Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 12 december 2016
gepubliceerd op 29 december 2016

Ordonnantie houdende het tweede deel van de fiscale hervorming

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2016031878
pub.
29/12/2016
prom.
12/12/2016
ELI
eli/ordonnantie/2016/12/12/2016031878/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2016. - Ordonnantie houdende het tweede deel van de fiscale hervorming (1)


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het Wetboek der Successierechten Afdeling 1. - Aanpassing van de draagwijdte en formulering van de

rechte lijn

Art. 2.In artikel 48 van het Wetboek der Successierechten, vervangen bij de ordonnantie van 6 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden, « tussen echtgenoten en tussen samenwonenden » vervangen door de woorden « en tussen partners »;2° in tabel I van datzelfde artikel, worden de woorden « tussen echtgenoten en tussen samenwonenden » vervangen door de woorden « en tussen partners »;3° het laatste lid wordt vervangen als volgt : « Voor de toepassing van hoofdstukken VI en VII, verstaat men onder « partner » : de persoon die op dag van het openvallen van de nalatenschap met de erflater gehuwd was; de persoon die zich op de dag van het openvallen van de nalatenschap in de toestand van wettelijke samenwoning met de erflater bevindt in de zin van titel Vbis van boek III van het Burgerlijk Wetboek. ».

Art. 3.In artikel 48/2 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de ordonnantie van 20 december 2002, worden de woorden « door de echtgenoot of de samenwonende » vervangen door de woorden « door de partner » en de woorden « de echtgenoot of de samenwonende » door de woorden « of door de partner ».

Art. 4.In artikel 50 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de ordonnantie van 6 maart 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Voor de toepassing van het tarief in rechte lijn worden met een nakomeling van de erflater gelijkgesteld : 1. het kind van zijn partner;2. een kind van een vooroverleden partner mits de partnerrelatie nog bestond op het ogenblik van het overlijden;3. een persoon die niet van de erflater afstamt maar die, op het ogenblik van het overlijden, gedurende minimum één ononderbroken jaar bij de erflater heeft ingewoond en gedurende die tijd hoofdzakelijk van hetzij : 1.de erflater 2. de partner van de erflater;3. de erflater en zijn partner;4. de erflater en andere personen;5. de partner van de erflater en andere personen de hulp en verzorging heeft gekregen die kinderen normaal van hun ouders krijgen. De samenwoning met de erflater wordt vermoed, tot bewijs van tegendeel, indien de betrokken persoon ingeschreven is in het bevolkings- of het vreemdelingenregister op het adres van de erflater.

Voor de toepassing van hetzelfde tarief, wordt met de vader of de moeder van de erflater gelijkgesteld, de persoon die de erflater onder dezelfde voorwaarden de in deze paragraaf bedoelde hulp en verzorging heeft gegeven. »; 2° in paragraaf 2, worden de woorden « tussen echtgenoten en tussen samenwonenden » vervangen door de woorden « tussen partners » en worden de woorden « de echtgenoten of de samenwonenden » vervangen door de woorden « de partners ».

Art. 5.In artikel 52/2, tweede lid van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de wet van 22 december 1989 en gewijzigd door de ordonnantie van 20 december 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1°, in de Franse tekst, wordt het woord « adoptif » vervangen door het woord « adopté »;2° het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptief kind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van een vergelijkbare instelling in de Europese Economische Ruimte, of wees van een voor België gestorven vader of moeder;»; 3° in het 3°, wordt het woord « zes » vervangen door het woord « drie »;4° in het 3°, worden de woorden « vóór de leeftijd van eenentwintig jaar » geschrapt.

Art. 6.In artikel 54 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd door de ordonnantie van 26 augustus 2010, worden de woorden « tussen echtgenoten of samenwonenden » vervangen door de woorden « tussen partners » en worden de woorden « van de overlevende echtgenoot of samenwonende » vervangen door de woorden « van de overlevende partner ».

Art. 7.In artikel 55bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd door de ordonnantie van 30 januari 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « van de rechtverkrijgende echtgenoot of samenwonende » vervangen door de woorden « van de rechtverkrijgende partner » en worden de woorden « zijn echtgenoot of samenwonende » vervangen door de woorden « zijn partner »;2° in het tweede lid, worden de woorden « de samenwonende » vervangen door de woorden « de wettelijk samenwonende partner »;3° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « De wettelijk samenwonende partner is de partner zoals bedoeld in artikel 48, laatste lid, b), van dit Wetboek.»; 4° in het derde lid, worden de woorden « zijn overlevende echtgenoot of samenwonende » vervangen door de woorden « de overlevende partner »;5° in het vierde lid, worden de woorden « de echtgenoten of samenwonenden » vervangen door de woorden « de partners » en worden de woorden « van de echtgenoten of van de personen die overeenkomstig de bepalingen van boek III, titel Vbis van het Burgerlijk Wetboek samenwonen » vervangen door de woorden « van de partners »;6° in het vijfde lid, worden de woorden « de overlevende echtgenoot of samenwonende » vervangen door de woorden « de overlevende partner »;7° in het zesde lid, worden de woorden « de echtgenoot of samenwonende » vervangen door de woorden « partner »;8° in het zevende lid, worden de woorden « van de echt- genoot of samenwonende » vervangen door de woorden « van de partner »;9° in het negende lid, worden de woorden « zijn echtgenoot of samenwonende » vervangen door de woorden « of zijn partner ».

Art. 8.In artikel 56 van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « van de echtgenoot of de samenwonende » vervangen door de woorden « van de partner ». Afdeling 2. - Aanpassing met betrekking tot de overdracht van

familiale ondernemingen en familiale vennootschappen

Art. 9.Artikel 60bis van het Wetboek der Successierechten wordt vervangen door hetgeen volgt : « § 1. In afwijking van de artikelen 48 en 48², worden het successierecht en het recht van overgang bij overlijden verlaagd tot 3% voor een verkrijging in rechte lijn en tussen partners en tot 7% voor een verkrijging tussen andere personen voor : 1° de nettowaarde van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van de activa die door de erflater of zijn partner beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming.De verlaging is niet van toepassing op de verkrijging van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd; 2° de nettowaarde van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblijk van het overlijden voor ten minste 50% in volle eigendom toebehoren aan de erflater en zijn familie. In afwijking van het eerste lid, moeten de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van het overlijden minstens voor 30% in volle eigendom toebehoren aan de erflater en zijn familie als hij en zijn familie aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° ofwel samen met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van minstens 70% van de aandelen van de vennootscha;2° ofwel samen met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van minstens 90% van de aandelen van de vennootschap. Voor de toepassing van het tweede lid, komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de erflater. § 2. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 60bis/1, wordt verstaan onder : 1° familiale onderneming : een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de erflater of zijn partner, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd en uitgeoefend;2° familiale vennootschap : een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze activiteit of beroep uitoefent. Als de vennootschap niet aan de voorgaande voor- waarden beantwoordt, maar minstens 30% van de aandelen houdt van minstens één directe dochtervennootschap die aan die voorwaarden beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, wordt ze ook beschouwd als een familiale vennootschap.

Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van het verlaagde tarief vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten van ofwel de goedgekeurde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, 2°, eerste lid, ofwel de goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, 2°, tweede lid, van minstens een van de drie boekjaren voorafgaand aan de datum van het overlijden van de erflater cumulatief, blijkt : a) dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of lager dan 1,50% uitmaken van de totale activa;b) dat de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van de totale activa.De verkrijger kan het tegenbewijs daarvan leveren.

Voor de toepassing van de hiervoor vermelde omschrijving, moet worden begrepen onder : a) bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen : de waarde opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening.Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt onder de « waarde » verstaan die welke opgenomen is onder de post waaruit alle kosten blijken die naar hun aard als kosten kunnen worden beschouwd voor de tewerkstelling van personeel in dienstverband; b) terreinen en gebouwen : de waarde opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening.Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt een soortgelijke post bedoeld die opgenomen is onder de post materiële vaste activa; c) totale activa : de waarde, opgenomen onder de balanspost totaal van de activa van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening;3° aandelen : a) elk deelbewijs met stemrecht dat een deel van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigt;b) de certificaten van aandelen uitgereikt door rechts- personen met een zetel in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en waarvan de rechtspersoon de verplichting heeft om de dividenden en andere vermogensvoordelen onmiddellijk en uiterlijk binnen een maand door te storten aan de certificaathouder;4° familie van de erflater of de aandeelhouder als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° : a) de partner van de erflater of aandeelhouder, waarbij het begrip partner voor de aandeelhouder op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de erflater;b) de verwanten in rechte lijn van de erflater of aandeel- houder, alsook hun partners, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de erflater;c) de zijverwanten van de erflater of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun partners, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de erflater;d) de kinderen van broers en zussen van de erflater of aandeelhouder. § 3. Als een vennootschap met toepassing van paragraaf 2, 2°, tweede lid, als een familiale vennootschap wordt beschouwd, wordt de toepassing van het verlaagde tarief beperkt tot de waarden van de aandelen van de vennoot- schap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en die hun zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte hebben. § 4. Voor de toepassing van de artikelen 60bis tot en met 60bis/3, wordt de inbreng van activa in de familiale vennootschap en de beroepsmatige aanwending van activa in de familiale onderneming in het jaar dat het over- lijden van de erflater voorafgaat, vermoed een niet aan de administratie tegenstelbare rechtshandeling te zijn, zoals bedoeld in artikel 18, § 2, van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten. ».

Art. 10.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel 60bis/1 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 60bis/1. § 1. Het verlaagde tarief vermeld in artikel 60bis, § 1, eerste lid, 1°, wordt alleen behouden als de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld : 1° de activiteit van de familiale onderneming wordt zonder onderbreking voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater;2° de onroerende goederen die met toepassing van het verlaagde tarief zijn overgedragen worden niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd gedurende een periode van drie jaar van de datum van het overlijden van de erflater. § 2. Het verlaagde tarief vermeld in artikel 60bis, § 1, eerste lid, 2° wordt alleen behouden als de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld : 1° de familiale vennootschap blijft gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 60bis, § 2, 2° ;2° de activiteit van de familiale vennootschap wordt zonder onderbreking voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater en, voor elk van de drie jaar, wordt een jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening opgemaakt en, in voorkomend geval, gepubliceerd overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving van de lidstaat waar de maatschappelijke zetel gevestigd is op het ogenblik van het overlijden, die ook aangewend is ter verantwoording van de aangifte in de inkomstenbelasting. Ondernemingen of vennootschappen waarvan de maatschappelijke zetel buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest maar binnen België ligt, moeten een jaarrekening of geconsolideerd jaarrekening opmaken en, invoorkomend geval, publiceren overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving in België op het ogenblik van het overlijden; 3° het kapitaal daalt niet gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater door uitkeringen of terugbetalingen;4° de zetel van de werkelijke leiding van de vennootschap wordt niet overgebracht naar een Staat die geen deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte gedurende drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater.».

Art. 11.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 60bis/2 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 60bis/2. § 1. Na verloop van een termijn van drie jaar vanaf de datum van het overlijden van de erflater, controleert de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangeduide ambtenaar of de voorwaarden gesteld voor het behoud van het verlaagde tarief vervuld zijn. Hij brengt de bevoegde ontvanger op de hoogte indien het niet het geval is. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt de modaliteiten hiervan vast.

Bij niet-vervulling van de voorwaarden vermeld in het eerste lid, wordt het successierecht of het recht van overgang bij overlijden geacht verschuldigd te zijn, berekend tegen het tarief vermeld in artikelen 48 en 48², zonder toepassing van het verlaagde tarief.

Bij niet-vervulling van de voorwaarde vermeld in artikel 60bis/1, § 2, 3°, is het successierecht of het recht van overgang bij overlijden evenredig verschuldigd tegen het tarief vermeld in artikelen 48 en 48², zonder toepassing van het verlaagde tarief. § 2. Als de voorwaarden gesteld tot behoud van het verlaagde tarief niet langer vervuld zijn, wordt het successierecht of het recht van overgang bij overlijden geacht verschuldigd te zijn, berekend tegen het tarief vermeld in artikelen 48 en 48², zonder toepassing van het verlaagde tarief.

Bij niet-vervulling van de voorwaarden vermeld in artikel 60bis/1, § 2, 3°, is het successierecht of het recht van overgang bij overlijden evenredig verschuldigd tegen het tarief vermeld in artikelen 48 en 48², zonder toepassing van het verlaagde tarief. ».

Art. 12.In hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 60bis/3 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 60bis/3. § 1. De erfopvolgers zenden, samen met de aangifte van nalatenschap, aan de bevoegde ontvanger een attest dat is uitgereikt door de ambtenaar die daartoe is aangewezen door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en waarin wordt bevestigd dat voldaan is aan de gestelde voorwaarden. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de modaliteiten waaronder dit attest aangevraagd, gecontroleerd en verstrekt wordt.

Indien dit attest niet wordt ingediend samen met de aangifte van nalatenschap, moeten de successierechten tegen het normale tarief worden berekend. In dat geval, zijn de rechten geheven omdat partijen het attest waarvan sprake in deze paragraaf niet voorlegden vatbaar voor terug- gave wanneer dit attest neergelegd wordt bij de ontvanger binnen het jaar na de betaling van de belasting. § 2. De erfopvolgers die de vermindering hebben genoten als bedoeld in de artikelen 60bis, 60bis/1 en 60bis/2 moeten daarenboven : 1° vóór de vijfhonderdste dag die volgt op de dag van het overlijden van de erflater, een attest bezorgen dat werd afgeleverd door de daartoe door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangestelde ambtenaar en dat bevestigt dat de vereiste voorwaarden vervuld waren gedurende de eerste driehonderdvijfenzestig dagen die op het overlijden volgden;2° vóór de achthonderd vijfenzestigste dag die volgt op de dag van het overlijden van de erflater, een attest bezorgen dat werd afgeleverd door de daartoe door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangestelde ambtenaar en dat bevestigt dat de vereiste voorwaarden vervuld waren gedurende tussen de driehonderd zesenzestigste dag en de zevenhonderd dertigste dag die op het overlijden volgden. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de modaliteiten van de aanvraag, de controle en de aflevering van de voornoemde attesten.

In geval de erfopvolgers één van de voornoemde verplichtingen niet naleven, wordt het successierecht of het recht van overgang bij overlijden geacht verschuldigd te zijn, berekend tegen het tarief vermeld in artikelen 48 en 48², zonder toepassing van het verlaagde tarief. ».

Art. 13.Voor de toepassing van deze afdeling, bezorgt de Regering het Parlement jaarlijks een evaluatierapport over de begrotings- en economische impact van de wijzigingen van het verminderd tarief dat van toepassing is op de successies van familiebedrijven en familiale vennootschappen.

Dat rapport houdt rekening met een algemene evaluatie van de successies van familiebedrijven en familiale vennootschappen die in de loop van de jongste vijf jaar het verminderd tarief hebben genoten en heeft betrekking op de naleving van de in artikel 60bis/1 van het Wetboek van Successierechten bedoelde voorwaarden alsook op het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, dat van jaar tot jaar in het bedrijf of de vennootschap behouden blijft. HOOFDSTUK III. - Aanpassing van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten Afdeling 1. - Aanpassing met betrekking tot het abattement in het

kader van de registratierechten op de verkoop van woningen

Art. 14.In artikel 46bis van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, ingevoegd bij de ordonnantie van 20 december 2002 en gewijzigd bij de ordonnanties van 10 februari 2006 en 22 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt het cijfer « 60.000 » vervangen door het cijfer « 175.000 »; 2° hetzelfde lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Dit abattement kan slechts worden toegepast indien het bedrag waarop het recht, overeenkomstig de voorgaande artikelen, moet worden vereffend 500.000 euro niet te boven gaat. »; 3° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin : « Dit abattement kan slechts worden toegepast indien het bedrag waarop het recht, overeenkomstig de voorgaande artikelen, moet worden vereffend de 500.000 euro niet te boven gaat. »; 4° het vierde lid wordt opgeheven;5° in de drie laatste leden, worden de woorden « zesde lid » vervangen door de woorden « vijfde lid ».

Art. 15.In het eerste lid van artikel 212bis van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « zesde lid » vervangen door de woorden « vijfde lid ».

Art. 16.In het tweede lid van artikel 212ter van hetzelfde Wetboek, worden de woorden « zesde lid » vervangen door de woorden « vijfde lid ». Afdeling 2. - Aanpassing ter opheffing van het gebruik van de

prijscourant als waarderingswijze

Art. 17.In artikel 133 van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten, vervangen bij de ordonnantie van 24 februari 2005, wordt het tweede lid vervangen als volgt : « Evenwel, voor de schenking van financiële instrumenten die toegelaten zijn tot verhandeling op Belgische of buitenlandse gereglementeerde markten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 5° en 6° van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en voor Belgische of buitenlandse multilaterale handelsfaciliteiten als vermeld in artikel 2, eerste lid, 4° van de voormelde wet, wordt de belastbare grondslag bepaald volgens de beurswaarden ervan op datum van de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de schenking plaatsvindt. Onder beurswaarde wordt verstaan, de slotkoers zoals vastgesteld op basis van de koersinformatie gepubliceerd door de betrokken beurs of, bij gebrek hieraan, door de gespecialiseerde media. Als er op die datum geen notering is, geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering wordt vastgesteld. Als er op de datum van de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarin de schenking plaatsvindt voor bepaalde van de geschonken waarden wel en voor andere geen notering is, wordt de belastbare grondslag van die laatste waarden vastgesteld volgens de beurswaarden op de eerstvolgende dag waarop er wel een notering is. ». Afdeling 3. - Wijziging tot invoering van een bijzonder vast recht van

10 euro

Art. 18.In Titel I, Hoofdstuk IV, van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt een Afdeling XXI ingevoegd, die een artikel 159bis bevat, luidend als volgt : « Afdeling XXI. - Akten vrijgesteld van het evenredig recht en onderhevig aan een bijzonder vast recht van 10 euro

Art. 159bis.§ 1. Worden van het evenredig recht vrijgesteld en aan een bijzonder vast recht van 10 euro onderworpen : 1° de overeenkomsten bedoeld in de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75, 109 tot 114, 131 tot 140octies maar waarvan de nietigverklaring, de vernietiging, de annulering of de ontbinding minnelijk is overeengekomen tussen de partijen uiterlijk op het moment waarop de akte ter registratie wordt aangeboden op volgende voorwaarden : a) de overeenkomst tot nietigverklaring, vernietiging, annulering of ontbinding ook ter registratie wordt aangeboden uiterlijk op hetzelfde moment als de nietig verklaarde, vernietigde, geannuleerde of ontbonden overeenkomst, met toepassing op die overeenkomst van het in 2° van deze paragraaf bedoelde bijzonder vast recht;b) de nietig verklaarde, vernietigde, geannuleerde of ontbonden overeenkomst die nog niet vastgesteld is bij een authentieke akte;c) de nietig verklaarde, vernietigde, geannuleerde of ontbonden overeenkomst die niet meer dan één jaar vóór het sluiten van de overeenkomst tot nietigverklaring, vernietiging, annulering of ontbinding is gesloten;2° de overeenkomsten tot nietigverklaring, vernietiging, annulering of ontbinding van overeenkomsten onderworpen aan de evenredige rechten bedoeld in de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75, 109 tot 114, 131 tot 140octies of van overeenkomsten onderworpen aan het vast recht van het 1° van deze paragraaf op volgende voorwaarden : a) de nietig verklaarde, vernietigde, geannuleerde of ontbonden overeenkomst is nog niet vastgesteld bij een authentieke akte;b) de nietig verklaarde, vernietigde, geannuleerde of ontbonden overeenkomst is niet meer dan één jaar vóór het sluiten van de overeenkomst tot nietigverklaring, vernietiging, annulering of ontbinding gesloten. § 2. Worden van het evenredig recht vrijgesteld en aan een bijzonder vast recht van 10 euro onderworpen : 1° de overeenkomsten bedoeld in de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75, 109 tot 114, 131 tot 140octies maar waarvan de annulering voortvloeit uit de toepassing van een ontbindende voorwaarde van rechtswege uitgevoerd uiterlijk op het moment waarop de akte ter registratie wordt aangeboden op volgende voorwaarden : a) de vervulling van de ontbindende voorwaarde wordt vastgesteld in een akte getekend door alle partijen en ter registratie aangeboden, uiterlijk op hetzelfde ogenblik als de ontbonden overeenkomst, met toepassing, op die schriftelijke akte, van het bijzonder vast recht bedoeld in het 2° van deze paragraaf;wanneer de ontbonden overeenkomst vastgesteld is bij een authentieke akte, moet de vervulling van de ontbindende voorwaarde in een authentieke akte vastgesteld worden, die door alle partijen getekend wordt; de ontbonden overeenkomst is niet meer dan één jaar voor de datum van vervulling van de ontbindende voorwaarde gesloten; 2° de akten die de vervulling van een ontbindende voorwaarde van rechtswege vaststellen, waarbij de ontbinding van de overeenkomsten onderworpen aan de evenredige rechten bedoeld in de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75, 109 tot 114, 131 tot 140octies of van overeenkomsten onderworpen aan het vast recht van het 1° van deze paragraaf als gevolg heeft, op volgende voorwaarden : a.wanneer de ontbonden overeenkomst bij een authentieke akte vastgesteld is, wordt de vervulling van de ontbindende voorwaarde ook bij een authentieke akte getekend door alle partijen vastgesteld; b. de ontbonden overeenkomst is niet meer dan één jaar voor de datum van vervulling van de ontbindende voorwaarde gesloten.».

Art. 19.In artikel 209 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 23 december 1958, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, 2°, worden de woorden « die uit hoofde van nietigheid ongedaan gemaakt werd » vervangen door de woorden « waarvan de nietigheid of de vernietiging verklaard of vastgesteld wordt »;2° in hetzelfde lid, wordt het 3° vervangen als volgt : « 3° de evenredige rechten geheven wegens een overeenkomst waarvan een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest de ontbinding of de herroeping uitspreekt of vaststelt, mits uit de beslissing blijkt dat ten hoogste één jaar na de overeenkomst een eis tot ontbinding of herroeping of tot vaststelling van ontbinding of herroeping, zelfs bij een onbevoegd rechter, is ingesteld;»; 3° in hetzelfde lid, wordt een 3° /1 ingevoegd, luidend als volgt : « 3° /1.de evenredige rechten geheven overeenkomstig de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75 wegens een overeenkomst die het voorwerp heeft uitgemaakt van een vermindering van de verkoopprijs uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest met het oog op de waarborg van de verkoper overeenkomstig de artikelen 1637 en 1644 van het Burgerlijk Wetboek, mits uit de beslissing blijkt dat de overeenkomst dateert van niet meer dan een jaar vóór een eis die hoofdzakelijk of subsidiair is gegrond op die bepalingen, zelfs als is die bij een onbevoegd rechter ingesteld : de teruggave is gelijk aan het bedrag van de evenredige rechten betaald op het gedeelte van de aankoopprijs dat terugbetaald is door de verkoper of zijn rechthebbenden zonder dat die teruggave evenwel als gevolg kan hebben dat het evenredige recht betreffende de overdracht onder bezwarende titel van dat onroerend goed geheven wordt op een totale belastbare grondslag kleiner dan de verkoopwaarde van het onroerend goed rekening houdende met zijn werkelijke staat op het moment van de aankoop; »; 4° in hetzelfde lid worden de bepalingen onder 3° /2 en punt 3° /3 ingevoegd, luidend als volgt : « 3° /2.de evenredige rechten geheven overeenkomstig de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75, 109 tot 114, 131 tot 140octies wegens een overeenkomst waarvan de nietigverklaring, de vernietiging, de annulering of de ontbinding minnelijk is overeengekomen tussen de partijen op volgende voorwaarden : a. de overeenkomst tot nietigverklaring, vernietiging, annulering of ontbinding is ter registratie aangeboden uiterlijk op hetzelfde ogenblik als de aanvraag tot teruggave;b. de nietig verklaarde, vernietigde, geannuleerde of ontbonden overeenkomst is nog niet vastgesteld bij een authentieke akte;c. de nietig verklaarde, vernietigde, geannuleerde of ontbonden overeenkomst is niet meer dan één jaar vóór het sluiten van de overeenkomst tot nietigverklaring, vernietiging, annulering of ontbinding gesloten;3° /3.de evenredige rechten geheven overeenkomstig de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75, 109 tot 114, 131 tot 140octies wegens een overeenkomst waarvan de ontbinding voortvloeit uit de toepassing van een ontbindende voorwaarde van rechtswege op volgende voorwaarden : a. de vervulling van de ontbindende voorwaarde is vastgesteld in een akte getekend door alle partijen en ter registratie aangeboden uiterlijk op het ogenblik van de aanvraag tot teruggave;wanneer de ontbonden overeenkomst bij een authentieke akte vastgesteld is, moet de vervulling van de ontbindende voorwaarde ook bij een authentieke akte getekend door alle partijen vastgesteld worden; b. de ontbonden overeenkomst is niet meer dan één jaar vóór de datum van vervulling van de ontbindende voorwaarde gesloten;»; 5° het tweede lid wordt vervangen als volgt : « Behalve in het geval van het eerste lid, 3° /1, geschiedt de teruggaaf, in voorkomend geval, onder aftrekking van het algemeen vast recht.In de gevallen van de teruggaven bedoeld onder het eerste lid, 2°, 3°, 3° /2 en 3° /3 geschiedt de teruggaaf evenwel onder de enige aftrekking, in voor- komend geval, van het bijzonder vast recht van 10 euro bedoeld in artikel 159bis. ». Afdeling 4. - Aanpassing met betrekking tot de schenking van familiale

ondernemingen en de familiale vennootschappen

Art. 20.§ 1. Onderafdeling II van de afdeling XII van het hoofd- stuk IV van de titel I van het Wetboek der Registratie-, Hypotheek-, en Griffierechten, met als opschrift « Bijzondere bepalingen voor schenkingen van ondernemingen » en bevattende de artikelen 140bis tot 140octies, wordt vervangen door een onderafdeling II met hetzelfde opschrift, bevattende de artikelen 140/1 tot 140/6, luidende : « Onderafdeling II. - Bijzondere bepalingen voor schenkingen van ondernemingen

Artikel 140/1.§ 1. In afwijking van artikel 131, wordt van het schenkingsrecht vrijgesteld : 1° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom, het vruchtgebruik van de activa die door de schenker of zijn partner beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming.De vrijstelling is niet van toepassing op de verkrijging van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd; 2° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de Staten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap op het ogenblijk van de schenking voor ten minste 50 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie. In afwijking van het eerste lid moeten de aandelen van de vennootschap op het ogenblik van de schenking minstens voor 30 % in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie als hij en zijn familie aan één van de volgende voorwaarden voldoen : 1° hetzij samen met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van minstens 70 % van de aandelen van de vennootschap;2° hetzij samen met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van minstens 90 % van de aandelen van de vennootschap. Voor de toepassing van het tweede lid komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen, niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de schenker. § 2. Voor de toepassing van dit artikel, artikel 140/2 en artikel 140/3, wordt verstaan onder : 1° familiale onderneming : een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep dat door de schenker of zijn partner, al dan niet samen met anderen, persoonlijk wordt geëxploiteerd of uitgeoefend;2° familiale vennootschap : een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze activiteit of beroep uitoefent. Als de vennootschap aan het voorgaande niet beantwoordt, maar minstens 30% van de aandelen houdt van minstens één directe dochtervennootschap die aan die voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in één van de Staten van de Europese Economische Ruimte, wordt ze ook beschouwd als een familiale vennootschap.

Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben als blijkt uit de balans- posten van ofwel de goedkeurde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, 2 °, eerste lid, ofwel de goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, 2°, tweede lid, van minstens één van de drie boekjaren voorafgaand aan de datum van de schenking : a. dat de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of lager dan 1,50% uitmaken van de totale activa;en b. dat de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van het totale actief.De begiftigde kan het tegenbewijs daarvan leveren.

Voor de toepassing van de hiervoor vermelde omschrijving moet worden begrepen onder : a. bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaar- rekening.Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt onder « waarde » verstaan die welke opgenomen is onder de post waaruit alle kosten blijken die naar hun aard als kosten kunnen worden beschouwd voor de tewerkstelling van personeel in dienstverband; b. terreinen en gebouwen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening.Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt een soortgelijke post bedoeld die opgenomen is onder de post materiële vaste activa; c. totaal actief : de waarde, opgenomen onder de balanspost totaal van de activa van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening;3° aandelen : a.elk deelbewijs met stemrecht dat een deel van het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigt; b. de certificaten van aandelen, uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in één van de Staten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en waarvan de rechtspersoon de verplichting heeft om de dividenden en andere meerwaarden onmiddellijk en uiterlijk binnen één maand door te storten aan de certificaathouder;4° familie van de schenker of de aandeelhouder als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° : a.de partner van de schenker of aandeelhouder, waarbij het begrip partner voor de aandeelhouder op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker; b. de verwanten in rechte lijn van de schenker of aandeelhouder, alsook hun partner, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;c. de zijverwanten van de schenker of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun partners, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;d. de kinderen van broers en zussen van de schenker of aandeelhouder;5° partner : a.de persoon die op de dag van de schenking met de schenker is gehuwd; b. de persoon die zich op de dag van de schenking in de toestand van wettelijke samenwoning met de schenker bevindt, in de zin van boek III, titel Vbis, van het Burgerlijk Wetboek. § 3. Als een vennootschap met toepassing van paragraaf 2, 2°, tweede lid, als een familiale vennootschap wordt beschouwd, wordt de toepassing van de vrijstelling beperkt tot de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschapen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en die hun zetel van werkelijke leiding in één van de Staten van de Europese Economische Ruimte hebben. § 4. Voor de toepassing van de artikelen 140/1 tot 140/6, wordt de inbreng van activa in de familiale vennootschap en de beroepsmatige aanwending van activa in de familiale onderneming in het jaar dat de schenking voorafgaat, vermoed een niet aan de administratie tegenstelbare rechtshandeling te zijn, zoals bedoeld in artikel 18, paragraaf 2.

Artikel 140/2.§ 1. De vrijstelling, vermeld in artikel 140/1, § 1, eerste lid, 1°, wordt alleen behouden als de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld : 1° de activiteit van de familiale onderneming wordt zonder onderbreking voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking;2° de onroerende goederen die met toepassing van de vrij- stelling zijn overgedragen, worden niet hoofdzakelijk tot bewoning aangewend of bestemd gedurende een periode van drie jaar van de datum van de authentieke akte van schenking. § 2. De vrijstelling, vermeld in artikel 140/1, § 1, eerste lid, 2°, wordt alleen behouden als de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld : 1° de familiale vennootschap blijft gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 140/1, § 2, 2° ;2° de activiteit van de familiale vennootschap wordt zonder onderbreking voortgezet gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking en voor elk van de drie jaar wordt een jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening opgemaakt en in voorkomend geval gepubliceerd overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving van de lidstaat waar de maatschappelijke zetel gevestigd is op het ogenblik van schenking, die ook aangewend is ter verantwoording van de aangifte in de inkomstenbelasting. Ondernemingen of vennootschappen waarvan de maatschappelijke zetel buiten het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar binnen België ligt, moeten een jaar- rekening of geconsolideerd jaarrekening opmaken en in voorkomend geval publiceren overeenkomstig de vigerende boekhoudwetgeving in België op de datum van de authentieke akte van schenking; 3° het kapitaal daalt niet gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking door uitkeringen of terugbetalingen;4° de zetel van de werkelijke leiding van de vennootschap wordt niet overgebracht naar een Staat die geen deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte gedurende drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking.

Artikel 140/3.De vrijstelling vermeld in artikel 140/1 is alleen van toepassing als de volgende voorwaarden cumulatief zijn vervuld : 1° de schenking van de activa of aandelen van de familiale onderneming of vennootschap wordt vastgesteld bij authentieke akte;2° de onderstaande formaliteiten zijn nageleefd : a.de partijen verklaren in de akte of in een vermelding onderaan op de akte dat ze de toepassing vragen van artikel 140/1; b. als de schenking ook andere goederen omvat dan de goederen, vermeld in artikel 140/1, § 1, geven ze nauwkeurig aan voor welke van de geschonken goederen die deel uitmaken van de familiale onder- neming of van het aandelenpakket van de familiale vennootschap, de toepassing van de vrijstelling gevraagd wordt, en voor welke van de geschonken goederen geen toepassing van de vrijstelling gevraagd wordt.Daarnaast moet melding gemaakt worden van : 1. de benaming en het ondernemingsnummer van de familiale onderneming of familiale vennootschap waarvoor de vrijstelling gevraagd wordt;2. hetzij de activa van de familiale onderneming met een duidelijke omschrijving en verwijzing naar de boekhouding en, als het onroerende goederen betreft, de vermelding of ze al dan niet hoofdzakelijk voor bewoning worden aangewend of zijn bestemd, hetzij het aantal aandelen en de precieze aard van alle aandelen van een familiale vennootschap met enerzijds de vermelding van het aantal aandelen dat in het bezit was van de schenker en van andere bij naam te noemen medeaandeelhouders, en anderzijds de aard van het zakelijk recht dat de schenker en andere bij naam te noemen personen bezitten. Als de bescheiden, vermeld in het tweede lid, worden bezorgd met een aangetekende brief, geldt de datum van de poststempel op het verzendingsbewijs als datum van de indiening.

Artikel 140/4.Voor de toepassing van artikel 140/1 en artikel 140/5, § 1, 2°, moet de aanwending of de bestemming van een onroerend goed worden nagegaan per kadastraal perceel of per gedeelte van een kadastraal perceel als dat gedeelte ofwel een afzonderlijk huisvesting is, ofwel een productie- of activiteitenafdeling is die afzonderlijk kan werken, ofwel een eenheid is die van de andere goederen of delen die het perceel vormen, kan worden afgezonderd.

Artikel 140/5.§ 1. Na verloop van een termijn van drie jaar vanaf de datum van de authentieke akte van schenking controleert de door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangeduide ambtenaar of de voorwaarden, gesteld voor het behoud van de vrijstelling, vervuld zijn. Deze laatste brengt de bevoegde ontvanger op de hoogte. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering stelt de modaliteiten vast van deze op de hoogte stelling.

Bij niet-vervulling van de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, wordt het schenkingsrecht geacht verschuldigd te zijn, berekend tegen het tarief, vermeld in artikel 131, zonder toepassing van de vrijstelling.

Bij niet-vervulling van de voorwaarde, vermeld in artikel 140/2, § 2, 3°, is het schenkingsrecht evenredig verschuldigd tegen het tarief vermeld in artikel 131, zonder toepassing van de vrijstelling. § 2. Als de voorwaarden, gesteld tot behoud van de vrijstelling, niet langer vervuld zijn, wordt het schenkings- recht geacht verschuldigd te zijn, berekend tegen het tarief, vermeld in artikel 131, zonder toepassing van de vrijstelling.

Bij niet-vervulling van de voorwaarden, vermeld in artikel 140/2, § 2, 3°, is het schenkingsrecht evenredig verschuldigd tegen het tarief, vermeld in artikel 131, zonder toepassing van de vrijstelling.

Artikel 140/6.§ 1. Het attest uitgereikt door ambtenaar die is aangeduid door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering en waarin bevestigd wordt dat voldaan is aan de gestelde voorwaarden wordt voorgelegd op het moment van de registratie van de schenkingsakte. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de modaliteiten waaronder dit attest aangevraagd, gecontroleerd en verstrekt wordt.

Indien dit attest niet wordt ingediend voordat de rechten opeisbaar zijn, moeten deze rechten tegen het normale tarief worden berekend. In dat geval zijn de rechten geheven omdat partijen het attest waarvan sprake in deze paragraaf niet voorlegden, vatbaar voor teruggave op de wijze voorzien in artikel 209 wanneer dit attest neergelegd wordt bij de ontvanger binnen het jaar na de betaling van de belasting. § 2. De begiftigden die de vrijstelling hebben genoten als bedoeld in de artikelen 140/1, 140/2 en 140/3 moeten daarenboven : 1° voor de vijfhonderdste dag die volgt op de datum van de authentieke akte van schenking een attest bezorgen dat werd afgeleverd door de daartoe door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangestelde ambtenaar en dat bevestigt dat de vereiste voorwaarden vervuld waren gedurende de eerste driehonderdvijfenzestig dagen die op de datum van de authentieke akte van schenking volgden;2° voor de achthonderd vijfenzestigste dag die volgt op de datum van de authentieke akte van schenking een attest bezorgen dat werd afgeleverd door de daartoe door de Brusselse Hoofdstedelijke Regering aangestelde ambtenaar en dat bevestigt dat de vereiste voorwaarden vervuld waren gedurende tussen de driehonderd zesenzestigste dag en de zevenhonderd dertigste dag die op de datum van de authentieke akte van schenking volgden. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering bepaalt de modaliteiten van de aanvraag, de controle en de aflevering van de voornoemde attesten.

In geval de begiftigden één van de voornoemde verplichtingen niet naleven, wordt het schenkingsrecht geacht verschuldigd te zijn, berekend tegen het tarief, vermeld in artikel 131, zonder toepassing van de vrijstelling. ». § 2. Elke vermelding van 140bis in het Wetboek der registratie-, hypotheek-, en griffierechten, dient te worden gelezen als vermelding van artikel 140/1 en volgende.

Art. 21.Voor de toepassing van deze afdeling, bezorgt de Regering het Parlement jaarlijks een evaluatierapport over de begrotings- en economische impact van de wijzigingen van het verminderd tarief dat van toepassing is op de schenkingen van familiebedrijven en familiale vennootschappen.

Dat rapport houdt rekening met een algemene evaluatie van de schenkingen van familiebedrijven en familiale vennootschappen die in de loop van de jongste vijf jaar het verminderd tarief hebben genoten en heeft betrekking op de naleving van de in artikel 140/2 van het Wetboek van registratie-, hypotheek en griffierechten bedoelde voorwaarden alsook op het aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdsequivalenten, dat van jaar tot jaar in het bedrijf of de vennootschap behouden blijft. HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het Wetboek van de met inkomstenbelastingen gelijkgestelde belastingen

Art. 22.In artikel 98, § 1, van het Wetboek van de met inkom- stenbelastingen gelijkgestelde belastingen, wordt aan het einde van punt « B. Luchtvaartuigen zoals omschreven in artikel 94 », een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De belasting wordt vastgesteld op 61,50 euro voor de paramotoren en de op afstand bestuurde luchtvaartuigen, met uitzondering van de paramotoren en de op afstand bestuurde luchtvaartuigen die worden geacht in het verkeer te zijn gesteld door vennootschappen, autonome overheids- bedrijven of verenigingen zonder winstgevend doel, met leasingactiviteiten. ». HOOFDSTUK V. - Wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 Afdeling 1. - Aanpassing met betrekking tot het fiscale statuut van de

dienstencheques

Art. 23.Het tweede lid van artikel 14523, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt opgeheven.

In het laatste lid van dezelfde paragraaf wordt het woord « evenmin » vervangen door het woord « niet ». Afdeling 2. - Aanpassing met betrekking tot de belastingverminderingen

voor de eigen woning

Art. 24.In de onderafdeling IIoctodecies van de eerste afdeling van het hoofdstuk III van de titel II van hetzelfde Wetboek wordt voor artikel 14537 een artikel 14536bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « De artikelen 14537, 14539, 14543, 14544 en 14545 zijn slechts van toepassing indien aan volgende cumulatieve voorwaarden voldaan is : 1° de lening of het contract dat het recht op de termijnen en de waarde van ermee gelijkgestelde lasten met betrekking tot de aanschaffing van een recht op erfpacht, van opstal of van gelijkaardige onroerende rechten bedoeld in artikel 14543 doet ontstaan, werd aangegaan vóór 1 januari 2017;2° de belastingplichtige heeft, voor de aankoop van zijn eigen woning, niet genoten van de vermindering van de belastbare grondslag voorzien in artikel 46bis van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, zoals dit werd gewijzigd door artikel 14 van de ordonnantie van (datum) houdende het tweede deel van de fiscale hervorming.». Afdeling 3. - Aanpassing van het tarief van de onroerende voorheffing

verschuldigd op materieel en outillage en de opheffing van het belastingkrediet met betrekking tot de onroerende voorheffing verschuldigd voor het materieel en outillage

Art. 25.Het derde, vierde en vijfde lid van artikel 255 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de ordonnantie van 8 december 2005, worden vervangen door : « Zij bedraagt voor materieel en outillage als bedoeld in artikel 471, § 3, 0 pct. ».

Art. 26.Artikel 260bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de ordonnantie van 8 december 2005, wordt opgeheven. Afdeling 4. - Afschaffing van de kwijtschelding of proportionele

vermindering van de onroerende voorheffing voor leegstand en improductiviteit

Art. 27.In artikel 257 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « 4° kwijtschelding of proportionele vermindering van de onroerende voorheffing voor zover het belastbare kadastraal inkomen ingevolge artikel 15 kan worden verminderd. » opgeheven. De puntkomma die voorafgaat wordt vervangen door een punt. HOOFDSTUK VI. - Opheffing van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de onroerende voorheffing

Art. 28.De ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de onroerende voorheffing, gewijzigd door de ordonnantie van 13 april 1995 en door de ordonnantie van 22 december 1995, wordt opgeheven. HOOFDSTUK VII. - Wijziging van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit

Art. 29.In de eerste paragraaf van het artikel 5 van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit : 1° wordt het bedrag « 750,00 EUR » vervangen door het bedrag « 1.875,00 EUR »; 2° wordt het bedrag van « 250,00 EUR » vervangen door het bedrag « 625,00 EUR ». HOOFDSTUK VIII. - Wijziging van de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Art. 30.In de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt, in titel II, na artikel 30/2, een artikel 30/3 ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 30/3.Indien een bedrag verschuldigd aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of aan een openbare instelling of inrichting van dit Gewest, niet tijdig wordt betaald, kan de door de Regering aangeduide ambtenaar van de fiscale administratie een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard. ». HOOFDSTUK IX. - Wijziging van de ordonnantie van 15 december 2014 betreffende de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting

Art. 31.Artikel 2 van de ordonnantie van 15 december 2014 betreffende de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting, wordt vervangen als volgt : « § 1. Voor de toepassing van titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en onverminderd de toepassing van artikel 54 van dezelfde bijzondere wet, wordt het aantal opcentiemen op de gereduceerde belasting Staat door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vastgesteld door toepassing van de volgende formule : [ 100/(100 - f) ] x [ 99,5 - (100 - f) ] Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op het hogere duizendste. § 2. Voor de toepassing van de voorgaande paragraaf, is de variabele f gelijk aan de waarde van de autonomiefactor, bedoeld in de eerste paragraaf van artikel 5/2 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.

De termen « gereduceerde belasting Staat » en « opcentiemen » hebben voor de toepassing van deze ordonnantie de betekenis die hen wordt gegeven in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. ».

Art. 32.Artikel 3 van dezelfde ordonnantie wordt opgeheven. HOOFDSTUK X. - Wijziging van de ordonnantie van 18 december 2015 houdende het eerste deel van de fiscale hervorming

Art. 33.Het hoofdstuk 6 van de ordonnantie van 18 december 2015 houdende het eerste deel van de fiscale hervorming wordt ingetrokken.

Art. 34.In artikel 13 van dezelfde ordonnantie, wordt een tweede lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het vorige lid, blijft het artikel 14530 van toepassing voor de uitgaven gedaan vóór 1 januari 2016. ». HOOFDSTUK XI. - Premie ten bate van personen die houder zijn van een zakelijk recht op een onroerend goed gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarin zij en hun gezin gedomicilieerd zijn

Art. 35.In het kader van de toepassing van dit hoofdstuk, dienen de hierna opgesomde begrippen als volgt te worden begrepen : 1° gezin : a.ofwel het geheel van de personen die, overeenkomstig artikel 3, 9° van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, deel uitmaken van eenzelfde gezin; b. ofwel een persoon die als alleenstaande is ingeschreven in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister;2° gedomicilieerd zijn in een onroerend goed : ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister in dat onroerend goed;3° houder van een zakelijk recht op een onroerend goed : de volle eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker van het betrokken onroerend goed;4° premie : premie ten bate van personen die houder zijn van een zakelijk recht op een onroerend goed gelegen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarin zij en hun gezin gedomicilieerd zijn;5° referentiepersoon van een gezin : het lid van een gezin dat, met toepassing van artikel 1, 9° van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, als zodanig is opgenomen in het Rijksregister.

Art. 36.§ 1. Indien ten minste één lid van een gezin houder is van een zakelijk recht op een onroerend goed waarin hij en zijn gezin gedomicilieerd zijn, dan is een jaarlijkse premie van 120 euro verschuldigd.

Indien meerdere leden van één gezin houder zijn van een zakelijk recht op het onroerend goed waarin ze gedomicilieerd zijn, zal de bovengenoemde premie slechts één keer verschuldigd zijn.

Deze premie is slechts verschuldigd in zoverre voor het betrokken onroerend goed onroerende voorheffing verschuldigd is. § 2. Indien de referentiepersoon van het gezin houder is van een zakelijk recht op het onroerend goed waarin het gezin gedomicilieerd is, dan moet de uitbetaling van overeenkomstig paragraaf 1 verschuldigde premie aan deze persoon gebeuren.

Indien de referentiepersoon van het gezin geen houder is van een zakelijk recht op het onroerend goed waarin het gezin gedomicilieerd is, dan moet de uitbetaling van de overeenkomstig paragraaf 1 verschuldigde premie gebeuren aan : 1° indien er maar één lid van het gezin houder is van een zakelijk recht op het betrokken onroerend goed : het enige lid van dit gezin dat houder is van een zakelijk recht op het betrokken onroerend goed;2° indien meerdere leden van het gezin houder zijn van een zakelijk recht op het betrokken onroerend goed en één van hen een groter aandeel heeft in het onroerend goed dan alle anderen : het lid van het gezin dat houder is van het grootste aandeel van het zakelijk recht op het betrokken onroerend goed;3° indien meerdere leden van het gezin houder zijn van een zakelijk recht op het onroerend goed en geen van hen een groter aandeel heeft dan alle anderen : aan de oudste van de leden van het gezin die het hoogste aandeel hebben van het zakelijk recht op het onroerend goed. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten en de procedures volgens welke wordt vastgesteld of de premie verschuldigd is en aan wie deze zal worden uitbetaald.

De Regering stelt daarnaast ook de modaliteiten en de procedures vast betreffende de uitbetaling van deze premie. § 4. Voor de toepassing van dit artikel moet worden uitgegaan van de toestand zoals deze bestond op 1 januari van het jaar waarvoor de premie verschuldigd is.

Art. 37.§ 1. Indien blijkt dat de beslissing tot toekenning van de premie gebeurde op basis van foutieve gegevens, dan kan de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaar ertoe overgaan om deze premie in te trekken.

Indien hij overweegt om dit te doen, dan moet hij de persoon aan wie de premie werd toegekend hiervan per post op de hoogte brengen.

De persoon aan wie de premie werd toegekend heeft dan 30 dagen, te rekenen vanaf de zevende dag na de versturing van de in voorgaand lid vermelde brief, de tijd om zijn eventuele opmerkingen schriftelijk over te maken.

Na het verstrijken van deze periode van 30 dagen kan de voornoemde ambtenaar de beslissing nemen tot intrekking van de premie.

Deze beslissing wordt aan de persoon aan wie de premie werd toegekend per post meegedeeld. § 2. De beslissing tot intrekking van de premie bevat desgevallend ook een verzoek om de ontvangen premie terug te storten binnen twee maanden, te rekenen vanaf de dag na de dag waarop de persoon aan wie de premie werd uitbetaald er vermoedelijk kennis heeft van kunnen nemen. Dit wil, tot bewijs van tegendeel, zeggen vanaf de zevende dag volgend op de datum van verzending van de beslissing tot intrekking aan de persoon aan wie de premie werd uitbetaald, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk.

Indien de terugbetaling van het volledige bedrag van de premie niet binnen voornoemde termijn gebeurt, vaardigt de daartoe door de Regering aangewezen ambtenaar een dwangbevel uit. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door dezelfde ambtenaar geviseerd en uitvoerbaar verklaard.

Het dwangbevel wordt betekend bij gerechtsdeurwaarderexploot of genotificeerd bij aangetekende zending of elektronisch aangetekende zending.

Art. 38.De door de Regering daartoe gemachtigde ambtenaar kan een administratieve geldboete van 1.000 euro opleggen aan elke persoon aan wie de in artikel 36 bedoelde premie ten onrechte werd uitbetaald indien kan worden aangetoond dat deze persoon op bedrieglijke wijze handelde of dat hij gelogen heeft, in het kader van het bekomen van de uitbetaling van deze premie. HOOFDSTUK XII. - Inwerkingtreding

Art. 39.Hoofdstuk II treedt in werking op 1 januari 2017. Het is van toepassing op nalatenschappen die openvallen vanaf 1 januari 2017.

Art. 40.§ 1. Afdeling 1 van hoofdstuk III treedt in werking op 1 januari 2017.

Deze afdeling is evenwel niet van toepassing voor wat betreft de registratierechten verschuldigd voor verkoop- akten waarvan het verlijden plaatsvond vóór 1 januari 2017 of die een dagtekening hebben ten aanzien van derden die aan deze dag voorafgaat.

Zij is evenmin van toepassing wanneer minstens één van de verkrijgers voldoet aan de voorwaarden om, voor het aanslagjaar dat aanvangt in het jaar van de registratie, één van de verminderingen bedoeld in de artikelen 14537 tot en met 14546 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 te genieten en dat dit voordeel verbonden is met de aankoop van een zakelijk recht op een onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk tot bewoning aangewend of bestemd wordt. Voor de toepassing van de voorgaande zin wordt iedere persoon die in werkelijkheid voor het betrokken aanslagjaar op geen enkel moment de toepassing gevraagd heeft van één van de verminderingen bedoeld in de artikelen 14537 tot en met 14546 van het Wetboek van de inkom- stenbelastingen 1992, met name in zijn fiscale aangifte in het kader van de inkomstenbelasting, beschouwd als niet aan de voorwaarden voldoende om ervan te genieten, waarbij ermee rekening gehouden wordt dat tot op de dag van de fiscale aangifte in de inkomstenbelastingen en behoudens indien de persoon die zich op dit vermoeden wil beroepen over ten minste één strijdige informatie beschikt, wordt vermoed dat iedere persoon die, in of onderaan het document dat aanleiding geeft tot de heffing van het evenredig registratierecht of in een bij dat document gevoegd en ondertekend geschrift op eer verklaart dat hij de toepassing van de verminderingen bedoeld in de artikelen 14537 tot en met 14546 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 verbonden aan de aankoop van een zakelijk recht op een onroerend goed dat tot bewoning aangewend of bestemd wordt, voor de aanslagjaren opgenomen in deze verklaring, op geen enkel moment gevraagd heeft of zal vragen en dat hij erover zal waken om zo snel mogelijk elk element dat hem ter kennis wordt gebracht of zou worden gebracht en dat er aanleiding toe zou kunnen geven dat hem dergelijke vermindering zou worden toegekend, zich conform deze verklaring heeft gedragen of zal gedragen. Indien in werkelijkheid de verhoging van het abattement voorzien in afdeling 1e van hoofdstuk III werd toegepast en de verkrijgers genoten hebben van of zullen genieten van één van de verminderingen bedoeld in de artikelen 14537 tot 14546 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 verbonden aan de aankoop van een zakelijk recht op een onroerend goed dat geheel of gedeeltelijk bestemd of geaffecteerd is voor de huisvesting, zijn de verkrijgers hoofdelijk gehouden tot de betaling van de bijkomende rechten op een bedrag gelijk aan de verhoging van het abattement. § 2. Afdeling 2 van hoofdstuk III treedt in werking op 1 januari 2017. § 3. Afdeling 3 van hoofdstuk III is van toepassing alle overeenkomsten onderworpen aan de evenredige rechten bedoeld in de artikelen 44 tot 71, 72, tweede lid, 74 en 75, 109 tot 114, 131 tot 140octies van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten die niet vóór de datum van bekendmaking van deze ordonnantie in hetBelgisch Staatsblad zijn gesloten. § 4. Afdeling 4 van hoofdstuk III treedt in werking op 1 januari 2017.

Art. 41.Hoofdstuk IV heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2016.

Art. 42.Afdeling 1 van hoofdstuk V is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2018. Afdeling 2 van hoofdstuk V treedt in werking de dag van bekendmaking

van deze ordonnantie in het Belgisch Staatsblad en uiterlijk op 1 januari 2017. Afdeling 3 van hoofdstuk V is van toepassing vanaf het belastingjaar

2017. Afdeling 4 van hoofdstuk V is van toepassing vanaf het belastingjaar

2017.

Art. 43.Hoofdstuk VI is van toepassing vanaf het belastingjaar 2017.

Art. 44.Hoofdstuk VII is van toepassing vanaf het belastingjaar 2017.

Art. 45.Hoofdstuk IX is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2018.

Art. 46.Artikel 34 is van toepassing vanaf het aanslagjaar 2017.

Art. 47.Hoofdstuk XI is van toepassing vanaf het jaar 2016.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in hetBelgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 12 december 2016.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota (1)Gewone zitting 2016-2017.

Documenten van het Parlement. - Ontwerp van ordonnantie, A-429/1. - Verslag, A-429/2. - Amendement na verslag, A-429/3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 9 december 2016.

^