gepubliceerd op 31 mei 2006
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 6 april 2006 in zake het openbaar ministerie en de burgerlijke partijen B. Vanhove en anderen tegen P. Vanhamel, waarvan de expedi « Schendt artikel 38, § 2, tweede lid, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie ove(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 6 april 2006 in zake het openbaar ministerie en de burgerlijke partijen B. Vanhove en anderen tegen P. Vanhamel, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 14 april 2006, heeft de Politierechtbank te Hasselt, afdeling Beringen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 38, § 2, tweede lid, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, nu de politierechter in toepassing van deze bepaling verplicht is om bij een veroordeling wegens een overtreding van artikel 419bis van het Strafwetboek en een overtreding van artikel 29, § 1, van de wegverkeerswet, in casu artikel 19.3.3 wegcode, zijnde een zware overtreding van de tweede categorie, verplicht is om het herstel in het recht tot sturen dat hij moet uitspreken in toepassing van artikel 38, § 2, ten eerste afhankelijk te stellen van het slagen voor de vier examens en onderzoeken bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, terwijl de politierechter niet verplicht is om dit te doen wanneer een identieke, of zelfs zwaardere overtreding van artikel 29, § 1, wegverkeerswet niet samenloopt met een overtreding van artikel 419bis van het Strafwetboek, rekening houdende met de inherente bedoeling van een beveiligingsmaatregel, namelijk de maatschappij te beschermen tegen een gepercipieerde gevaarstoestand ? Maakt met andere woorden het gevolg van een zware overtreding in toepassing van artikel 29, § 1, wegverkeerswet, namelijk het al dan niet overlijden van een eventueel slachtoffer, een billijke, evenredige en aan de bedoeling van de beveiligingsmaatregel beantwoordende factor uit, die wettigt dat de bovenvermelde ongelijke behandeling zich voordoet ? ».
Die zaak is ingeschreven onder nummer 3962 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.