gepubliceerd op 25 mei 2009
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 maart 2009 in zake het openbaar ministerie tegen H. D.G. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 april 2009, hee « Schenden de artikelen 193, 196 en 197 Sw, 73bis BTW en 450 WIB en de artikelen 21, 22 en 23 V.T.(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 18 maart 2009 in zake het openbaar ministerie tegen H. D.G. en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 3 april 2009, heeft de Correctionele Rechtbank te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 193, 196 en 197 Sw, 73bis BTW en 450 WIB en de artikelen 21, 22 en 23 V.T.Sv. het grondwettelijke legaliteitsbeginsel zoals verwoord in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet en artikel 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens inzoverre zij worden geïnterpreteerd in die zin dat het misdrijf van gebruik van valse stukken wordt gekwalificeerd als een voortdurend misdrijf doordat het gebruik blijft voortduren zelfs zonder een nieuw feit van de dader en zonder zijn herhaald optreden, zolang het door hem beoogde doel niet is bereikt en zolang de hem verweten beginhandeling, zonder verzet van zijn kant, het nuttig gevolg heeft dat hij ervan verwachtte ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4676 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.