Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 10 augustus 2007

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 juni 2007 in zake Nicole Renaux tegen Jean-Pierre Godart, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 juni 2007, heeft de Recht « Schenden de bepalingen van de artikelen 250, 275, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelas(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2007202494
pub.
10/08/2007
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 25 juni 2007 in zake Nicole Renaux tegen Jean-Pierre Godart, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 juni 2007, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Namen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de bepalingen van de artikelen 250, 275, § 2, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (koninklijk besluit van 10 april 1992 tot coördinatie van wettelijke bepalingen inzake inkomstenbelastingen (Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992)), bekrachtigd bij de wet van 12 juni 1992, enig artikel (Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992), en de bepalingen van artikel 88 van het uitvoeringsbesluit van het genoemde Wetboek (koninklijk besluit van 27 augustus 1993), bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 (Belgisch Staatsblad van 31 maart 1994), alsmede die van bijlage III waarnaar dat laatstgenoemde verwijst (en dat dus enkel aanvult), bepalingen die, terwijl ze het bedrag van de aan de Schatkist te storten bedrijfsvoorheffing forfaitair vaststellen, voorzien in maatregelen die ertoe strekken het bedrag te verminderen naar gelang van de gezinslasten van de belastingplichtigen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre : 1) de belastingplichtigen die zijn onderworpen aan de verplichtingen van huisvesting, levensonderhoud, opvoeding en opleiding die voortvloeien uit de artikelen 203 en 203bis van het Burgerlijk Wetboek (die worden beschouwd als zijnde van openbare orde) verschillend worden behandeld naargelang zij hun genoemde verplichtingen in natura uitvoeren, op hun woonplaats of - in geval van feitelijke scheiding of echtscheiding - door middel van betaling van onderhoudsgeld, en zulks niettegenstaande het feit dat de modaliteiten van uitvoering van die verplichtingen alle van dien aard zijn dat zij hun respectieve belastingen verminderen, hetzij via aftrekken, hetzij door aftrek van het betaalde onderhoudsgeld;2) de belastingplichtigen die aan de voorafbetaling van de personenbelasting zijn onderworpen via de afhouding van bedrijfsvoorheffing en die tot de categorie behoren van belastingplichtigen met kinderen ten laste, verschillend worden behandeld van diegenen die, omdat ze het statuut van zelfstandigen hebben, hun vrijwillige voorafbetalingen vrij en onmiddellijk kunnen moduleren naar gelang van de evolutie van hun ouderlijke lasten en van de context (namelijk van feitelijke scheiding of echtscheiding) waarin ze die verrichten ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4247 van de rol van het Hof.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^