Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 13 april 2023

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 16 februari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 maart 2023, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Vervi « Is er geen sprake van een met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet strijdige discriminatie tusse(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2023031027
pub.
13/04/2023
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 16 februari 2023, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 maart 2023, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Verviers, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Is er geen sprake van een met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet strijdige discriminatie tussen de situatie van de echtgenoten die hebben gekozen voor een stelsel van scheiding van goederen en die van de personen die een verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd in zoverre de eerstgenoemden, rekening houdend met de bewoordingen van artikel 2.3.14 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen verzoeken om de preferentiële toewijzing van het in onverdeeldheid verworven goed dat heeft gediend tot gezinswoning terwijl de laatstgenoemden dat niet kunnen, en dat terwijl tijdens het samenleven de bescherming van diezelfde woning in identieke bewoordingen is geformuleerd met betrekking tot die twee categorieën van personen (artikel 1477, § 2, van het oud Burgerlijk Wetboek, dat uitdrukkelijk verwijst naar artikel 215 van hetzelfde Wetboek) en terwijl die twee categorieën van personen, wanneer zij het slachtoffer zijn van een feit bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 403 of 405 van het Strafwetboek, of van een poging om een feit te plegen als bedoeld in de artikelen 375, 393, 394 of 397 van hetzelfde Wetboek, of indien er ernstige aanwijzingen voor dergelijke gedragingen bestaan, bij de breuk dezelfde prerogatieven genieten in het kader van de voorlopige toewijzing van dezelfde woning (artikel 1253ter/5 van het Gerechtelijk Wetboek) ? Indien die vraag bevestigend zou worden beantwoord, wenst de Rechtbank dat het Grondwettelijk Hof de volgende vraag onderzoekt : Schendt artikel 2.3.14, § 2, tweede zin, van het Burgerlijk Wetboek niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre, indien het openbaar ministerie voor een strafrechtelijke bemiddeling opteert, het slachtoffer van een feit bedoeld in de artikelen 375, 398 tot 400, 402, 405, 409, §§ 1 tot 3 en 5, en 422bis van het Strafwetboek of van een poging tot het plegen van een feit bedoeld in de artikelen 375, 393 tot 3978, 401, 404 en 409, § 4, van hetzelfde Wetboek, niet de mogelijkheid heeft om zich te baseren op de tweede zin van de wetsbepaling, doordat het zich niet kan beroepen op een in kracht van gewijsde gegane beslissing ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7955 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^