gepubliceerd op 10 juli 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 3 mei 2007 in zake A. J. tegen F. K., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 mei 2007, heeft de Rechtbank van eerste aanleg t 1. « Schenden artikel 203ter van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 32, 2°, en 1253quater van(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 Bij vonnis van 3 mei 2007 in zake A. J. tegen F. K., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 mei 2007, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schenden artikel 203ter van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 32, 2°, en 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek, gecombineerd met de artikelen 46, § 2, en 792 van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij voor de aanvang van de termijn van beroep of verzet de kennisgeving bij gewone brief als regel aannemen, terwijl voor de andere betwistingen van vergelijkbare aard de kennisgeving bij gerechtsbrief de regel is ? »;2. « Schenden artikel 230ter van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 32, 2°, en 1253quater van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij voor de aanvang van de termijn van verzet of beroep de kennisgeving van de beslissing bij gewone brief als regel aannemen, terwijl de artikelen 203 en 203bis van het Burgerlijk Wetboek een betekening vereisen voor de aanvang van de termijn van verzet of beroep ? ». Die zaak is ingeschreven onder nummer 4203 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.