gepubliceerd op 11 januari 2021
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 9 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 december 2020, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, « 1) Schendt art. 51bis, § 4 W.BTW de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet en het hierin ve(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 9 november 2020, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 15 december 2020, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1) Schendt art. 51bis, § 4 W.BTW de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet en het hierin vervatte evenredigheidsbeginsel nu deze bepaling voorziet in een onvoorwaardelijke algehele aansprakelijkheid en de rechter deze niet kan beoordelen in functie van eenieders bijdrage aan de belastingfraude ? 2) Schendt artikel 51bis, § 4 W.BTW het evenredigheidsbeginsel in de zin van de artikelen 10, 11 en 172 van de Grondwet, in de interpretatie dat artikel 51bis, § 4 W.BTW als een strafsanctie in de zin van art. 6.1 EVRM beschouwd moet worden, in die zin dat een leverancier hoofdelijk aansprakelijk is voor de door zijn afnemer ontdoken belastingen, zelfs indien de leverancier geen enkel vermogensvoordeel uit de feiten heeft geput ? 3) Schendt artikel 51bis, § 4 W.BTW het evenredigheidsbeginsel doordat de hoofdelijke aansprakelijkheid tevens zou gelden voor leveranciers voor iedere verdere doorverkoop door één van haar afnemers en niet louter voor afnemers in het kader van de bevoorradingsketen ? 4) Schenden de artikelen 70, § 1 en § 2 W.BTW de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat het non bis in idem-beginsel een andere toepassing vindt inzake inkomstenbelastingen dan in btw, waardoor belastingplichtigen die het voorwerp zijn van een heffing in de inkomstenbelastingen en belastingplichtigen die het voorwerp zijn van een btw-heffing, anders behandeld worden, aangezien het EHRM oordeelt dat het non bis in idem-beginsel van toepassing blijft bij opeenvolgende procedures (arrest van 19 december 2017, Ramda/Frankrijk), daar waar het EHJ bij arresten van 20 maart 2018 (Mend [lees : Menci], Garlsson Real Estate SA) aanvaardt dat twee afzonderlijke procedures kunnen worden gevoerd en twee sancties opgelegd kunnen worden, mits voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden ? 5) Schendt art.29, lid 3 Sv. het evenredigheids- en gelijkheidsbeginsel vastgelegd in art. 10, 11 en 172 van de Grondwet, in de interpretatie dat dit artikel zou toelaten dat een opsplitsing gemaakt wordt tussen feiten die verbonden zijn met elkaar door een eenheid van opzet, waarbij feiten voor één jaar bestuurlijk vervolgd worden en feiten voor een ander jaar strafrechtelijk vervolgd worden, en dit tot gevolg heeft dat aan een rechtsonderhorige in dit geval zowel een administratieve sanctie als een strafrechtelijke sanctie opgelegd wordt, terwijl aan een rechtsonderhorige, voor wie tijdens het in artikel 29, lid 3 Sv. bedoelde overleg besloten wordt om enkel tot strafrechtelijke vervolging over te gaan in het kader van eenheid van opzet, slechts een strafrechtelijke sanctie opgelegd wordt, terwijl dit onderscheid niet gebaseerd is op een redelijke verantwoording ? 6) Schendt artikel 70 § 1 en § 2 W.BTW het evenredigheidsbeginsel en gelijkheidsbeginsel door een zelfde straf te bepalen voor het geval iemand btw niet betaalt als voor de degene die wel de btw betaalt maar verkeerde facturen opstelt ? 7) Schendt artikel 70, § 1 W.BTW het gelijkheidsbeginsel en inherent hieraan het evenredigheidsbeginsel en artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM doordat een boete wordt opgelegd van 200 % wat ontegensprekelijk meer is dan de btw die men wil recupereren ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 7482 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut