gepubliceerd op 21 augustus 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 1. Bij vonnis van 13 juni 2014 in zake Stephan Liesenborgs tegen de nv « Axa Belgium », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 juni 2014, hee « Schendt de bepaling van artikel 19bis-11, § 2, van de wet van 21 november 1989 betreffende d(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten 1. Bij vonnis van 13 juni 2014 in zake Stephan Liesenborgs tegen de nv « Axa Belgium », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 juni 2014, heeft de Politierechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt de bepaling van artikel 19bis-11, § 2, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen of gelezen in samenhang met artikel 6, 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat het ten voordele van de bestuurder van een motorvoertuig een automatische vergoedingsregeling van zowel materiële als lichamelijke schade mogelijk maakt, onafhankelijk van een eventuele fout van die betrokkene, terwijl : a) slachtoffers die zich op artikel 19bis-11, § 1, 7°, beroepen enkel vergoeding voor lichamelijke schade kunnen bekomen (krachtens artikel 23, § 1, van het K.B. van 11 juli 2003 houdende de vaststelling van de toelatingsvoorwaarden en de werking van het Belgisch Bureau en het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds) en b) andere categorieën van personen die hetzelfde wegdek gebruiken - zoals fietsers - wanneer zij betrokken zijn in een ongeval met een weggebruiker van een andere categorie dan de bestuurder van een motorvoertuig en het niet mogelijk is vast te stellen wie van hen het ongeval heeft veroorzaakt, niet van een dergelijke vergoedingsregeling kunnen genieten ? ».2. Bij vonnis van 24 juni 2014 in zake Alfons Heylen tegen de cvba « P&V Verzekeringen », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 juli 2014, heeft de Politierechtbank te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 19bis-11, § 2 WAM, in die zin geïnterpreteerd dat geen objectief element aanwezig hoeft te zijn om vast te stellen dat de aansprakelijkheid niet kan beoordeeld worden, en dat bijgevolg in een ongeval met twee of meerdere partijen deze vaststelling kan volgen uit het loutere feit dat de betrokken partijen onvoldoende, onvolledige, onduidelijke of onjuiste gegevens neerschrijven of dergelijke verklaringen afleggen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu daardoor een niet redelijk verantwoord onderscheid ontstaat vermits zij door hun toedoen in een gunstiger positie komen en allen aanspraak kunnen maken op volledige vergoeding van hun schade, terwijl daarentegen de bij een ongeval betrokken partijen die voldoende, volledige, duidelijke en correcte gegevens neerschrijven of dergelijke verklaringen afleggen, waardoor de aansprakelijkheid wel kan beoordeeld worden, riskeren niet of slechts gedeeltelijk vergoed te worden ? ».3. Bij vonnis van 25 juni 2014 in zake Edwin Marien tegen de nv « Axa Belgium », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 juli 2014, heeft de Politierechtbank te Antwerpen de volgende prejudiciële vragen gesteld : « Schendt artikel 19bis-11, § 2 WAM, in die zin geïnterpreteerd dat geen objectief element aanwezig hoeft te zijn om vast te stellen dat de aansprakelijkheid niet kan beoordeeld worden, en dat bijgevolg in een ongeval met twee of meerdere motorvoertuigen deze vaststelling kan volgen uit het loutere feit dat een (de) betrokken bestuurder(s) bewust onvoldoende, onvolledige, onduidelijke of onjuiste gegevens neerschrijft (neerschrijven) of dergelijke verklaringen aflegt (afleggen), de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu daardoor een niet redelijk verantwoord onderscheid ontstaat vermits deze betrokken bestuurder(s) door hun eigen toedoen in een gunstiger positie komt (komen) in die zin dat daardoor aanspraak kan gemaakt worden op minstens gedeeltelijke vergoeding van geleden schade, terwijl daarentegen de bij een ongeval betrokken motorvoertuigbestuurder(s) die voldoende, duidelijke en correcte gegevens neerschrijven of dergelijke verklaringen aflegt (afleggen), waardoor de aansprakelijkheid wel kan beoordeeld worden, het risico loopt (lopen) dat de geleden schade niet of slechts gedeeltelijk vergoed wordt ? Schendt artikel 19bis-11, § 2 WAM, in die zin geïnterpreteerd dat een automatische vergoedingsregeling wordt gecreëerd exclusief ten voordele van bestuurders van motorrijtuigen die onderling hun respectievelijke fouten niet kunnen aantonen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu daardoor een niet redelijk verantwoord onderscheid ontstaat met andere categorieën van weggebruikers bij gebreke aan een vergelijkbare bepaling in het stelsel van de wettelijke aansprakelijkheid ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 5932, 5957 en 5958 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.
De griffier, F. Meersschaut