Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 02 maart 2012

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 30 januari 2012 in zake de bvba « Baufix » tegen de cvba « La Carolorégienne », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 februar 1. « Is artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwe(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2012201294
pub.
02/03/2012
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten Bij vonnis van 30 januari 2012 in zake de bvba « Baufix » tegen de cvba « La Carolorégienne », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 2 februari 2012, heeft de Rechtbank van Koophandel te Charleroi, « alvorens recht te doen over het onderzoek van de volstrekte bevoegdheid van de rechtbank », de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Is artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre uit de combinatie van het eerste en het derde [lees : tweede] lid van die bepaling voortvloeit dat een eisende partij een ' onderneming ' in de hoedanigheid van verwerende partij voor een rechtbank van koophandel wegens een geschil met betrekking tot een ' economische activiteit ' enkel kan oproepen in het geval waarin die onderneming een handelsonderneming is en waarin het geschil betrekking heeft op een handeling die de wet als daad van koophandel aanmerkt, terwijl in de werking van de ondernemingen de facto geen enkel onderscheid moet worden gemaakt tussen de handelsondernemingen en de andere ? ».2. « In ondergeschikte orde » : « Is artikel 573 van het Gerechtelijk Wetboek in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre uit de combinatie van het eerste en het derde [lees : tweede] lid van die bepaling voortvloeit dat een eisende partij een door het Wetboek van vennootschappen geregelde vennootschap in de hoedanigheid van verwerende partij voor een rechtbank van koophandel enkel kan oproepen in het geval waarin die vennootschap een handelsvennootschap is, terwijl in de werking van de door het Wetboek van vennootschappen geregelde vennootschappen de facto geen enkel onderscheid moet worden gemaakt tussen de handelsvennootschappen en de andere ? ».3. « Nog meer ondergeschikt » : « Is artikel 574, 1°, van het Gerechtelijk Wetboek in strijd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre een eisende partij een door het Wetboek van vennootschappen geregelde niet-handelsvennootschap in de hoedanigheid van verwerende partij voor een rechtbank van koophandel enkel kan oproepen indien het gaat om ' geschillen terzake van een vennootschap ', terwijl in de werking van de vennootschappen de facto geen enkel onderscheid moet worden gemaakt tussen de handelsvennootschappen en de andere ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 5303 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^