Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 08 mei 2014
gepubliceerd op 17 juni 2014

Ordonnantie tot wijziging van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2014031464
pub.
17/06/2014
prom.
08/05/2014
ELI
eli/ordonnantie/2014/05/08/2014031464/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 MEI 2014. - Ordonnantie tot wijziging van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :

Artikel 1.Onderhavige ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.In titel I, hoofdstuk I, van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening wordt een artikel 4/2 ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 4/2.De krachtens onderhavig Wetboek bevoegde overheden zullen speciale aandacht besteden aan de gevolgen van de handelsvestigingsprojecten met een netto handelsoppervlakte groter dan 400 vierkante meter, en dit met name wat betreft de bescherming van de consument, de veiligheid, de gezondheidsrisico's op de plaatsen en in de omgeving, de omstandigheden voor het verkeer, de bereikbaarheid en het parkeren, alsook de integratie van dergelijke projecten in hun stedelijke omgeving.

Onder het begrip handelsvestiging moet verstaan worden : 1° een project van nieuwbouw dat de vestiging voorziet van een handelszaak, met uitzondering van groothandel;2° een project van handelsgeheel, met uitzondering van groothandel, dit wil zeggen, een geheel van handelszaken die zich al dan niet in afzonderlijke gebouwen bevinden en waarvan al dan niet één en dezelfde persoon de promotor, de eigenaar of de uitbater is, die zich op eenzelfde plaats bevinden en die van rechtswege of feitelijk met elkaar verbonden zijn, in het bijzonder op financieel, commercieel of materieel gebied of die het voorwerp zijn van een procedure in gezamenlijk overleg op het gebied van een stedenbouwkundige vergunning;3° een uitbreidingsproject van een handelszaak of van een handelsgeheel, met uitzondering van groothandel, dat reeds een netto handelsoppervlakte van 400 vierkante meter heeft bereikt of die zal overschrijden door de uitvoering van het project;4° een project voor de exploitatie van een of meerdere handelszaken of van een handelsgeheel, met uitzondering van groothandel, in een bestaand gebouw dat niet voor een handelsactiviteit bestemd was;5° een project van belangrijke wijziging van de handelsactiviteit in een gebouw dat reeds voor commerciële doeleinden bestemd is, met uitzondering van groothandel. Onder « netto handelsoppervlakte » moet verstaan worden : de oppervlakte bestemd voor verkoop of levering van diensten, die voor het publiek toegankelijk is, met inbegrip van de niet-overdekte oppervlakten, de kassazones, de zones die zich achter de kassa's bevinden en de inkomruimte indien deze ook worden aangewend om waren uit te stallen of te verkopen. In geval van uitbreiding is de netto handelsoppervlakte die voor de toepassing van dit artikel in aanmerking genomen moet worden, de totale oppervlakte na verwezenlijking van het project van handelsvestiging.

Art. 3.Artikel 9 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : «

Art. 9.§ 1. Voor elke gemeente van het Gewest wordt een overlegcommissie opgericht.

Haar advies is in de volgende gevallen vereist : 1° voorafgaandelijk aan de goedkeuring van een bijzonder bestemmingsplan, een onteigeningsplan dat ter uitvoering van een dergelijk plan wordt opgesteld en een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening;2° voorafgaandelijk aan de uitreiking van een stedenbouwkundige vergunning, een verkavelingsvergunning of een stedenbouwkundig attest, telkens dit bij verordening of bij een plan is voorzien, of wanneer deze vergunnings- of attestaanvragen aan de in artikelen 150 en 151 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking werden onderworpen;3° wanneer de Regering, de gemachtigde ambtenaar of het college van burgemeester en schepenen de overlegcommissie om advies vraagt over alle kwesties die betrekking hebben op de plaatselijke ruimtelijke ordening, andere dan die met betrekking tot de uitwerking van plannen en verordeningen en het onderzoek van aanvragen voor vergunningen.Ze kan bovendien dienaangaande alle nuttige voorstellen formuleren. § 2. De Regering bepaalt de samenstelling, de organisatie en de werkingsregels van de overlegcommissies, alsook, in voorkomend geval, bepaalde adviescriteria door de volgende principes toe te passen : 1° de vertegenwoordiging van de gemeenten;2° de vertegenwoordiging van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij van Brussel;3° wanneer de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op handelingen en werken als bedoeld in artikel 98, § 1, 13° of wanneer de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft op de oprichting (met inbegrip van de wijzigingen van gebruik) of de uitbreiding van een handelszaak onderworpen aan speciale regelen van openbaarmaking, de vertegenwoordiging van het bestuur Economie en Werkgelegenheid;4° de aanwijzing, naast het bestuur van de stedenbouw en de ruimtelijke ordening evenals van het gewestelijk bestuur Uitrusting en Vervoer, van de betrokken gewestelijke besturen als leden van de commissies;5° het horen van de natuurlijke of rechtspersonen die erom vragen tijdens het openbaar onderzoek;6° de onthouding van de leden van de overlegcommissies over de vergunnings- of attestaanvragen die uitgaan van het orgaan dat zij vertegenwoordigen met uitzondering van de ambtenaren van het bestuur Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening;7° de terbeschikkingstelling aan de bevolking van een register met de notulen van de vergaderingen en met de door de commissies uitgebrachte adviezen;8° de overlegcommissie wordt door het Gewest voorgezeten wanneer de aanvraag betrekking heeft op een project van gewestelijk belang inzake mobiliteit.Is een project van gewestelijk belang inzake mobiliteit, de handelingen en werken betreffende het wegennet en de openbare ruimte, zoals omschreven in artikel 4/1, waarvan het belang het louter gemeentelijk belang en het grondgebied van één enkele gemeente overstijgt of om het even welk project dat als zodanig in het gewestelijk mobiliteitsplan wordt aangegeven. ».

Art. 4.Titel IV van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : « TITEL IV - Vergunning, attest en verklaring »

Art. 5.In artikel 98, § 1, van hetzelfde Wetboek, wordt een 13° toegevoegd, luidend als volgt : « 13° op aanzienlijke wijze de handelsactiviteit wijzigen in een gebouw dat reeds voor handelsdoeleinden bestemd is, met uitzondering van groothandel, met een netto handelsoppervlakte (zoals gedefinieerd in artikel 4/2) van meer dan 400 vierkante meter.

Onder « handelsactiviteit » moet er zowel begrepen worden het assortiment van verkochte goederen als de soort of het gamma van goederen en/of geleverde diensten of de geëxploiteerde oppervlakte, zoals deze elementen uit de voorheen voor de handelszaak uitgereikte vergunningen voortvloeien.

De Regering kan de lijst met criteria bepalen waarmee rekening gehouden moet worden om het belang van een wijziging van een handelsactiviteit vast te stellen.

Onverminderd de andere ontstaansfeiten van vergunningen bedoeld in dit artikel, is een wijziging met als enig voorwerp een uitbreiding van de netto handelsoppervlakte met minder dan 20 %, met een plafond van 300 vierkante meter, ten opzichte van de netto handelsoppervlakte omschreven in de laatste vergunning voor handelsvestiging uitgereikt voor de handelszaak in kwestie, krachtens de wet van 29 juni 1975 betreffende de handelsvestigingen of van de wet van 13 augustus 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/08/2004 pub. 05/10/2004 numac 2004011378 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de vergunning van handelsvestigingen sluiten betreffende de vergunning van handelsvestigingen, of in de eerste stedenbouwkundige vergunning uitgereikt na 1 juli 2014, op zichzelf, geen « belangrijke » wijziging van de handelsactiviteit, op voorwaarde, trouwens, dat de bestaande handelsactiviteit gehandhaafd blijft. ».

Art. 6.Artikel 99 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : «

Art. 99.De notaris vermeldt in alle akten van verkoop of van verhuring voor meer dan negen jaar, van een bebouwd of onbebouwd goed, alsmede in akten van vestiging van erfpacht of van opstal, alle stedenbouwkundige inlichtingen ingewonnen in toepassing van artikel 275 en de verklaring van de verkoper, van de verhuurder of van de erfpacht- of opstalgever, hetzij dat voor het goed een stedenbouwkundige vergunning is verleend of een stedenbouwkundig attest dat laat voorzien dat een dergelijke vergunning zou kunnen worden verkregen of een stedenbouwkundige verklaring als bedoeld in artikel 205/1, hetzij, bij ontstentenis van die vergunning, dat attest of deze verklaring, dat geen verzekering kan worden gegeven omtrent de mogelijkheid om op het goed een van de werken, handelingen en wijzigingen bedoeld in artikel 98, § 1, en in artikel 205/1 te verrichten.

Hij vermeldt bovendien dat geen van de werken, handelingen en wijzigingen bedoeld in artikel 98, § 1, en 205/1 mogen worden verricht op het goed waarop de akte betrekking heeft, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verkregen of de voorafgaande stedenbouwkundige verklaring niet gedaan is.

De onderhandse akten waarin die verrichtingen worden vastgesteld, bevatten dezelfde verklaring. ».

Art. 7.Artikel 104 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : «

Art. 104.Bij verdeling van een goed waarvoor geen verkavelingsvergunning is afgegeven, wordt door de notaris het plan van de verdeling alsmede een attest waarin de aard van de akte en de in de akte te vermelden bestemming van de kavels nader wordt aangegeven, meegedeeld aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gemachtigde ambtenaar en dit twintig dagen vóór de datum die voor de openbare verkoping of voor de ondertekening van de akte is vastgesteld.

Het college van burgemeester en schepenen en de gemachtigde ambtenaar geven eventueel, ter inlichting, kennis van hun opmerkingen. Deze moeten in de akte worden vermeld, alsook een verklaring van de verdeler dat voor de verdeling geen verkavelingsvergunning of stedenbouwkundige vergunning of een stedenbouwkundige verklaring werd afgegeven en, behoudens overlegging van een stedenbouwkundig attest dat laat voorzien dat een dergelijke vergunning zou kunnen worden verkregen, dat hij geen enkele verbintenis aangaat betreffende de mogelijkheid om een van de handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 98, § 1, en in artikel 205/1 op het goed te verrichten.

De notaris vermeldt bovendien in de akte dat geen van de handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 98, § 1, en in artikel 205/1 mogen worden verricht op het goed waarop de akte betrekking heeft, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verkregen of de voorafgaande stedenbouwkundige verklaring niet is gedaan.

De onderhandse akten waarin die verrichtingen worden vastgelegd, bevatten dezelfde verklaring.

Dit artikel geldt voor alle akten van eigendomsoverdracht of eigendomsverklaring, genot, erfpacht of opstal, van een ongebouwd gedeelte van een goed, met uitzondering van de akten waarbij een landpacht wordt geregeld. ».

Art. 8.Artikel 108 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : «

Art. 108.De notaris geeft aan de partijen kennis van de akte van verdeling en van het bestek der verkaveling, van de bepalingen der verkavelingsvergunning, alsook, in voorkomend geval, van de wijzigingsbepalingen. Hij maakt in de akte van verkoop, van verhuring, van erfpacht of opstal melding van die kennisgeving, alsook van de datum van de vergunning.

Hij vermeldt ook in de akte dat geen van de handelingen, werken en wijzigingen bedoeld in artikel 98, § 1, en in artikel 205/1 mogen worden verricht op het goed waarop de akte betrekking heeft, zolang de stedenbouwkundige vergunning niet is verkregen of de voorafgaande stedenbouwkundige verklaring niet is gebeurd. De onderhandse akten waarin die verrichtingen worden vastgelegd, bevatten dezelfde vermeldingen. ».

Art. 9.In titel IV van hetzelfde Wetboek wordt een hoofdstuk V toegevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK V. - De stedenbouwkundige verklaring

Art. 205/1.§ 1. Wordt onderworpen aan een voorafgaandelijke stedenbouwkundige verklaring elk project van nieuwbouw dat de vestiging van een handelszaak voorziet alsook elk project van wijziging of uitbreiding van de handelsactiviteit binnen een gebouw dat reeds voor handel bestemd is of van oprichting van een nieuwe handelszaak binnen een gebouw bestemd voor een andere functie dan handel.

Dit artikel is niet van toepassing op de groothandel.

Deze verklaring geldt niet als stedenbouwkundige vergunning voor de handelingen en werken waarvoor een dergelijke vergunning vereist is. § 2. De verklaring gebeurt door middel van een formulier gericht aan het college van burgemeester en schepenen, per aangetekende brief of per drager.

De Regering bepaalt de inhoud en het model van het formulier van verklaring.

Zodra het college van burgemeester en schepenen de stedenbouwkundige verklaring ontvangt, reikt het een afgiftebewijs uit. § 3. Wanneer de aangifte niet volledig is, verwittigt het college van burgemeester en schepenen de aanvrager hiervan, per aangetekend schrijven, binnen de twintig dagen van de ontvangst van de aangifte, waarbij de ontbrekende documenten of inlichtingen worden aangeduid. In het geval van een onvolledig dossier, beschikt de aangever over een termijn van vijftien dagen te tellen vanaf de dag na ontvangst van de aangetekende brief, om de ontbrekende documenten of inlichtingen in te dienen. Bij ontstentenis voor de aangever om deze inlichtingen binnen de vijftien dagen te verstrekken, wordt de aangifte als onvolledig beschouwd.

Binnen de vijf dagen van ontvangst van de aanvullende documenten of inlichtingen, licht het college van burgemeester en schepenen de aangever, per aangetekend schrijven, in over het al dan niet volledige karakter van de aangifte. Wanneer bij het verstrijken van deze termijn, de aangifte als onvolledig wordt beschouwd, moet de aangifteprocedure volledig opnieuw begonnen worden.

Bij gebrek aan kennisgeving door het college van burgemeester en schepenen, van onvolledig dossier binnen de twintig dagen na ontvangst van de aangifte of, in voorkomend geval, vijf dagen na ontvangst van de aanvullende documenten en inlichtingen, wordt de aangifte als volledig beschouwd.

Wanneer de aangifte als volledig wordt beschouwd, stuurt het college van burgemeester en schepenen een kopie aan de administraties en instanties waarvan de Regering de lijst opstelt. § 4. In het geval van aangifte met betrekking tot een project dat niet aan stedenbouwkundige vergunning onderworpen is, moet de aangifteprocedure volledig herbegonnen worden wanneer de aangever de aangegeven akte niet binnen een termijn van zes maanden na de datum als bedoeld onder § 3 heeft uitgevoerd. ».

Art. 10.Artikel 278, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen door hetgeen volgt : « De gemeenten zijn ertoe gehouden informatie te verstrekken over de ingediende attest- en vergunningsaanvragen en over de inhoud van de verleende vergunningen en attesten, alsook over de inhoud van de stedenbouwkundige verklaringen die in overeenstemming met artikel 205/1 werden ingediend. ».

Art. 11.In artikel 275 van hetzelfde Wetboek wordt het derde lid vervangen door de volgende bepaling : « De gemeenten zijn bovendien verplicht iedere houder van een zakelijk recht op een onroerend goed, alle personen die deze houder machtigt of een mandaat geeft, evenals iedere persoon die een rol speelt bij de overdracht van een onroerend goed de volgende informatie mee te delen met betrekking tot de situatie van het goed, gelet op de administratieve gegevens waarover zij beschikken : 1° de datum en het opschrift van de toelatingen, vergunningen en attesten die werden toegekend of geweigerd met betrekking tot dit goed, alsook het eventueel verval ervan en het eventuele bestaan van verhaal dat hangend is tegen die beslissingen;2° de voorafgaandelijke stedenbouwkundige verklaringen bedoeld in artikel 205/1, in verband met dit goed, alsook de data waarop ze als volledig werden verklaard of beschouwd alsook hun eventuele datum van verstrijken;3° de geoorloofde bestemmingen en aanwendingen van het goed in elk van de onderdelen ervan, alsook de ruimtelijke indeling ervan, met inbegrip van het aantal wooneenheden dat eventueel aanwezig is in het goed en dat regelmatig wordt geacht, alsook de ligging ervan;wanneer de bestemming of aanwending van het geheel of een gedeelte van het goed gewijzigd is voordat deze wijziging krachtens de regelgeving onderworpen was aan een stedenbouwkundige vergunning en zonder dat de gewijzigde situatie het voorwerp uitgemaakt heeft van een stedenbouwkundige vergunning, wordt die inlichting ter informatie gegeven; 4° de datum van eventuele vaststellingen van overtredingen betreffende het goed, opgesteld in het kader van de artikelen 300 en 301, met uitzondering van de overtredingen waaraan een einde werd gesteld, alsook de huidige stand van de sanctieprocedure en de eventuele termijnen die eraan verbonden zijn.».

Art. 12.§ 1. Artikel 300, 1°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : « 1° de akten en werkzaamheden uitvoeren als bedoeld in de artikelen 98 en 103 zonder voorafgaandelijke vergunning en de akten als bedoeld in artikel 205/1 zonder voorafgaandelijke volledige stedenbouwkundige verklaring, of na het verstrijken van de vergunning of van de aangifte; ». § 2. Artikel 300, 3°, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : « 3° op welke wijze dan ook inbreuk te plegen op de voorschriften van de bijzondere bestemmingsplannen, van de stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen en de stedenbouwkundige reglementen, een handelszaak te exploiteren die niet overeenstemt met de stedenbouwkundige verklaring bedoeld in artikel 205/1, of reclame te voeren die niet overeenstemt met de bepalingen van artikel 281, met uitzondering van het feit geen stedenbouwkundige lasten gerealiseerd te hebben verbonden aan een stedenbouwkundige vergunning die afgegeven werd overeenkomstig het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juni 2003 betreffende de stedenbouwkundige lasten en het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 18 december 2003 houdende wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 juni 2003 betreffende de stedenbouwkundige lasten; ».

Art. 13.§ 1. In bijlage A van hetzelfde Wetboek wordt een 21) toegevoegd, luidend als volgt : « 21) handelsvestiging in de zin van artikel 4/2 met een netto handelsoppervlakte groter dan 4.000 vierkante meter, met uitzondering van de gevallen van belangrijke wijziging van de handelsactiviteit bedoeld onder 5° van artikel 4/2 en van de gevallen van uitbreidingen van een handelszaak of van een handelsgeheel bedoeld onder 3° van artikel 4/2 in zover de uitbreiding van de netto handelsoppervlakte lager dan 20 % is, met een plafond van 300 vierkante meter, ten aanzien van de netto handelsoppervlakte omschreven in de laatste vergunning van handelsvestiging uitgereikt voor de handelszaak in kwestie, krachtens de wet van 29 juni 1975 betreffende de handelsvestigingen of van de wet van 13 augustus 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/08/2004 pub. 05/10/2004 numac 2004011378 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de vergunning van handelsvestigingen sluiten betreffende de vergunning van handelsvestigingen, of in de laatste stedenbouwkundige vergunning uitgereikt na 1 juli 2014. ». § 2. In bijlage B van hetzelfde Wetboek wordt de 23) vervangen door hetgeen volgt : « 23) creatie van meer dan 1.000 vierkante meter lokalen bestemd voor productieve activiteiten, activiteiten van groothandel of magazijnen in zones die hoofdzakelijk voor bewoning bestemd zijn; ». § 3. In bijlage B van hetzelfde Wetboek wordt een 31) toegevoegd, luidend als volgt : « 31) handelsvestiging in de zin van artikel 4/2, van een netto handelsoppervlakte groter dan 1.000 vierkante meter, met inbegrip van alle gevallen van belangrijke wijziging van de handelsactiviteit als bedoeld onder 5° van artikel 4/2. ».

Art. 14.§ 1. Vanaf 1 juli 2014 wordt de wet van 13 augustus 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/08/2004 pub. 05/10/2004 numac 2004011378 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de vergunning van handelsvestigingen sluiten betreffende de vergunning van handelsvestigingen, met inbegrip van zijn uitvoeringsbesluiten, opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. De onderzoeksprocedures voor de aanvraag en de uitreiking van de vergunning bepaald door de wet van 13 augustus 2004Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/08/2004 pub. 05/10/2004 numac 2004011378 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie en federale overheidsdienst financien Wet betreffende de vergunning van handelsvestigingen sluiten betreffende de vergunning van handelsvestigingen, alsook de behandeling van de georganiseerde beroepen, wanneer die vóór de inwerkingtreding van onderhavige ordonnantie werden ingediend, gebeuren in overeenstemming met de regels die van kracht zijn op het moment van de indiening van de aanvraag tot het verkrijgen van een definitieve beslissing. § 3. Tot de inwerkingtreding van een besluit met als voorwerp de wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning, worden de aanvragen voor vergunningen ingediend in overeenstemming met artikel 98, § 1, 13°, opgesteld op basis van een dossier overeenkomstig hoofdstuk I « Algemeen » en hoofdstuk II « Gemeenschappelijke bepalingen » alsook hoofdstuk III « Bijzondere bepalingen volgens het type van beoogde handelingen en werken », afdeling 3 « Wijziging van de bestemming of van het gebruik van een bebouwd goed en/of wijziging van het aantal woningen » van voornoemd besluit. § 4. Deze ordonnantie treedt in werking op 1 juli 2014.

In afwijking van het vorige lid, treden de artikelen 6 en 11 van deze ordonnantie in werking op de datum vastgesteld door de Regering.

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 8 mei 2014.

De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. C. FREMAULT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2013/2014 A-528/1 Voorstel van ordonnantie A-528/2 Verslag A-528/3 Amendementen na verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 25 april 2014.

^