gepubliceerd op 07 mei 2014
Ordonnantie tot wijziging van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen
3 APRIL 2014. - Ordonnantie tot wijziging van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening en de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Executieve, bekrachtigen, het geen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.In artikel 5, tweede lid, van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening worden de woorden « of « sanctionerende ambtenaren » » tussen de woorden « « gemachtigde ambtenaren » » en het woord « genoemd » ingevoegd.
Art. 3.In titel I, hoofdstuk II van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidend als volgt : « De Regering bepaalt in voorkomend geval de onverenigbaarheden en de verboden op belangenconflicten die zouden wegen op de sanctionerende ambtenaren. ».
Art. 4.In artikel 99, eerste lid, van hetzelfde Wetboek worden de woorden « de voorziene bestemming in de bestemmingsplannen op het ogenblik dat de akte wordt verleden » vervangen door de woorden « alle in artikel 275 opgesomde stedenbouwkundige inlichtingen ».
Art. 5.In artikel 101 van hetzelfde Wetboek wordt een zesde paragraaf toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6. - De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op de vergunningen die werden uitgereikt ingevolge een aanvraag om een einde te maken aan een misdrijf zoals bedoeld in artikel 300. ».
Art. 6.Artikel 192 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een vierde lid, dat luidt als volgt : « Wanneer de vergunning wordt afgeleverd om een einde te maken aan één van de in artikel 300 bedoelde misdrijven, regelt deze de termijn waarbinnen de werken die nodig zijn om een einde te maken aan het misdrijf opgestart en voltooid dienen te worden. ».
Art. 7.In artikel 275 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het tweede lid wordt aangevuld met een 7°, dat luidt als volgt : « 7° het eventuele bestaan van een rooilijnplan dat van kracht is op het goed.»; 2° tussen het tweede en het derde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De gemeenten zijn bovendien verplicht iedere houder van een zakelijk recht op een onroerend goed, alle personen die deze houder machtigt of een mandaat geeft, evenals iedere persoon die een rol speelt bij de overdracht van een onroerend goed de volgende informatie mee te delen met betrekking tot de situatie van het goed, gelet op de administratieve gegevens waarover zij beschikken : 1° de datum, het opschrift en het voorwerp van de toelatingen, vergunningen en attesten die werden toegekend, en die nog steeds van toepassing zijn, of geweigerd m.b.t. dit goed, alsook het eventueel verval ervan en het eventuele bestaan van verhaal dat hangend is tegen die beslissingen; 2° de geoorloofde bestemmingen en aanwendingen van het goed in elk van de onderdelen ervan, alsook de ruimtelijke indeling ervan, met inbegrip van het aantal wooneenheden dat eventueel aanwezig is in het goed en dat regelmatig wordt geacht, alsook de ligging ervan;wanneer de bestemming en aanwending van het geheel of een gedeelte van het goed gewijzigd is voordat deze wijziging krachtens de regelgeving onderworpen was aan een stedenbouwkundige vergunning en zonder dat de gewijzigde situatie het voorwerp uitgemaakt heeft van een stedenbouwkundige vergunning, wordt die inlichting ter informatie gegeven; 3° de datum van eventuele vaststellingen van overtredingen betreffende het goed, opgesteld in het kader van de artikelen 300 en 301, met uitzondering van de overtredingen waaraan een einde werd gemaakt, alsook de huidige stand van de sanctieprocedure en de eventuele termijnen die eraan verbonden zijn.».
Art. 8.Artikel 280 van hetzelfde Wetboek wordt als volgt gewijzigd : a) het eerste lid wordt aangevuld met de woorden « en alle stedenbouwkundige inlichtingen verkregen met toepassing van artikel 275 of het adres van de internetsite waarop alle inlichtingen beschikbaar zijn, en de mogelijkheid die inlichtingen gratis op papier te verkrijgen van de notaris.»; b) in het eerste lid wordt tussen de woorden « de meest recente en de meest nauwkeurige » en « stedenbouwkundige bestemming » het woord « wettelijke » ingevoegd;c) in het tweede lid wordt de tweede zin opgeheven.
Art. 9.Artikel 281 van hetzelfde Wetboek wordt als volgt gewijzigd : a) de eerste zin wordt aangevuld met de woorden : « en alle stedenbouwkundige inlichtingen verkregen met toepassing van artikel 275 of het adres van de internetsite waarop alle inlichtingen beschikbaar zijn, en de mogelijkheid die inlichtingen gratis op papier te verkrijgen van die persoon.»; b) tussen de woorden « de meest recente en de meest nauwkeurige » en « stedenbouwkundige bestemming » wordt het woord « wettelijke » ingevoegd;c) de tweede zin wordt opgeheven.
Art. 10.Artikel 300 van hetzelfde Wetboek wordt als volgt gewijzigd : a) het 5° wordt vervangen door de volgende tekst : « 5° het in overtreding van de artikelen 214 en 231 niet in goede staat houden van een tot het onroerend erfgoed behorend goed dat ingeschreven is op de bewaarlijst, beschermd is of het voorwerp uitmaakt van een inschrijvings- of beschermingsprocedure of de uitvoering van werken in overtreding van artikel 232;»; b) in 14° worden de woorden « 266, § 1, derde lid, 268, § 2, tweede en derde lid, » geschrapt;c) dit artikel wordt aangevuld met een 15°, 16° en 17° die opgesteld zijn als volgt : « 15° wanneer een overtreder handelingen of werken in stand houdt na afloop van de termijn die door de rechtbank of de sanctionerende ambtenaar is toegekend om de plaats in haar vroegere staat te herstellen of een einde te maken aan het misdrijf, of wanneer hij de inrichtingswerken niet uitvoert binnen de termijn opgelegd door de rechtbank waartoe hij werd veroordeeld in toepassing van artikelen 307 of 310 of met toepassing van artikel 1 van de wet van 12 januari 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/01/1993 pub. 07/04/2009 numac 2009000212 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu. - Duitse vertaling sluiten betreffende een vorderingsrecht inzake bescherming van het leefmilieu;16° werken of handelingen voortzetten met overtreding van het bevel tot staking of van de bekrachtigingsbeslissing zoals bedoeld in artikel 302;17° de belemmering van het in artikel 301 bedoelde recht van huiszoeking of het verzet tegen de maatregelen en/of het verbreken van de verzegeling zoals bedoeld in artikel 303.».
Art. 11.In titel X, hoofdstuk I, afdeling II, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel 300/1 ingevoegd, opgesteld als volgt : «
Art. 300/1.- Onverminderd de vordering bedoeld in artikel 310 leiden de misdrijven vermeld in artikel 300 hetzij tot strafrechtelijke vervolging overeenkomstig hoofdstuk II, hetzij tot een administratieve geldboete overeenkomstig hoofdstuk V van deze titel.
Elk proces-verbaal waarin een misdrijf bedoeld in artikel 300 wordt vastgesteld, wordt binnen tien dagen na de vaststelling van het misdrijf per aangetekende zending verstuurd naar de procureur des Konings en naar de sanctionerende ambtenaar bedoeld in artikel 313/3.
De procureur des Konings geeft de sanctionerende ambtenaar binnen vijfenveertig dagen nadat het proces-verbaal is verzonden kennis van zijn beslissing om de vermoedelijke dader van het misdrijf al dan niet te vervolgen.
De beslissing van de procureur des Konings om de overtreder te vervolgen, sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit.
De beslissing van de procureur des Konings om de overtreder niet te vervolgen, of het ontbreken van een beslissing binnen de krachtens het derde lid toegekende termijn maakt de toepassing van een administratieve geldboete mogelijk.
De termijn bedoeld in het derde lid wordt geschorst indien de procureur des Konings zijn beslissing om een aanvullend onderzoek te bevelen binnen deze termijn aan de sanctionerende ambtenaar bekendmaakt, teneinde hem toe te staan met alle kennis van zaken te kunnen beoordelen of de overtreder moet worden vervolgd of om hem voor te stellen een einde te maken aan de strafvordering met toepassing van artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van Strafvordering. ».
Art. 12.In artikel 301 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden « in artikelen 300 en 304.» vervangen door de woorden : « in het artikel 300. »; b) de tweede zin van het tweede lid wordt aangevuld met de woorden : « en iedere persoon ondervragen over alles wat nuttig is om te weten bij de uitvoering van hun opdracht en in verband met deze onderzoeken en vaststellingen.»; c) het vierde lid wordt opgeheven.
Art. 13.Artikel 302, vierde lid, van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met de woorden « , alsook naar de sanctionerende ambtenaar en de gemeente op het grondgebied waarvan het goed is gelegen indien de documenten niet van haar diensten of instellingen afkomstig zijn ».
Art. 14.Artikel 304 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 15.Artikel 305 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door hetgeen volgt : «
Art. 305.- § 1. - Bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de stedenbouwkundige vergunningen bedoeld in artikel 102 of wanneer de aan een voorafgaande stedenbouwkundige vergunning onderworpen handelingen of werken zonder vergunning zijn uitgevoerd, dient de verantwoordelijke persoon die de plaats niet in haar oorspronkelijke staat hersteld heeft dit alsnog te doen op eenvoudig verzoek van het college van burgemeester en schepenen of van de gemachtigde ambtenaar binnen de termijn die zij hiervoor vaststellen. Alvorens dit verzoek bekend te maken, licht het college of de gemachtigde ambtenaar de betrokken persoon in betreffende zijn intentie, door hem te verzoeken om binnen de maand zijn opmerkingen bij een ter post aangetekende brief bekend te maken.
De vergunninghouder die werken heeft uitgevoerd die niet beantwoorden aan de vergunning die hem werd uitgereikt, dient de werken om de plaats in overeenstemming te brengen met de vergunning uit te voeren op eenvoudig verzoek van het college van burgemeester en schepenen of van de gemachtigde ambtenaar binnen de termijn die zij hiervoor vaststellen. Alvorens dit verzoek bekend te maken, licht het college of de gemachtigde ambtenaar de betrokken persoon in betreffende zijn intentie, door hem te verzoeken om binnen de maand zijn opmerkingen bij een ter post aangetekende brief bekend te maken. § 2. - Indien het herstel in de oorspronkelijke staat of de werken om de plaats in overeenstemming te brengen met de vergunning niet zijn uitgevoerd binnen de termijn vastgesteld in toepassing van § 1 of in voorkomend geval van artikel 313/5, eerste lid, 2°, dan kan het college van burgemeester en schepenen of de gemachtigde ambtenaar van ambtswege de werken laten uitvoeren, ten laste van de in gebreke blijvende partij.
Het college van burgemeester en schepenen en de gemachtigde ambtenaar hebben het recht materialen en voorwerpen te verkopen die voortkomen uit het herstel in de oorspronkelijke staat of de werken om de plaats in overeenstemming te brengen met de vergunning, deze te vervoeren, op te slaan of te vernietigen op een plaats die zij hiervoor bepalen.
De overtreder is verplicht alle kosten voor de uitvoering terug te betalen na aftrek van de verkoopprijs van de materialen en voorwerpen.
De terugbetaling van de bedragen die de overtreder aan het Bestuur verschuldigd is, wordt gevorderd op initiatief van het Bestuur bij een ter post aangetekend schrijven.
Indien de schuldenaar in gebreke blijft voor de betaling van de kosten kan een door de Regering aangestelde ambtenaar een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar gesteld door de voormelde ambtenaar. ».
Art. 16.In artikel 306 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden « van acht dagen tot drie maanden en een geldboete van 2,50 tot 7.500 euro » vervangen door de woorden : « van acht dagen tot een jaar en een geldboete van 100 tot 25.000 euro »; b) in het tweede lid worden de woorden « van vijftien dagen tot zes maanden gevangenisstraf en een geldboete van 500 tot 15.000 euro » vervangen door de woorden « van vijftien dagen tot twee jaar gevangenisstraf en een geldboete van 500 tot 50.000 euro »; c) in het vierde lid worden de woorden « bedoeld in artikelen 300, 301 en 304 » vervangen door de woorden « bedoeld in artikelen 300 en 301 ».
Art. 17.Artikel 313 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.
Art. 18.Titel X, hoofdstuk V, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door het volgende : « HOOFDSTUK V. - Administratieve geldboetes
Art. 313/1.- Kunnen worden veroordeeld tot een administratieve geldboete van 2.500 tot 10.000 euro, de vastgoedmakelaars en de notarissen die de formaliteiten opgelegd door artikel 266, § 1, en 268, § 2, miskennen.
De personen bedoeld in artikel 301 zijn gemachtigd om via processen-verbaal vaststellingen van deze overtredingen te doen en om hun processen-verbaal bekend te maken aan de sanctionerende ambtenaar.
Iedere akte tot vaststelling van een in het eerste lid bedoelde inbreuk wordt binnen tien dagen na de vaststelling van het misdrijf per aangetekend schrijven opgestuurd naar de sanctionerende ambtenaar.
Art. 313/2.- Kan worden bestraft met een administratieve geldboete van 250 tot 100.000 euro in functie van het aantal en de ernst van de vastgestelde inbreuken, elke persoon die één van de in artikel 300 bedoelde misdrijven heeft gepleegd en die niet aan strafrechtelijke vervolging is onderworpen.
Art. 313/3.- De administratieve geldboete wordt opgelegd door de sanctionerende ambtenaar die is aangesteld door de Regering.
Art. 313/4.- § 1. - Na ontvangst van de in artikel 300/1, derde lid, bedoelde beslissing van de Procureur des Konings of bij het verstrijken van de termijn die hierin is vastgesteld, kan de sanctionerende ambtenaar de procedure voor de administratieve geldboete instellen. § 2. - Voorafgaand aan de fase van het onderzoek dat hijzelf verricht, geeft de sanctionerende ambtenaar het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het goed waarvoor een overtreding is vastgesteld gelegen is kennis van zijn voornemen om de procedure voor een administratieve boete in te stellen ingeval hij binnen dertig dagen vanaf de verzending van die kennisgeving, geen kennisgeving heeft ontvangen van de beslissing van dit college om een verzoening te pogen met de overtreder.
Indien het college van burgemeester en schepenen de in het eerste lid bedoelde sanctionerende ambtenaar kennis geeft van zijn beslissing om een verzoeningspoging te ondernemen, wordt de procedure voor de administratieve boete opgeschort tot het college de sanctionerende ambtenaar en de overtreder kennis geeft van zijn beslissing waarin het vaststelt dat de verzoening mislukt is of dat er, na die verzoeningspoging, een akkoord bereikt is met de overtreder.
De verzoening betreft de verwezenlijking, door de overtreder en binnen een welbepaalde termijn, van de werken die nodig zijn om een einde te stellen aan de overtreding.
Wanneer de verzoening geslaagd is en de in dat kader overeengekomen werken verwezenlijkt werden, wordt een proces-verbaal opgesteld inzake het niet langer bestaan van de overtreding en wordt de procedure voor de administratieve boete stopgezet door de sanctionerende ambtenaar.
In alle andere gevallen, wordt de procedure voor de administratieve boete heropgestart. § 3. - Vóór hij een beslissing neemt, deelt de sanctionerende ambtenaar de overtreder per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs mee dat tegen hem een procedure is ingesteld en dat hij verzocht wordt middelen tot zijn verdediging aan te voeren in antwoord op een nauwkeurige argumentenlijst waarin de misdrijven staan vermeld die verantwoorden dat een procedure wordt ingesteld, alsook de nauwkeurige risico's op bestraffing. Deze middelen ter verdediging moeten binnen dertig dagen na ontvangst bekendgemaakt worden via een per post aangetekende brief, waarin ook vermeld wordt dat de betrokkene hiervoor over het recht beschikt te eisen zijn verdediging mondeling te voeren. In dat geval wordt de overtreder opgeroepen om door de sanctionerende ambtenaar te worden gehoord.
Wanneer hij de overtreder de in het eerste lid bedoelde brief stuurt, zendt de sanctionerende ambtenaar tegelijkertijd een kopie ervan per aangetekende brief met ontvangstbevestiging aan het college van burgemeester en schepenen van de gemeente op wier grondgebied het goed waarvoor een overtreding is vastgesteld is gelegen.
Art. 313/5.- § 1. - De sanctionerende ambtenaar kan al naar gelang van de omstandigheden : 1° een administratieve geldboete opleggen uit hoofde van het gepleegde misdrijf;2° de uitspraak van zijn beslissing opschorten tot na het verstrijken van een termijn die hij zelf vaststelt, waarbij deze termijn door de overtreder benut dient te worden, hetzij om een einde te maken aan het misdrijf indien er handelingen of werken werden uitgevoerd zonder stedenbouwkundige vergunning door de plaats volledig te herstellen in de oorspronkelijke staat indien de toestand geen stedenbouwkundige vergunning vereist, hetzij om een volledig aanvraagdossier voor een stedenbouwkundige vergunning in te dienen bij de bevoegde overheid; bij het verstrijken van de vastgestelde termijn hervat de sanctionerende ambtenaar de procedure; 3° de uitspraak van zijn beslissing opschorten als de bevoegde overheid een stedenbouwkundige vergunning heeft uitgereikt, en dit tot de termijnen verstrijken die deze laatste vermeldt voor het aanvatten van de vergunde werken enerzijds en deze te voltooien anderzijds;bij het verstrijken van deze termijnen hervat de sanctionerende ambtenaar de procedure; 4° een administratieve geldboete opleggen met een onderscheid tussen het deel van het boetebedrag dat betaald dient te worden overeenkomstig artikel 313/6 en het deel van de boete dat slechts verschuldigd is als de overtreder geen volledig einde maakt aan het misdrijf, hetzij bij het verstrijken van de termijn opgelegd overeenkomstig punt 2°, hetzij bij het verstrijken van de termijnen bepaald in de stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig punt 3° ;5° beslissen dat geen administratieve geldboete moet worden opgelegd omdat het misdrijf niet rechtsgeldig is aangetoond of om uitzonderlijke, behoorlijk gemotiveerde redenen van de overtreder;6° beslissen, indien er gedurende de procedure een eind gemaakt werd aan de overtreding, om een administratieve geldboete op te leggen, die vastgelegd is op een bedrag dat rekening houdt met deze stopzetting van het misdrijf. De sanctionerende ambtenaar kan, in alle gevallen, verzachtende omstandigheden in overweging nemen waardoor het bedrag van de administratieve geldboete verlaagd kan worden, indien nodig onder de minima die vastgelegd werden in de artikelen 313/1 en 313/2.
De sanctionerende ambtenaar betekent een afschrift van zijn beslissing aan de gemeente of de gemeenten op het grondgebied waarvan het goed is gelegen. Hij verstuurt een afschrift hiervan naar de gemachtigde ambtenaar. § 2. - Indien de sanctionerende ambtenaar binnen drie maanden na de verzending, aan het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente, van het in artikel 313/4, § 3, tweede lid, bedoelde schrijven, die gemeente geen kennis heeft gegeven van zijn overeenkomstig § 1 genomen beslissing, kan het college van burgemeester en schepenen beslissen om zelf de procedure voor de administratieve geldboete in te leiden en in de plaats van de sanctionerende ambtenaar te treden. In dat geval handelt het college van burgemeester en schepenen overeenkomstig de artikelen 313/4, § 3, en 313/5, § 1, in de plaats van de sanctionerende ambtenaar. De artikelen 313/6 tot 313/11 zijn van toepassing op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen.
Art. 313/6.- De beslissing die een administratieve geldboete oplegt, bepaalt het bedrag hiervan en verzoekt de overtreder de boete te betalen binnen een termijn van zestig dagen na de betekening door storting op de rekening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vermeld op het hieraan toegevoegde formulier.
Art. 313/7.- De beslissing genomen met toepassing van artikel 313/5 wordt binnen tien dagen na de beslissing aan de betrokkene betekend bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.
De betaling van de administratieve geldboete kan ten gunste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden gewaarborgd door een wettelijke hypotheek op het al dan niet bebouwde goed dat het voorwerp uitmaakt van het misdrijf. Deze waarborg geldt ook voor de schuldvordering die het gevolg is van het voorschieten van de kosten voor de hypothecaire formaliteiten. De inschrijving, de hernieuwing, de vermindering en de totale of gedeeltelijke schrapping gebeuren overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de hypotheekwetgeving en wel op kosten van de overtreder.
Art. 313/8.- De opbrengst van de administratieve geldboetes wordt gestort in het « Fonds voor Stedenbouw en Grondbeheer » bedoeld in artikel 2, 5°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen.
Art. 313/9.- Elke persoon die wordt veroordeeld tot de betaling van een administratieve geldboete kan hiertegen beroep tot vernietiging instellen bij de door de Regering daartoe aangewezen ambtenaar. Dat beroep, alsook de termijn om het in te dienen, werken opschortend.
Het beroep wordt ingediend bij een ter post aangetekende brief die wordt gericht aan de in het eerste lid bedoelde ambtenaar, binnen dertig dagen volgend op de mededeling van de beslissing tot het opleggen van een administratieve boete. In zijn beroep, kan de eiser vragen om te worden gehoord.
De beslissing wordt meegedeeld aan de eiser. Gelijktijdig, wordt een kopie gestuurd aan de sanctionerende ambtenaar, aan de afgevaardigd ambtenaar en aan de gemeente of de gemeenten op wier grondgebied het goed is gelegen.
Art. 313/10.- Indien de geldboete niet binnen de vooropgestelde termijnen wordt betaald, vaardigt de door de Regering aangestelde ambtenaar een dwangbevel uit. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar gesteld door de voormelde ambtenaar.
Art. 313/11.- Indien ten laste van dezelfde persoon een nieuw misdrijf wordt vastgesteld binnen vijf jaar na de eerste vaststelling worden de bedragen bepaald in de artikelen 313/1 en 313/2 verdubbeld. ».
Art. 19.Artikel 330, § 3, van het zelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende paragraaf : « § 3. - De handelingen en werken die voorafgaandelijk aan een stedenbouwkundige vergunning onderworpen waren, met inbegrip van die bedoeld in artikel 2, 2°, G, van Titel I van de algemene bouwverordening, en voltooid werden vóór 1 juli 1992 zonder dat een dergelijke vergunning verkregen was, dienen het voorwerp uit te maken van een stedenbouwkundige vergunning.
Deze vergunning kan enkel worden toegekend indien de in het eerste lid bedoelde handelingen en werken in overeenstemming zijn met de planologische bestemming of met een verkavelingsvergunning die van kracht was op het ogenblik waarop zij zijn uitgevoerd, en het gebruik van het goed niet is gewijzigd sinds 1 juli 1992.
De vergunning zal echter geweigerd worden indien de in het eerste lid bedoelde handelingen en werken betrekking hebben op een goed dat ingeschreven staat op de bewaarlijst of beschermd is of waarvan de procedure tot inschrijving of bescherming liep op het ogenblik dat de werken uitgevoerd werden of indien ze tot doel of gevolg hadden woningen te creëren die duidelijk niet voldoen aan Titel II van de bij regeringsbesluit van 21 november 2006 ingestelde Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening. ».
Art. 20.In artikel 2, 5°, van de ordonnantie van 12 december 1991 houdende oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd door de ordonnanties van 13 april 1995, 29 maart 1996, 26 juni 1997, 5 maart 1998, 20 april 1998, 28 juni 2001, 18 juli 2002, 18 december 2003, 19 februari 2004, 23 februari 2006 en 30 mei 2013 wordt het zevende streepje vervangen door de volgende tekst : « - het bedrag van de administratieve dadingen evenals van elke som die geïnd werd door het Gewest naar aanleiding van beslissingen van de hoven en rechtbanken ten laste van de overtreders van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, alsook het bedrag van de administratieve geldboetes opgelegd ten laste van overtreders uit hoofde van de misdrijven die staan opgesomd in artikel 300 van dit Wetboek; ».
Art. 21.Artikel 7 van de ordonnantie is van toepassing op elk antwoord van een overheid die een vraag om stedenbouwkundige inlichtingen heeft ontvangen, dat verstrekt wordt vanaf de dag waarop dit artikel in werking is getreden.
De artikelen 11, 17 en 18 van deze ordonnantie zijn enkel van toepassing op situaties die aanleiding hebben gegeven tot de vaststelling van een misdrijf na haar inwerkingtreding.
Art. 22.In titel IV van het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening, wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IIIbis. - Speciale regelen voor de indiening en behandeling van de vergunningsaanvragen en beroepen betreffende schoolgebouwen Afdeling I. - Strekking van hoofdstuk IIIbis
Art. 197/1.- In afwijking van hoofdstuk III van deze titel, zijn de bepalingen van hoofdstuk IIIbis van toepassing op de aanvragen om stedenbouwkundige vergunning ingediend tussen 1 april 2014 en 30 juni 2020 voor projecten die betrekking hebben op het uitbreiden of het bouwen van schoolgebouwen waarvoor geen milieuvergunning of effectenstudie vereist is. Afdeling II. - Indiening en behandeling van de vergunningsaanvraag
Art. 197/2.- De gemachtigde ambtenaar, die bevoegd is om zich uit te spreken over de aanvraag met toepassing van artikel 175, ontvangt, bij een ter post aangetekende brief, langs elektronische weg of na neerlegging bij het bestuur, de vergunningsaanvraag, vergezeld van een volledig dossier, overeenkomstig artikel 124, § 1. In dat laatste geval wordt er onmiddellijk een indieningsbewijs afgegeven.
Op het tijdstip van de indiening van zijn aanvraag, deelt de aanvrager mee of hij er uitdrukkelijk mee instemt dat alle latere mededelingen met betrekking tot zijn aanvraag via elektronische weg worden gedaan, overeenkomstig de ordonnantie van 13 februari 2014 betreffende communicatie via elektronische weg in het kader van de betrekkingen met de overheden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wanneer de vergunningsaanvrager die communicatiewijze heeft gekozen, stuurt het bestuur alle mededelingen, berichten en kennisgevingen langs dat communicatiekanaal naar de vergunningsaanvrager.
De gemachtigde ambtenaar gaat na of de aanvraag en de bijlagen, eventueel met inbegrip van het milieueffectenrapport, al dan niet volledig zijn en verstuurt het ontvangstbewijs voor het dossier bij een ter post aangetekende brief of via elektronische weg binnen tien dagen volgend op de dag waarop de aanvraag werd neergelegd of waarop de ontbrekende stukken of inlichtingen waar hij om gevraagd zou hebben om de aanvraag te vervolledigen, werden ontvangen.
Art. 197/3.- In de gevallen waarin het advies van besturen of instanties, met toepassing van dit Wetboek, vereist is, richt de gemachtigde ambtenaar, uiterlijk op het tijdstip waarop het ontvangstbewijs voor het volledige dossier wordt afgegeven, een adviesaanvraag tot die besturen of instanties, vergezeld van een kopie van het volledige aanvraagdossier De gemachtigde ambtenaar vraagt tegelijk om het advies van het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar het goed waarop de aanvraag betrekking heeft, is gelegen.
Die adviesaanvragen kunnen via elektronische weg worden ingediend door de gemachtigde ambtenaar, overeenkomstig de ordonnantie bedoeld in artikel 197/2, tweede lid.
Indien de gemachtigde ambtenaar het gevraagde advies niet binnen twintig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag heeft ontvangen van het betrokken bestuur of de betrokken instantie, wordt het advies geacht gunstig te zijn.
Art. 197/4.- Op het ogenblik van de afgifte van het ontvangstbewijs voor het volledige dossier, stelt de gemachtigde ambtenaar de datum van de vergadering van de overlegcommissie vast, die uiterlijk binnen dertig dagen na de afgifte moet bijeenkomen, alsook de datum waarop de in artikel 197/5 bedoelde aanplakking moet gebeuren.
Art. 197/5.- Wanneer met toepassing van dit Wetboek speciale regelen van openbaarmaking worden voorgeschreven, belast de gemachtigde ambtenaar de vergunningsaanvrager met het aanplakken, volgens het model van aanplakbiljet dat de Regering ter uitvoering van dit Wetboek heeft vastgesteld voor de openbare onderzoeken die erin worden voorgeschreven, van het bericht ter attentie van de bevolking : - het bestaan en de wezenlijke kenmerken van de aanvraag; - de mogelijkheid voor de bevolking om kennis te nemen van het dossier en van de regels met betrekking tot die mogelijkheid; - de nadere regels voor het indienen van opmerkingen of klachten over de aanvraag; - de datum van de vergadering van de overlegcommissie waarop de aanvraag zal worden behandeld.
De aanplakking door de vergunningsaanvrager van het in het eerste lid bedoelde bericht wordt gecontroleerd door het Bestuur.
Het volledige aanvraagdossier, eventueel vergezeld van het milieueffectenrapport, wordt door de gemachtigde ambtenaar bij zijn bestuur ingediend voor raadpleging door de bevolking. Het dossier moet ook via elektronische weg kunnen worden geraadpleegd, minstens op de portaalsite Stedenbouw van het Gewest.
Uiterlijk vijf dagen vóór de vastgestelde datum van de vergadering van de overlegcommissie, kan elke belanghebbende klachten of opmerkingen sturen naar de gemachtigde ambtenaar.
Art. 197/6.- De gemachtigde ambtenaar stelt het proces-verbaal van sluiting van de kennisgeving aan de bevolking op.
Met het oog op de vergadering van de overlegcommissie, legt hij de vergunningsaanvraag met de klachten en opmerkingen en het in het eerste lid bedoelde proces-verbaal van sluiting voor aan de overlegcommissie en de erin vertegenwoordigde organen.
Art. 197/7.- De overlegcommissie brengt haar advies uit en deelt het binnen vijf dagen na de vergadering waarop ze de vergunningsaanvraag heeft behandeld mee. Tegelijkertijd, wordt er een kopie van de kennisgeving aan de vergunningsaanvrager gestuurd.
Indien het advies van de overlegcommissie niet binnen de voornoemde termijn wordt meegedeeld, zet de gemachtigde ambtenaar de behandeling voort, zonder dat hij gebonden is door een advies dat na die termijn wordt uitgebracht.
Art. 197/8.- Wanneer de overlegcommissie de Regering aanbeveelt om een effectenstudie te laten uitvoeren, wordt artikel 148, §§ 1 tot 3 toegepast.
Indien er een effectenstudie is uitgevoerd, wordt de aanvraag opnieuw onderworpen aan de speciale regelen van openbaarmaking, overeenkomstig de artikelen 197/5 tot 197/7.
Wanneer er amendementen op het project zijn ingediend om rekening te houden met de effectenstudie, is de gemachtigde ambtenaar ertoe gehouden eerst een nieuw advies aan te vragen bij de besturen en instanties bedoeld in artikel 197/3.
Art. 197/9.- In de gevallen bedoeld in artikel 98, § 2, tweede lid, en artikel 177, § 2/1, brengt de gemachtigde ambtenaar de Regering op de hoogte van de beslissing die hij van plan is mee te delen aan de betrokkenen, indien ze afwijkt van het advies van het Bestuur Uitrusting en Verplaatsingen. De Regering kan dan tijdens haar volgende vergadering de beslissing herroepen die de gemachtigde ambtenaar van plan is mee te delen aan de betrokkenen. Die beslissing tot herroeping werkt opschortend.
De Regering beslist, binnen een termijn van dertig dagen vanaf haar beslissing tot herroeping, om de beslissing die de gemachtigde ambtenaar van plan is mee te delen aan de betrokkenen, te bevestigen of te wijzigen.
De gemachtigde ambtenaar deelt de door de Regering bevestigde of gewijzigde beslissing aan de betrokkenen mee.
Bij ontstentenis van een beslissing van de Regering, deelt de gemachtigde ambtenaar zijn beslissing aan de betrokkenen mee.
Art. 197/10.- § 1. - Voorafgaand aan de beslissing van de gemachtigde ambtenaar, kan de aanvrager gewijzigde plannen indienen evenals, in voorkomend geval, een aanvulling bij het effectenverslag. § 2. - Voorafgaand aan zijn beslissing, kan de gemachtigde ambtenaar aan de vergunningsaanvrager voorwaarden opleggen die wijzigingen inhouden van de plannen die ter ondersteuning van de aanvraag zijn ingediend of hem een aanvulling bij het effectenverslag doen indienen. § 3. - Voor zover de in §§ 1 en 2 bedoelde wijzigingen niet het voorwerp van het project wijzigen, van bijkomstig belang zijn en tegemoetkomen aan de bezwaren die het oorspronkelijke project opriep of wanneer ze ertoe strekken de in het oorspronkelijke project vervatte afwijkingen van de voorschriften van een bijzonder bestemmingsplan, een verkavelingsvergunning, een stedenbouwkundige verordening, een bouwverordening of van een verordening betreffende de achteruitbouwstroken te doen verdwijnen, kan de vergunning worden toegekend bij de ontvangst van de wijzigingen zonder dat het gewijzigde project opnieuw moet worden onderworpen aan de reeds verrichte onderzoekshandelingen, met inbegrip van de speciale regelen van openbaarmaking.
Art. 197/11.- De gemachtigde ambtenaar kan de vergunning afgeven, de afgifte ervan afhankelijk stellen van voorwaarden om een goede plaatselijke aanleg te waarborgen of de vergunning weigeren.
Hij kan eveneens afwijkingen toestaan overeenkomstig artikel 153, § 2, en artikel 155, § 2, zonder dat in het tweede geval het college van burgemeester en schepenen hem een voorstel in die zin moet hebben gedaan.
De beslissing van de gemachtigde ambtenaar wordt met redenen omkleed.
Daarenboven kan de gemachtigde ambtenaar de vergunning toekennen in afwijking van de verordenende voorschriften van de in titel II bedoelde plannen, zodra beslist werd die plannen te wijzigen met het oog op de verwezenlijking van de handelingen en werken van openbaar nut die het voorwerp zijn van de aanvraag, voor zover de bevoegde overheid, in de beslissing tot wijziging van het plan, aangetoond heeft dat de wijziging enkel betrekking heeft op de bestemming van kleine gebieden op plaatselijk vlak en niet van die aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben rekening houdend met de in bijlage D van dit Wetboek opgesomde criteria. In dat geval, is de vergunningsaanvraag onderworpen aan de in de artikelen 197/5 tot 197/7 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking.
Art. 197/12.- Wanneer de vergunningsaanvraag onderworpen is aan een effectenstudie in de zin van artikel 142, wordt de beslissing van de gemachtigde ambtenaar tot verlening of weigering van de vergunning met redenen omkleed, inzonderheid in het licht van de gevoelige aantastingen van het leefmilieu of het stedelijk milieu die het project kan veroorzaken en de belangrijke sociale of economische gevolgen die het kan hebben.
Wanneer de vergunningsaanvraag onderworpen werd aan een passende beoordeling van de effecten ervan op een natuurreservaat, een bosreservaat of een Natura 2000-gebied, beslist de gemachtigde ambtenaar om het project toe te staan, met of zonder afwijking, of om het project te weigeren, rekening houdend met de criteria en de regels bepaald in artikel 64 van de ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud.
Art. 197/13.- De beslissing van de gemachtigde ambtenaar tot verlening of weigering van de vergunning wordt gelijktijdig aan de aanvrager en de gemeente meegedeeld bij een ter post aangetekende brief of via elektronische weg, overeenkomstig de ordonnantie bedoeld in artikel 197/2, tweede lid, binnen zeven dagen na de ontvangst van het advies van de overlegcommissie.
Art. 197/14.- De termijn van dertig dagen bedoeld in artikel 197/4 wordt verlengd met vijftien dagen als die voor minstens de helft valt in de zomervakantieperiode van de scholen. Afdeling III. - Beroep bij de Regering
Art. 197/15.- § 1. - De aanvrager kan, binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing van de gemachtigde ambtenaar, beroep aantekenen bij de Regering of, bij ontstentenis van een beslissing, binnen vijftien dagen vanaf het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 197/13.
Dat beroep wordt via een bij een ter post aangetekende brief gericht aan de Regering, vertegenwoordigd door haar minister bevoegd voor stedenbouw, die er een kopie van bezorgt aan het college van burgemeester en schepenen en aan de gemachtigde ambtenaar, binnen vijf dagen na ontvangst ervan. § 2. - Het college van burgemeester en schepenen kan bij de Regering, vertegenwoordigd door haar minister bevoegd voor stedenbouw, beroep indienen binnen vijftien dagen na ontvangst van de beslissing van de gemachtigde ambtenaar tot toekenning van de vergunning.
Dat beroep, evenals de termijn voor de instelling ervan, werkt opschortend. Het wordt via een ter post aangetekende brief tegelijkertijd naar de aanvrager en de gemachtigde ambtenaar gestuurd. § 3. - Op hun verzoek, hoort de Regering de partijen. Het verzoek tot hoorzitting wordt geformuleerd in het beroep of binnen vijf dagen na ontvangst van de door de Regering overgezonden kopie van het beroep.
De hoorzitting heeft plaats binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek. § 4. - De Regering deelt haar beslissing mee aan de partijen binnen dertig dagen na ontvangst van het beroep.
Bij ontstentenis van kennisgeving van de beslissing binnen de voorgeschreven termijn, kan elke partij, via een ter post aangetekend schrijven, een herinnering richten aan de Regering en een kopie ervan bezorgen aan de andere betrokken partijen. Als de Regering, na het verstrijken van een nieuwe termijn van dertig dagen vanaf de verzending van de herinnering geen beslissing heeft genomen, wordt het beroep geacht afgewezen te zijn.
Art. 197/16.- § 1. - Voorafgaand aan de beslissing van de Regering, kan de aanvrager gewijzigde plannen indienen evenals, in voorkomend geval, een aanvulling bij het effectenverslag. § 2. - Voorafgaand aan haar beslissing kan de Regering de vergunningsaanvrager voorwaarden opleggen die wijzigingen inhouden van de plannen die werden ingediend ter ondersteuning van de aanvraag, of een aanvulling bij het effectenverslag doen indienen. § 3. - Voor zover de in §§ 1 en 2 bedoelde wijzigingen niet het voorwerp van het project wijzigen, van bijkomstig belang zijn en tegemoetkomen aan de bezwaren die het oorspronkelijke project opriep of wanneer ze ertoe strekken de in het oorspronkelijke project vervatte afwijkingen van de voorschriften van een bijzonder bestemmingsplan, een verkavelingsvergunning, een stedenbouwkundige verordening, een bouwverordening of van een verordening betreffende de achteruitbouwstroken te doen verdwijnen, kan de vergunning worden toegekend bij de ontvangst van de wijzigingen zonder dat het gewijzigde project opnieuw moet worden onderworpen aan de reeds verrichte onderzoekshandelingen, met inbegrip van de speciale regelen van openbaarmaking.
Art. 197/17.- De Regering kan de vergunning afgeven, de afgifte ervan afhankelijk stellen van voorwaarden om een goede plaatselijke aanleg te waarborgen of de vergunning weigeren.
Ze kan eveneens afwijkingen toestaan overeenkomstig artikel 153, § 2, en artikel 155, § 2, zonder dat in het tweede geval het college van burgemeester en schepenen haar een voorstel in die zin moet hebben gedaan.
De beslissing van de Regering wordt met redenen omkleed.
Wanneer de aanvraag betrekking heeft op handelingen en werken aan een goed dat beschermd is of ingeschreven is op de bewaarlijst of waarvoor de inschrijvings- of beschermingsprocedure geopend is of op een onroerend goed dat opgenomen is in de inventaris van de niet-uitgebate bedrijfsruimten, kan de Regering uitsprak doen zonder gehouden te zijn door het in artikel 197/3 bedoelde advies van het college van burgemeester en schepenen.
Daarenboven kan de Regering de vergunning toekennen in afwijking van de verordenende voorschriften van de in titel II bedoelde plannen, zodra beslist werd die plannen te wijzigen met het oog op de verwezenlijking van de handelingen en werken van openbaar nut die het voorwerp zijn van de aanvraag, voor zover de bevoegde overheid, in de beslissing tot wijziging van het plan, aangetoond heeft dat de wijziging enkel betrekking heeft op de bestemming van kleine gebieden op plaatselijk vlak en niet van die aard is dat ze een noemenswaardige weerslag op het milieu kan hebben rekening houdend met de in bijlage D van dit Wetboek opgesomde criteria. In dat geval is de vergunningsaanvraag onderworpen aan de in de artikelen 197/5 tot 197/7 bedoelde speciale regelen van openbaarmaking. ».
Art. 23.Deze ordonnantie treedt in werking op de eerste dag van de derde maand die volgt op de maand waarin zij in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Artikel 7 treedt evenwel in werking op de eerste dag van de zesde maand die volgt op de maand van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 22 ervan treedt in werking op 1 april 2014.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 3 april 2014.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu, Energie, Waterbeleid, Stadsvernieuwing, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp en Huisvesting, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken en Vervoer, Mevr. B. GROUWELS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. C. FREMAULT ______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2013/2014.
A-481/1 Ontwerp van ordonnantie.
A-481/2 Verslag.
A-481/3 Amendementen na verslag.
Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 28 maart 2014.