gepubliceerd op 30 mei 2013
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 8 maart 2013 in zake het openbaar ministerie tegen S.Ö. en E.Ö., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 april 2013, heeft de « Schenden de bepalingen van artikel 30, § 3, van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere
wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
06/01/1989
pub.
18/02/2008
numac
2008000108
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet op het Arbitragehof
sluiten Bij vonnis van 8 maart 2013 in zake het openbaar ministerie tegen S.Ö. en E.Ö., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 april 2013, heeft de Correctionele Rechtbank te Dendermonde de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de bepalingen van artikel 30, § 3, van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, zoals ingevoegd bij de wet van 7 februari 2003, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in die zin geïnterpreteerd dat enkel de onmiddellijke intrekking door het openbaar ministerie bevolen bij toepassing van artikel 55 van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer strafbaar gesteld wordt, doch niet de onmiddellijke intrekking verlengd door de politierechtbank bij toepassing van artikel 55bis van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 tot coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 5630 van de rol van het Hof.
De griffier, F. Meersschaut