gepubliceerd op 17 januari 2007
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 november 2006 in zake P. Hersleven en de NV « BMI » tegen de vennootschap naar Nederlands recht « Goed, Speel Goed en Modelbouw « Schendt artikel 96 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichtin(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 30 november 2006 in zake P. Hersleven en de NV « BMI » tegen de vennootschap naar Nederlands recht « Goed, Speel Goed en Modelbouw Bloemendaal NL VOF » en de vennootschap naar Japans recht « Hirobo Ltd Corporation », waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 7 december 2006, heeft de Rechtbank van koophandel te Antwerpen de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 96 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (W.H.P.C.) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre artikel 96 W.H.P.C. bepaalt dat artikel 95 W.H.P.C. dat de vordering tot staken instelt) niet van toepassing is op ` daden van namaking die vallen onder de wetten betreffende, de waren of dienstmerken ` in de interpretatie dat onder ` daden van namaking die vallen onder de wetten betreffende de waren of dienstmerken ` moet worden verstaan de daden van gebruik van gedeponeerde merken omschreven door artikel 20.20.1 [lees : 2.20.1] van het Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), gedaan te Den Haag op 25 februari 2005 (B.V.I.E.), maar niet de daden van gebruik van gedeponeerde tekeningen of modellen omschreven door artikel 3.16 B.V.I.E., wat in die interpretatie betekent dat de daden van gebruik van merken omschreven door artikel 2.20.1 B.V.I.E. door de vordering tot staken kunnen worden bestreden maar de daden omschreven door artikel 3.16 B.V.I.E. niet, terwijl beide teksten hetzelfde doel nastreven (namelijk te vermijden dat inbreuken op intellectuele rechten tot concurrentievervalsing leidt en/of deze de economische situatie van de verbruikers aantast) ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 4083 van de rol van het Hof.
De griffier, P.-Y. Dutilleux.