gepubliceerd op 01 februari 2008
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 28 november 2007 in zake Sabine Prouvost tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 december 2007, heef 1. « Schendt artikel 31, 4° W.I.B. zoals van toepassing voor aanslagjaar 1998 de bepalingen van art(...)
GRONDWETTELIJK HOF
   Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6    januari 1989    Bij vonnis van 28 november 2007 in zake Sabine Prouvost tegen de    Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is    ingekomen op 11 december 2007, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te    Brussel de volgende prejudiciële vragen gesteld :    1. « Schendt artikel 31, 4° W.I.B. zoals van toepassing voor    aanslagjaar 1998 de bepalingen van artikel 10 en 11 van de Grondwet,    doordat voormeld artikel de aan de belastingplichtige wegens    lichamelijke schade toegekende vergoedingen, uitgekeerd op grond van    een door de werkgever van de verzekerde afgesloten collectieve    verzekeringsovereenkomst tegen ongevallen in het beroeps- en het    privé-leven, aan de inkomstenbelasting onderwerpt, terwijl dezelfde    vergoedingen, uitgekeerd op grond van een door de verzekerde    ondertekende individuele verzekeringskomst [lees :    verzekeringsovereenkomst] overeenkomstig artikel 38, 8° W.I.B. niet    aan de belastingen zijn onderworpen ? »;    2. « Schendt artikel 31, 4° W.I.B. zoals van toepassing voor    aanslagjaar 1998 de bepalingen van artikel 10 en 11 van de Grondwet,    in de interpretatie dat voormeld artikel de aan de belastingplichtige    wegens lichamelijke schade met inkomstenderving toegekende    vergoedingen, uitgekeerd op grond van een door de werkgever van de    verzekerde collectieve arbeidsovereenkomst [lees : afgesloten    collectieve verzekeringsovereenkomst] tegen ongevallen in het beroeps-    en het privé leven, volledig aan de inkomstenbelasting onderwerpt    ongeacht de omvang van de inkomstenderving ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4376 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.