gepubliceerd op 27 februari 2014
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 januari 2014 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen J.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 januari 2014, 1. « Is artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen, zoals gewijzigd bij de wet van(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 8 januari 2014 in zake de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid tegen J.H., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 januari 2014, heeft de Rechtbank van Koophandel te Charleroi de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Is artikel 265, § 2, van het Wetboek van vennootschappen, zoals gewijzigd bij de
wet van 20 juli 2006Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
20/07/2006
pub.
28/07/2006
numac
2006202314
bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
Wet houdende diverse bepalingen
type
wet
prom.
20/07/2006
pub.
08/09/2006
numac
2006022888
bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
Wet betreffende de oprichting en de werking van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten
type
wet
prom.
20/07/2006
pub.
04/10/2006
numac
2006011411
bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
Wet tot wijziging van de wet van 13 juli 1976 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake een internationaal energieprogramma, en van de Bijlage, opgemaakt te Parijs op 18 november 1974
sluiten, in werking getreden op 1 september 2006, niet in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, eventueel in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, naast artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol waarin het recht op het ongestoord genot van de eigendom is vastgelegd, in zoverre ten aanzien van de zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en alle andere personen die ten aanzien van de zaken van de vennootschap werkelijke bestuursbevoegdheid hebben gehad, toepassing wordt gemaakt van het onweerlegbare vermoeden van een grove fout wanneer de genoemde zaakvoerders, gewezen zaakvoerders en verantwoordelijken eerder betrokken zijn geweest bij minstens twee faillissementen, vereffeningen of soortgelijke operaties met schulden tegenover de RSZ tot gevolg, waarbij zij geen enkele mogelijkheid hebben om het vermoeden te weerleggen, en zulks terwijl de zaakvoerders, bestuurders, bedrijfsleiders of elke andere persoon die ten aanzien van de zaken van een burgerlijke vennootschap met handelsvorm, een stichting, een vzw werkelijke bestuursbevoegdheid heeft gehad, die ten aanzien van de RSZ achterstallige bijdragen zouden hebben, niet aansprakelijk kunnen worden gesteld wegens een kennelijke grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement, in zoverre die rechtspersonen geen koopman zijn, en daarmee samenhangend dus nooit failliet kunnen worden verklaard, en dat alles zonder dat een dergelijk verschil in behandeling objectief en redelijk is verantwoord, en op een wijze die evenredig is met het door de wetgever beoogde doel of met de aldus door die laatstgenoemde nagestreefde doelstelling ? »;2. « Is artikel 409, § 2, eerste lid, van het Wetboek van vennootschappen niet in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet door een objectieve aansprakelijkheidsgrond in te voeren voor de in paragraaf 1 bedoelde bestuurders, gewezen bestuurders en personen die zich in de loop van de periode van vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring bevonden hebben in de situatie zoals beschreven in artikel 38, § 3octies, 8°, van de
wet van 29 juni 1981Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
29/06/1981
pub.
31/05/2011
numac
2011000295
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Officieuze coördinatie in het Duits
type
wet
prom.
29/06/1981
pub.
02/09/2014
numac
2014000386
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
type
wet
prom.
29/06/1981
pub.
17/11/2015
numac
2015000647
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Wet houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen
sluiten houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, en dit ten opzichte van de andere in paragraaf 1 bedoelde bestuurders, gewezen bestuurders en personen wier fout moet worden aangetoond, terwijl, in geval van meerdere faillissementen en/of vereffeningprocedures, de chronologische volgorde van de uitspraak van de vonnissen waarbij de bedrijfsleider is betrokken, en derhalve het bestaan van de in de voormelde wetsbepaling beoogde situatie soms kunnen afhangen van de wil van die bestuurders of gewezen bestuurders, soms van de wil van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en/of soms nog van volkomen externe factoren ? ». Die zaak, ingeschreven onder nummer 5806 van de rol van het Hof, werd samengevoegd met de zaak met rolnummer 5722.
Met toepassing van artikel 89bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof werd in deze zaak de bij artikel 87, § 1, van dezelfde bijzondere wet bepaalde termijn voor het indienen van een memorie verkort tot vijftien dagen.
De griffier, P.-Y. Dutilleux