Etaamb.openjustice.be
Beschikking van 05 oktober 2017
gepubliceerd op 19 oktober 2017

Ordonnantie ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling

bron
brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2017031347
pub.
19/10/2017
prom.
05/10/2017
ELI
eli/ordonnantie/2017/10/05/2017031347/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 OKTOBER 2017. - Ordonnantie ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling


Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.

Art. 2.Deze ordonnantie zet de volgende Europese richtlijnen gedeeltelijk om : 1° richtlijn 2000/43/ EG van de Raad van 29 juni 2000 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming;2° richtlijn 2004/113/EG van de Raad van 13 december 2004 houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten.

Art. 3.Deze ordonnantie heeft eveneens tot doel een algemeen en geharmoniseerd kader te creëren ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling binnen de domeinen vermeld in artikel 4 van deze ordonnantie. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 4.Onder voorbehoud van het toepassingsgebied van de ordonnantie van 4 september 2008 ertoe strekkende een diversiteitsbeleid te bewerkstelligen in het Brussels ambtenarenapparaat, van de ordonnantie van 4 september 2008 ter bevordering van diversiteit en ter bestrijding van discriminatie in het Brussels gewestelijk openbaar ambt, van de ordonnantie van 4 september 2008 betreffende de strijd tegen discriminatie en de gelijke behandeling op het vlak van de tewerkstelling, van de ordonnantie van 26 juni 2003 betreffende het gemengd beheer van de arbeidsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de ordonnantie van 19 maart 2009 tot wijziging van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode en conform de bevoegdheden die door het Gewest worden uitgeoefend, is deze ordonnantie zowel in de publieke als private sector, met inbegrip van de overheidsinstellingen, op alle personen van toepassing op de volgende gebieden : 1° de sociale bescherming;2° de sociale voordelen;3° de toegang tot de goederen en diensten en het verstrekken van goederen en diensten ter beschikking van het publiek;4° de toegang tot en de deelname aan, alsook elke andere uitoefening van een economische, sociale, culturele of politieke activiteit toegankelijk voor het publiek;5° het lidmaatschap en het engagement in een organisatie van werknemers of van werkgevers of elke andere organisatie waarvan de leden een bepaald beroep uitoefenen, met inbegrip van de voordelen die verschaft worden door dergelijke organisaties;6° de vermelding in een officieel stuk of in een proces-verbaal. HOOFDSTUK III. - Definities

Art. 5.Voor de toepassing van deze ordonnantie, verstaat men onder : 1° « gelijkheid van behandeling » : de afwezigheid van elke vorm van rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie of intimidatie en de toekenning van redelijke aanpassingen;2° « beschermde criteria » : geslacht, zogenaamd ras, huidskleur, nationaliteit, afkomst, nationale of etnische afstamming, leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap, sociale afkomst en positie;3° « direct onderscheid » : de situatie die zich voordoet wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander in een vergelijkbare situatie behandeld wordt, is of zou worden behandeld op basis van één van de beschermde criteria;4° « directe discriminatie » : direct onderscheid op grond van een beschermd criterium dat niet gerechtvaardigd kan worden op grond van de bepalingen van hoofdstuk IV;5° « indirect onderscheid » : de situatie die zich voordoet wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen gekenmerkt door een bepaald beschermd criterium, in vergelijking met andere personen bijzonder kan benadelen;6° « indirecte discriminatie » : indirect onderscheid op grond van een beschermd criterium dat niet gerechtvaardigd kan worden op grond van de bepalingen van hoofdstuk IV;7° « intimidatie » : het ongewenste gedrag dat met een van de beschermde criteria verband houdt, en tot doel of tot gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd;8° « seksuele intimidatie » : het ongewenste gedrag dat zich voordoet bij enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie met als doel of als gevolg de waardigheid van een persoon aan te tasten en, in het bijzonder, een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie te creëren;9° « opdracht tot discrimineren » : elke handelwijze die erin bestaat wie ook opdracht te geven om een persoon, een groep, een gemeenschap of één van hun leden rechtstreeks of onrechtstreeks te discrimineren op grond van een van de beschermde criteria;10° « positieve actie » : de specifieke maatregelen om de nadelen verband houdend met een van de beschermde criteria te voorkomen of te compenseren, met als doel een volledige gelijkheid in de praktijk te waarborgen;11° « redelijke aanpassingen » : passende maatregelen die in een concrete situatie en naargelang de behoefte worden getroffen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen in de aangelegenheden waarop deze ordonnantie van toepassing is, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de persoon die deze maatregelen moet treffen.Wanneer die belasting in voldoende mate wordt gecompenseerd door bestaande maatregelen in het kader van het gevoerde overheidsbeleid inzake personen met een handicap, mag zij niet als onevenredig worden beschouwd; 12° « belangenverenigingen » : de in artikel 27 bedoelde organisaties, verenigingen of groeperingen;13° « Centrum » : het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen en Bestrijding van Discriminatie en Racisme, opgericht door het samenwerkingsakkoord van 12 juni 2013 tussen de federale overheid, de Gewesten en de Gemeenschappen voor de oprichting van het Interfederaal Centrum voor Gelijke Kansen en Bestrijding van Discriminatie en Racisme in de vorm van een gemeenschappelijke instelling zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;14° « Instituut » : het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, opgericht door de wet van 16 december 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/12/2002 pub. 31/12/2002 numac 2002013438 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet houdende oprichting van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen sluiten houdende oprichting van het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen;15° « bepalingen » : de bestuursrechtelijke bepalingen, de bepalingen opgenomen in individuele of collectieve overeenkomsten of reglementen en de bepalingen opgenomen in eenzijdig uitgevaardigde documenten;16° « De Regering » : de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. HOOFDSTUK IV. - Strijd tegen discriminatie Afdeling I. - Beginsel van gelijke behandeling

Art. 6.De gelijkheid van behandeling wordt gewaarborgd op de in artikel 4 bedoelde gebieden, die onder de bevoegdheid van het Gewest vallen.

Art. 7.In de aangelegenheden die onder het toepassingsgebied van deze ordonnantie vallen, is elke vorm van discriminatie verboden. Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt onder discriminatie verstaan : 1° directe discriminatie;2° indirecte discriminatie;3° opdracht te discrimineren;4° intimidatie;5° seksuele intimidatie;6° het weigeren om redelijke aanpassingen te doen ten voordele van een gehandicapt persoon.

Art. 8.§ 1. Voor de toepassing van deze ordonnantie, wordt een direct onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling of moederschap gelijkgesteld met een direct onderscheid op grond van geslacht. § 2. Voor de toepassing van deze ordonnantie, wordt een direct onderscheid op grond van geslachtsverandering gelijkgesteld met een direct onderscheid op grond van geslacht. § 3. Voor de toepassing van deze ordonnantie, wordt een direct onderscheid op grond van genderidentiteit of genderexpressie gelijkgesteld met een direct onderscheid op grond van geslacht. Afdeling II. - Rechtvaardiging van onderscheid van behandeling

Art. 9.Elk direct onderscheid op grond van een van de beschermde criteria bedoeld in artikel 5, 2°, vormt een directe discriminatie, tenzij deze directe discriminatie objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en als de middelen om dit doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn.

Art. 10.In afwijking van artikel 9, vormt elk onderscheid op grond van een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming, een directe discriminatie, behalve in de gevallen bedoeld in de artikelen 13 en 14.

Art. 11.§ 1. In afwijking van artikel 9, vormt elk direct onderscheid op grond van geslacht een directe discriminatie, behalve in de gevallen bedoeld in de paragrafen 2 en 3 van dit artikel, alsook in de artikelen 13 en 14. § 2. Onverminderd het beginsel van gelijke behandeling, worden de bijzondere bepalingen betreffende de bescherming van de zwangerschap, de bevalling en het moederschap niet beschouwd als een vorm van discriminatie, maar zijn zij een voorwaarde voor de verwezenlijking van de gelijke behandeling van mannen en vrouwen. § 3. Een direct onderscheid gebaseerd op geslacht vormt geen directe discriminatie als de levering van goederen en diensten die exclusief of essentieel bestemd zijn voor de leden van één geslacht, objectief gerechtvaardigd is door een legitiem doel en als de middelen om dit doel te bereiken gepast en noodzakelijk zijn.

De Regering, na overleg met het orgaan aangeduid in overeenstemming met artikel 29 en bevoegd met betrekking tot de gelijke behandeling van mannen en vrouwen, bepaalt op limitatieve wijze welke goederen en diensten kunnen worden beschouwd als exclusief of essentieel bestemd voor de leden van één geslacht.

Ingeval de in het vorige lid bedoelde instelling zich niet uitspreekt binnen twee maanden na het verzoek, wordt haar advies geacht gunstig te zijn.

Art. 12.§ 1. Elk indirect onderscheid op grond van een van de beschermde criteria vormt een indirecte discriminatie tenzij de ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelswijze die aan de grondslag ligt van dit indirecte onderscheid objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. § 2. Het indirecte onderscheid op grond van een handicap vormt geen indirecte discriminatie als het aangetoond wordt dat geen redelijke aanpassingen getroffen kunnen worden.

Art. 13.§ 1. Een direct of indirect onderscheid geeft nooit aanleiding tot de vaststelling van enige vorm van discriminatie die door de huidige ordonnantie verboden wordt wanneer dit direct of indirect onderscheid wordt opgelegd door of krachtens een ordonnantie. § 2. Paragraaf 1 doet geen uitspraak over de conformiteit van een onderscheid dat door of krachtens een wet wordt opgelegd met de Grondwet, het recht van de Europese Unie en het in België geldende internationaal recht. Afdeling III. - Positieve actie

Art. 14.§ 1. Een direct of indirect onderscheid op grond van één van de beschermde criteria geeft nooit aanleiding tot de vaststelling van enige vorm van discriminatie wanneer dit direct of indirect onderscheid een maatregel van positieve actie inhoudt. § 2. Een maatregel van positieve actie kan slechts worden uitgevoerd mits naleving van de volgende voorwaarden : - er moet een kennelijke ongelijkheid zijn; - het verdwijnen van deze ongelijkheid moet worden aangewezen als een te bevorderen doelstelling; - de maatregel van positieve actie moet van tijdelijke aard zijn en van die aard zijn dat hij verdwijnt zodra de beoogde doelstelling is bereikt; - de maatregel van positieve actie mag andermans rechten niet onnodig beperken. HOOFDSTUK V. - Rechtsbescherming

Art. 15.De in artikel 5, 15° bedoelde bepalingen die strijdig zijn met deze ordonnantie, alsook de contractuele bedingen die bepalen dat een of meer contracterende partijen afzien van de rechten die door deze ordonnantie worden gewaarborgd, zijn nietig.

Art. 16.§ 1. Wanneer een klacht wordt ingediend door of ten voordele van een persoon wegens schending van deze ordonnantie, mag de persoon tegen wie deze klacht is ingediend geen nadelige maatregelen treffen ten aanzien van de betrokkene, behalve om redenen die vreemd zijn aan de klacht. § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1, wordt onder klacht verstaan : - een met redenen omklede klacht ingediend door de betrokkene bij de instantie tegen wie de klacht is ingediend, overeenkomstig de van kracht zijnde procedures; - een met redenen omklede klacht ingediend ten voordele van de betrokkene, overeenkomstig artikel 27, door het Centrum, het Instituut of elke andere belangenvereniging; - een rechtsvordering ingesteld door de betrokkene; - een rechtsvordering ingesteld ten voordele van de betrokkene, overeenkomstig artikel 27, door het Centrum, het Instituut of elke andere belangenvereniging.

De in het paragraaf 2, eerste lid, eerste en tweede gedachtestreepje bedoelde met redenen omklede klacht bestaat uit een gedateerde, ondertekende en via de post verzonden aangetekende brief waarin de grieven ten aanzien van de dader van de vermeende discriminatie worden uiteengezet. § 3. Wanneer een nadelige maatregel wordt getroffen ten aanzien van de betrokkene binnen twaalf maanden na het indienen van de klacht, valt de bewijslast dat de nadelige maatregel werd getroffen om redenen die vreemd zijn aan de klacht ten laste van diegene tegen wie de klacht is ingediend.

Indien een rechtsvordering door of ten voordele van de betrokkene werd ingesteld, wordt de in het eerste lid bedoelde periode verlengd tot drie maanden na de dag waarop de rechterlijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden. § 4. Wanneer geoordeeld wordt dat de nadelige maatregel in strijd is met paragraaf 1, moet hij die de maatregel genomen heeft aan de betrokkene een schadevergoeding betalen die, naar keuze van die persoon, gelijk is hetzij aan de in artikel 17, paragraaf 2 bedoelde forfaitaire schadevergoeding, hetzij aan de werkelijk door de persoon geleden schade. In laatstgenoemd geval, moet de betrokkene de omvang van de geleden schade bewijzen. § 5. De in dit artikel bedoelde bescherming is eveneens van toepassing op de personen die optreden als getuige, raadsheer, verdediger of bijstandsverlener ten voordele van de betrokken persoon. § 6. Op vraag van de verweerder, kan de rechter bij wie de in paragraaf 2 bedoelde klacht aanhangig is gemaakt beslissen om de in paragraaf 3 bedoelde termijn in te korten.

Art. 17.§ 1. Ingeval van discriminatie, kan het slachtoffer een schadevergoeding vorderen overeenkomstig het contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht.

De persoon die het discriminatieverbod heeft geschonden moet een vergoeding betalen aan het slachtoffer die naar keuze van het slachtoffer, gelijk is hetzij aan een forfaitair bedrag zoals uiteengezet in paragraaf 2, hetzij aan de werkelijk door het slachtoffer geleden schade. In laatstgenoemd geval, moet het slachtoffer de omvang van de geleden schade bewijzen. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde forfaitaire vergoeding van de morele schade wordt bepaald op 650 euro. Dat bedrag wordt verhoogd tot 1.300 euro indien de dader niet kan aantonen dat de betwiste ongunstige of nadelige behandeling ook op niet-discriminerende gronden getroffen zou zijn of omwille van andere omstandigheden, zoals de bijzondere ernst van de geleden morele schade. § 3. De in paragraaf 2 bedoelde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd, rekening houdend met de index van de consumptieprijzen van de maand november, met toepassing van de volgende indexeringsformule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag vermenigvuldigd met de nieuwe index en gedeeld door de beginindex. De beginindex is de index van de maand november 2008.

Art. 18.De rechter kan, op verzoek van het slachtoffer van de discriminatie, van het Centrum, van het Instituut, van elke andere belangenvereniging of van het openbaar ministerie, diegene die de discriminatie heeft gepleegd, veroordelen tot de betaling van een dwangsom wanneer aan die discriminatie geen einde is gemaakt.

De rechter doet uitspraak overeenkomstig de artikelen 1385bis tot 1385nonies van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 19.§ 1. Op verzoek van het slachtoffer van de discriminatie, van het Centrum, van het Instituut, van elke andere belangenvereniging of van het openbaar ministerie, stelt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of de voorzitter van de rechtbank van koophandel het bestaan vast van een zelfs onder het strafrecht vallende daad waardoor de bepalingen van deze ordonnantie worden overtreden en beveelt hij de staking ervan.

De voorzitter van de rechtbank kan de opheffing van de staking bevelen zodra bewezen is dat een einde is gemaakt aan de overtreding. § 2. Op vraag van het slachtoffer, kan de voorzitter van de rechtbank de in artikel 17, paragraaf 2 bedoelde forfaitaire schadevergoeding aan het slachtoffer toekennen. § 3. De voorzitter van de rechtbank kan bevelen dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt, wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de overtreder of de lokalen die hem toebehoren, en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de overtreder.

Deze maatregelen van openbaarmaking mogen evenwel slechts opgelegd worden indien zij er kunnen toe bijdragen dat de gewraakte daad of de uitwerking ervan ophouden. § 4. De vordering die steunt op paragraaf 1 wordt ingesteld en behandeld zoals in kort geding.

Zij kan worden ingesteld bij verzoekschrift. Dit wordt in vier exemplaren neergelegd op de griffie van de bevoegde rechtbank of verzonden bij een ter post aangetekende brief.

Op straffe van nietigheid, vermeldt het verzoekschrift : 1° de dag, de maand en het jaar;2° de naam, de voornamen, het beroep en de woonplaats van de verzoeker;3° de naam en het adres van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon tegen wie de vordering wordt ingesteld;4° het voorwerp en de uiteenzetting van de middelen van de vordering. De griffier van de rechtbank verwittigt onverwijld de tegenpartij bij gerechtsbrief, waarbij een exemplaar van het verzoekschrift is gevoegd, en nodigt haar uit te verschijnen ten vroegste drie dagen en ten laatste acht dagen na het verzenden van de gerechtsbrief.

Over de vordering wordt uitspraak gedaan niettegenstaande vervolging wegens dezelfde feiten voor enig ander strafgerecht.

Wanneer een vordering tot staking van bij de strafrechter aanhangig gemaakte feiten ingesteld is, wordt over de strafvervolging pas uitspraak gedaan nadat over de vordering tot staking een in kracht van gewijsde getreden beslissing gewezen is. Tijdens de opschorting, is de verjaring van de strafvordering geschorst.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande enig rechtsmiddel en zonder borgtocht. Het wordt door de griffier van de rechtbank onverwijld meegedeeld aan alle partijen en aan de procureur des Konings. § 5. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de bevoegdheden van de Raad van State zoals bepaald in de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State. HOOFDSTUK VI. - Strafrechtelijke bepalingen

Art. 20.Voor de toepassing van dit hoofdstuk, wordt verstaan onder discriminatie : elke vorm van opzettelijke directe discriminatie, opzettelijke indirecte discriminatie, opdracht tot discrimineren en intimidatie op grond van een beschermd criterium.

Art. 21.§ 1. Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft : 1° hij die, in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden aanzet tot of overgaat tot discriminatie jegens een persoon wegens een van de beschermde criteria;2° hij die, in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden aanzet tot of overgaat tot haat of geweld jegens een persoon wegens een van de beschermde criteria;3° hij die, in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden aanzet tot of overgaat tot discriminatie of tot segregatie jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde criteria;4° hij die, in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden aanzet tot of overgaat tot haat of geweld jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde criteria. § 2. Hij die, in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden, denkbeelden verspreidt die zijn gegrond op rassuperioriteit of rassenhaat, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen. § 3. Met gevangenisstraf van een maand tot een jaar en met een geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft, hij die behoort tot een groep of tot een vereniging die kennelijk en herhaaldelijk discriminatie of segregatie op grond van nationaliteit, een zogenaamd ras, de huidskleur, de afkomst of de nationale of etnische afstamming verkondigt, in een van de in artikel 444 van het Strafwetboek bedoelde omstandigheden, of zijn medewerking eraan verleent.

Art. 22.Met gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar wordt gestraft, ieder openbaar officier of ambtenaar, iedere agent van het openbaar gezag of van de openbare macht die in de uitoefening van zijn ambt een persoon discrimineert wegens een van de beschermde criteria.

Dezelfde straffen worden toegepast wanneer de feiten begaan zijn jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan, wegens een van de beschermde criteria.

Indien de verdachte bewijst dat hij heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen, in zaken die tot hun bevoegdheid behoren en waarin hij hen als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was, worden de straffen alleen toegepast op de meerderen die het bevel hebben gegeven.

Indien de openbare officieren of ambtenaren die beticht worden de bovengenoemde daden van willekeur bevolen, toegelaten of vergemakkelijkt te hebben, beweren dat hun handtekening bij verrassing is verkregen, zijn zij verplicht de daad, in voorkomend geval, te doen ophouden en de schuldige aan te geven; anders worden zij zelf vervolgd.

Indien een van de bovengenoemde daden van willekeur is gepleegd door middel van de valse handtekening van een openbaar ambtenaar, worden de daders van de valsheid en zij die er kwaadwillig of bedrieglijk gebruik van maken, gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.

Art. 23.Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van vijftig euro tot duizend euro of met één van die straffen alleen worden gestraft, zij die zich niet voegen naar een vonnis of een arrest dat, als gevolg van een vordering tot staking, overeenkomstig artikel 19 werd gewezen.

Art. 24.Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn van toepassing op de in deze ordonnantie bedoelde misdrijven. HOOFDSTUK VII. - Bewijslast

Art. 25.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle gerechtelijke procedures, met uitzondering van de strafrechtelijke procedures.

Voor de toepassing van deze titel, wordt onder discriminatie verstaan : - directe discriminatie; - indirecte discriminatie; - opdracht tot discrimineren; - intimidatie; - seksuele intimidatie; - alsook de weigering tot het maken van redelijke aanpassingen voor een persoon met een handicap.

Art. 26.§ 1. Wanneer een persoon die zich slachtoffer acht van een discriminatie of een van de belangenverenigingen voor het bevoegde rechtscollege feiten aanvoert die het bestaan van een discriminatie op grond van een van de beschermde criteria kunnen doen vermoeden, dient de verweerder te bewijzen dat er geen discriminatie is geweest. § 2. Onder feiten die het bestaan van een directe discriminatie op grond van een beschermd criterium kunnen doen vermoeden, wordt, onder meer doch niet uitsluitend, begrepen : 1° de gegevens waaruit een bepaald patroon van ongunstige behandeling blijkt ten aanzien van personen die een welbepaald beschermd criterium delen;of 2° de gegevens waaruit blijkt dat de situatie van het slachtoffer van de ongunstigere behandeling, vergelijkbaar is met de situatie van de referentiepersoon. § 3. Onder feiten die het bestaan van een indirecte discriminatie op grond van een beschermd criterium kunnen doen vermoeden, wordt, onder meer doch niet uitsluitend, begrepen : 1° algemene statistieken over de situatie van de groep waartoe het slachtoffer van de discriminatie behoort of feiten van algemene bekendheid;of 2° het gebruik van een intrinsiek verdacht criterium van onderscheid; of 3° elementair statistisch materiaal waaruit een ongunstige behandeling blijkt. HOOFDSTUK VIII. - Bevoegde instanties

Art. 27.Het Centrum, het Instituut en elke instelling van openbaar nut en elke vereniging die op de dag van de feiten ten minste drie jaar rechtspersoonlijkheid bezit en zich statutair tot doel stelt de rechten van de mens te verdedigen of discriminatie te bestrijden, kunnen in rechte optreden in de rechtsgeschillen waartoe de toepassing van deze ordonnantie aanleiding kan geven, wanneer afbreuk wordt gedaan aan de statutaire opdrachten die ze zich tot doel hebben gesteld.

Art. 28.Wanneer het slachtoffer van de discriminatie een geïdentificeerd natuurlijk persoon of rechtspersoon is, is de vordering van de belangenverenigingen alleen ontvankelijk als zij aantonen dat zij de instemming van het slachtoffer hebben gekregen. HOOFDSTUK IX. - Bevordering van de gelijke behandeling

Art. 29.De Regering wijst een of meerdere organen aan met als opdracht de gelijke behandeling van alle personen te bevorderen.

Dat orgaan of die organen is/zijn bevoegd om : 1° bijstand te verlenen aan de slachtoffers van discriminatie, door hen bij de beroepsprocedures te begeleiden;2° rapporten op te stellen, onderzoeken uit te voeren en aanbevelingen te doen met betrekking tot alle aspecten in verband met discriminatie. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 30.Artikel 585 van het Gerechtelijk Wetboek wordt aangevuld met een 14°, dat luidt als volgt : « 14° over de vorderingen tot staking krachtens artikel 19, paragraaf 1, van de ordonnantie van... ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling. »

Art. 31.Artikel 588 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een 20°, dat luidt als volgt : « 20° op de vorderingen tot staking krachtens artikel 19, paragraaf 1 van de ordonnantie van 5 oktober 2017 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie en ter bevordering van gelijke behandeling. ».

Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 5 oktober 2017.

Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2016-2017 A-501/1 Ontwerp van ordonnantie A-501/2 Verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van dinsdag 19 september 2017.

^