Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 01 juli 2019

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij beslissing van 2 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 mei 2019, heeft de kamer van beroep van het Beroepsinstituut van vast « [...] of het in artikel 8, 1° lid en art. 10, § 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013 houd(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2019203026
pub.
01/07/2019
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij beslissing van 2 april 2019, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 13 mei 2019, heeft de kamer van beroep van het Beroepsinstituut van vastgoedmakelaars de volgende prejudiciële vraag gesteld : « [...] of het in artikel 8, 1° lid en art. 10, § 2, 2°, van de wet van 11 februari 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/02/2013 pub. 22/08/2013 numac 2013011368 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar sluiten houdende organisatie van het beroep van vastgoedmakelaar opgenomen onweerlegbaar vermoeden een tegenstrijdigheid in het leven roept met de uitzondering opgenomen in art. 8, 2° lid van dezelfde wet en twee categorieën burgers doet ontstaan waarbij in tegenstelling tot personen die geen aandeelhouder zijn, aan personen die wél aandeelhouder zijn en verbonden zijn met een arbeidsovereenkomst en onder gezag, leiding en toezicht staan, de uitzonderingstoestand waarvan sprake in art. 8, 2° lid wordt ontnomen, en het gemaakte onderscheid tussen deze categorieën burgers disproportioneel is en niet adequaat of pertinent is om het nagestreefde legitieme doel te bereiken, minstens dat het gemaakte onderscheid niet adequaat of pertinent is om het nagestreefde doel te bereiken noch proportioneel is ten aanzien van dit nagestreefde doel (toets aan het gelijkheidsbeginsel zoals opgenomen in de artt. 10 en 11 van de Grondwet) ».

Die zaak is ingeschreven onder nummer 7173 van de rol van het Hof.

De griffier, F. Meersschaut

^