gepubliceerd op 27 april 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 26 februari 2004 in zake de n.v. Buwacom, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 maart 2004, hee 1. « Schendt artikel 51 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 de artikelen 10 en 11 van de G(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 26 februari 2004 in zake de n.v. Buwacom, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 23 maart 2004, heeft de Rechtbank van Koophandel te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. « Schendt artikel 51 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het de curatoren de verplichting oplegt, onder sanctie van de aanrekening van verwijlintresten, om de gelden afkomstig van verkopen en inning van vorderingen te storten bij de Deposito- en Consignatiekas, daar waar andere personen die geroepen zijn om gelden van derden te beheren als een goed huisvader, zoals de notarissen (onder andere artikel 34 van de wet van 6 maart 1803), de voogden van minderjarigen (artikel 407, § 1, 4°, van het Burgerlijk Wetboek), de voogden van in staat van verlengde minderjarigheid verklaarde personen (artikel 487octies van het Burgerlijk Wetboek), de voorlopige bewindvoerders (artikel 488bis, f, van het Burgerlijk Wetboek) de voogden van onbekwaamverklaarden (artikel 489 van het Burgerlijk Wetboek) en de schuldbemiddelaars (artikel 1675/2 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek), deze verplichting niet hebben en kunnen kiezen voor het beheer van de hun toevertrouwde gelden tussen de Deposito- en Consignatiekas - waar nochtans specifieke intrestvoeten voorzien zijn voor gelden van minderjarigen, onbekwaamverklaarden en krankzinnigen, onderscheiden van de intrestvoet inzake faillissementsgelden - en een kredietinstelling in de zin van de wet van 22 maart 1993 ? » 2.« Schendt artikel 51 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat het aan de curatoren een meer dan louter indemniserende vergoedingsplicht oplegt, terwijl de vergoedingsplicht die op andere burgers rust daarentegen wel louter indemniserend van aard is ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2956 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.