvordering. HOOFDSTUK III. - Beheer van de dienst van de regularisatie van gewestelijke belastingen en/of niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen
Art. 7.De in artikel 1 bedoelde regularisatieaangiften worden bij het Contactpunt ingediend door middel van een overeenkomstig artikel 1 vastgesteld aangifteformulier. Dit aangifteformulier vermeldt onder andere de naam van de indiener en in voorkomend geval de naam van zijn gemachtigde, het bedrag van de sommen en de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen en de datum van indiening van de aangifte.
De onderliggende stukken kunnen worden ingediend tot 6 maanden na de indiening van de in artikel 1 bedoelde regularisatieaangiften.
Het Contactpunt heeft de mogelijkheid om de onderliggende stukken die met de in artikel 1 bedoelde regularisatieaangiften worden meegestuurd en die betrekking hebben op de geregulariseerde bedragen, na te kijken met het oog op de overeenstemming ervan met de gegevens uit de in artikel 1 bedoelde neergelegde regularisatieaangifte.
Stukken die overlegd worden naar aanleiding van een regularisatieaangifte en die geen betrekking hebben op de geregulariseerde bedragen, worden geacht geen deel uit te maken van de regularisatieaangifte en kunnen zodoende later niet tegengeworpen worden aan een binnenlandse of buitenlandse administratieve of rechterlijke instantie of financiële instelling.
De in artikel 1 bedoelde regularisatieaangiften zullen met een bondige verklaring omtrent het fraudeschema, alsook van de omvang en de oorsprong van de geregulariseerde sommen en de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, de periode waarin deze zijn ontstaan en de voor de geregulariseerde bedragen gebruikte financiële rekeningen, worden ingediend.
Na ontvangst van de regularisatieaangifte, brengt het Contactpunt de aangever of zijn gemachtigde schriftelijk op de hoogte van de ontvankelijkheid ervan. Het Contactpunt stelt in dezelfde brief het bedrag vast van de in uitvoering van dit Akkoord verschuldigde heffing.
De betaling van de heffing moet definitief en zonder enig voorbehoud verricht worden binnen 15 kalenderdagen volgend op de verzendingsdatum van die brief en is definitief door de Schatkist verworven.
Op het ogenblik van de ontvangst van deze definitieve en zonder enig voorbehoud uitgevoerde betaling, verzendt het Contactpunt aan de aangever of zijn gemachtigde, een regularisatieattest waarvan het model overeenkomstig artikel 1, 6°, wordt vastgesteld en dat meer bepaald de naam van de aangever en in voorkomend geval van zijn gemachtigde, het bedrag van de heffing en van de geregulariseerde sommen en de niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, bevat.
Zodra het regularisatieattest aan de aangever of zijn gemachtigde werd verzonden, brengt het Contactpunt de Cel voor financiële informatieverwerking opgericht door de voornoemde wet van 11 januari 1993 op de hoogte van de regularisatie die werd gesloten en bezorgt het een kopie van het regularisatieattest en de in het vierde lid bedoelde, met uitzondering van het fraudeschema.
De aangiften die bij het Contactpunt worden verricht, worden genummerd en bijgehouden. Het Contactpunt houdt bovendien een lijst bij van de afgeleverde regularisatieattesten met vermelding van het nummer van de regularisatieaangifte.
De ambtenaren en personeelsleden die actief zijn binnen het Contactpunt zijn gehouden tot het beroepsgeheim bedoeld in artikel 458 van het Strafwetboek.
Zij mogen de naar aanleiding van de regularisatieaangifte verkregen inlichtingen bovendien niet bekend maken aan de andere diensten van de federale overheidsdienst Financiën of aan andere gewestelijke openbare diensten.
Art. 8.Noch de federale overheidsdienst Financiën noch de diensten van het Waalse Gewest of de diensten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen de regularisatieaangiften bedoeld in artikel 1, van dit akkoord, de daaropvolgende betaling van de verschuldigde heffing en het in artikel 1 bedoelde attest met betrekking tot gewestelijke belastingen waarvoor de federale overheid de dienst van de belastingen verzekert of niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, als indicie of aanwijzing aanwenden om fiscale onderzoeks- of controleverrichtingen uit te voeren, om mogelijke inbreuken op de belastingwetgeving te melden of om inlichtingen uit te wisselen, behalve met betrekking tot de vaststelling van de ingevolge de aangifte verschuldigde heffing en het bedrag van de geregulariseerde kapitalen.
Het Contactpunt communiceert evenwel jaarlijks aan de Regionale Minister die de begroting onder zijn bevoegdheid heeft, een rapport waarin de fraudeschema's met betrekking tot de regionale belastingen die door de aangevers werden meegedeeld, zijn opgenomen.
Art. 9.Binnen de grenzen gesteld door de gewestelijke bepalingen tot instelling van een regularisatiesysteem, kan het regularisatieattest met betrekking tot een gewestelijke belasting waarvoor de federale overheid de dienst verzekert, gebruikt worden als bewijsmiddel voor de hoven en rechtbanken, voor de administratieve rechtscolleges, evenals tegenover elke federale of gewestelijke openbare dienst.
Binnen de grenzen gesteld door artikel 5 van dit Akkoord kan het regularisatieattest met betrekking tot niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen, gebruikt worden als bewijsmiddel voor de hoven en rechtbanken, voor de administratieve rechtscolleges, evenals tegenover elke federale of gewestelijke openbare dienst. HOOFDSTUK IV. - Storting door de Federale Staat aan het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van de heffingen voortkomend uit de regularisatie van welbepaalde gewestelijke belastingen en van niet uitsplitsbare fiscaal verjaarde kapitalen
Art. 10.Het gedeelte van de door het Contactpunt geïnde heffingen met betrekking tot regionale belastingen gelokaliseerd in het Waals Gewest wordt aan het Waals Gewest gestort, uiterlijk de voorlaatste werkdag van de maand volgend op de inning van de heffingen.
Het gedeelte van de door het Contactpunt geïnde heffingen met betrekking tot regionale belastingen gelokaliseerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gestort, uiterlijk de voorlaatste werkdag van de maand volgend op de inning van de heffingen.
Art. 11.De niet uitsplitsbare verjaarde kapitalen bedoeld in dit samenwerkingsakkoord zijn de kapitalen waarvoor zowel federale belastingen als gewestelijke belastingen uitsluitend gelokaliseerd in één Gewest, verschuldigd zijn.
Wat de Gewestelijke belastingen betreft worden zij geacht te zijn gelokaliseerd in : a) in het Waals Gewest, voor de niet uitsplitsbare verjaarde kapitalen : - voortkomende uit een successie wanneer de erflater zijn woonplaats op het moment van overlijden in het Waals Gewest heeft.Wanneer de erflater in de vijf jaar voorafgaand aan zijn overlijden zijn woonplaats op meer dan één plaats in België heeft gehad : het Waals Gewest indien de fiscale woonplaats van de erflater in deze periode het langst in het Waals Gewest gevestigd was ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten op overgangen onder bezwarende titel van onroerende goederen gelegen in het Waals Gewest, verschuldigd waren ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten op de vorming van een hypotheek verschuldigd waren wanneer het onroerend goed gelegen is in het Waals Gewest ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten op de schenking tussen levenden van roerende of onroerende goederen verschuldigd waren wanneer de schenker op het moment van de schenking zijn woonplaats in het Waals Gewest heeft. Wanneer de schenker in de vijf jaar voorafgaand aan de schenking zijn woonplaats op meer dan één plaats in België heeft gehad : het Waals Gewest indien de fiscale woonplaats van de schenker in deze periode het langst in het Waals Gewest gevestigd was ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten verschuldigd waren op de gedeeltelijke of totale verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de overdracht onder bezwarende titel tussen mede-eigenaren in onverdeeldheid van dergelijke goederen wanneer het onroerende goed gelegen is in het Waals Gewest. b) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor de niet uitsplitsbare verjaarde kapitalen : - voortkomende uit een successie wanneer de erflater zijn woonplaats op het moment van overlijden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft.Wanneer de erflater in de vijf jaar voorafgaand aan zijn overlijden zijn woonplaats op meer dan één plaats in België heeft gehad : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest indien de fiscale woonplaats van de erflater in deze periode het langst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd was ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten op overgangen onder bezwarende titel van onroerende goederen gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, verschuldigd waren ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten op de vorming van een hypotheek verschuldigd waren wanneer het onroerend goed gelegen is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten op de schenking tussen levenden van roerende of onroerende goederen verschuldigd waren wanneer de schenker op het moment van de schenking zijn woonplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft. Wanneer de schenker in de vijf jaar voorafgaand aan de schenking zijn woonplaats op meer dan één plaats in België heeft gehad : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest indien de fiscale woonplaats van de schenker in deze periode het langst in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd was ; - voortkomende uit verrichtingen waarvoor registratierechten verschuldigd waren op de gedeeltelijke of totale verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de overdracht onder bezwarende titel tussen mede-eigenaren in onverdeeldheid van dergelijke goederen wanneer het onroerende goed gelegen is in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest.
Het bedrag van de heffing gevestigd overeenkomstig hoofdstuk II, wordt verdeeld in gelijke delen tussen de federale overheid en het betrokken Gewest. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 12.Dit samenwerkingsakkoord wordt tegelijkertijd met de verschillende instemmingsakten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad door de federale overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister, op aanvraag van de Partij waarvan de wetgever als laatste zijn instemming met het akkoord heeft gegeven. De Partijen zullen onverwijld het initiatief nemen voor de instemmingsakten.
Het akkoord treedt in werking op de dag die volgt op de publicatie in het Belgisch Staatsblad van het samenwerkingsakkoord en de instemmingsakten.
Gedaan te Brussel, op 20 februari 2017, in 3 originele exemplaren (in het Nederlands en het Frans).
Voor de Federale Overheid : De Eerste Minister, Ch. MICHEL De Minister van Justitie, K. GEENS De Minister van Financiën, bevoegd voor de strijd tegen de fiscale fraude, J. VAN OVERTVELDT Voor het Waals Gewest : De Minister-President van het Waalse Gewest, P. MAGNETTE De Minister voor Begroting, Openbaar arnbt en Administratieve vereenvoudiging van de Waalse Regering, Ch. LACROIX Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, R. VERVOORT De Minister belast met Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, G. VANHENGEL