Etaamb.openjustice.be
Bericht
gepubliceerd op 18 juni 2004

Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnissen van 27 april 2004 in zake M. D'Hulst en L. Marianacci tegen de Belgische Staat, en in aanwezigheid van respectievelijk G. Mariannac 1. « Schendt de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden in het al(...)

bron
arbitragehof
numac
2004201787
pub.
18/06/2004
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnissen van 27 april 2004 in zake M. D'Hulst en L. Marianacci tegen de Belgische Staat, en in aanwezigheid van respectievelijk G. Mariannacci en C. Garrochena Pacheco, waarvan de expedities ter griffie van het Arbitragehof zijn ingekomen op 30 april 2004, heeft de Jeugdrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden in het algemeen, zelfs gewijzigd bij de wet van 10 maart 2003, en met name de artikelen 23bis, 24, laatste lid, 26, § 2, en 31, § 2, ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepalingen de door de Koning aangewezen ambtenaar ertoe machtigen als bevoegde administratieve instantie de in artikel 24, laatste lid, bepaalde sanctie op te leggen, terwijl voor diezelfde, als misdrijf omschreven feiten, die tot een strafonderzoek of een strafvervolging aanleiding zouden geven, alleen de jeugdrechter of de jeugdrechtbank bevoegd zijn ten aanzien van een minderjarige en alleen de bij de wet betreffende de jeugdbescherming vastgestelde maatregelen van toepassing zijn ? » 2.« Indien het Arbitragehof de eerste vraag ontkennend zou beantwoorden : Schendt de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden in het algemeen, zelfs gewijzigd bij de wet van 10 maart 2003, en met name de artikelen 23bis, 24, laatste lid, 26, § 2, en 31, § 2 ervan, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre die bepalingen de door de Koning aangewezen ambtenaar ertoe machtigen als bevoegde administratieve instantie de in artikel 24, laatste lid, bepaalde sanctie op te leggen, terwijl voor diezelfde, als misdrijf omschreven feiten, die tot een strafonderzoek of een strafvervolging aanleiding zouden geven, alleen het openbaar ministerie bij de jeugdrechtbank bevoegd is om een zaak bij de jeugdrechter of de jeugdrechtbank aanhangig te maken, teneinde ten aanzien van een minderjarige de bij de wet betreffende de jeugdbescherming vastgestelde maatregelen te nemen ? » Die zaken, ingeschreven onder de nummers 2987 en 2988 van de rol van het Hof, werden samengevoegd.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

^