Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 05 mei 2021

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 17 maart 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 maart 2021, heeft de Politierechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende « 1. Schendt artikel 37/1 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2021202132
pub.
05/05/2021
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 17 maart 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 31 maart 2021, heeft de Politierechtbank Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 37/1 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968, zoals gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018, dat de rechter in bepaalde omstandigheden toestaat en in andere omstandigheden verplicht om de geldigheid van het rijbewijs van de overtreder te beperken, voor een periode van één jaar tot drie jaar, of levenslang, tot motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot en om hem de naleving op te leggen van de voorwaarden van het omkaderingsprogramma dat erop betrekking heeft, artikel 23 van de Grondwet in zoverre aan de personen wier persoonlijk voertuig ook noodzakelijk is voor de uitoefening van hun beroep (zelfstandige, handelsvertegenwoordiger, al dan niet zelfstandige makelaars) maar die niet over voldoende financiële middelen beschikken om het hoofd te bieden aan de kosten van het plaatsen van een alcoholslot, de uitoefening van hun beroepsactiviteit de facto wordt ontzegd, in tegenstelling tot bemiddelde personen ? 2. Schendt artikel 37/1 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968, zoals gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018, dat de rechter in bepaalde omstandigheden toestaat en in andere omstandigheden verplicht om de geldigheid van het rijbewijs van de overtreder te beperken, voor een periode van één jaar tot drie jaar, of levenslang, tot motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot en om hem de naleving op te leggen van de voorwaarden van het omkaderingsprogramma dat erop betrekking heeft, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 42 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968, in zoverre de personen die ongeschikt tot sturen worden bevonden en op wie de in artikel 42 van de voormelde wet bedoelde veiligheidsmaatregel van toepassing is, zich in een gunstigere situatie bevinden dan de personen die zich in staat van herhaling bevinden maar wier alcoholverslaving niet is bewezen, zodat de norm van artikel 37/1 onevenredig lijkt ten opzichte van het nagestreefde doel ? 3.Schendt artikel 37/1 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 16 maart 1968, zoals gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 6 maart 2018 ter verbetering van de verkeersveiligheid, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 maart 2018, dat de rechter in bepaalde omstandigheden toestaat en in andere gevallen verplicht om de geldigheid van het rijbewijs van de overtreder te beperken, voor een periode van één jaar tot drie jaar, of levenslang, tot motorvoertuigen die zijn uitgerust met een alcoholslot en om hem de naleving op te leggen van de voorwaarden van het omkaderingsprogramma dat erop betrekking heeft, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 12 van de Grondwet, met artikel 7, lid 1, van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 15, lid 1, van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, in zoverre aan de rechtzoekende elke personalisering van de straf wordt ontzegd door het voormelde artikel 37/1 aan te merken als een veiligheidsmaatregel ? ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7546 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux

^