gepubliceerd op 19 februari 2004
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 december 2003 in zake het openbaar ministerie tegen J. Goeminne en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitrageho « 1. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd door artikel 2 van de(...)
ARBITRAGEHOF
Bericht voorgeschreven bij artikel 74 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof Bij vonnis van 9 december 2003 in zake het openbaar ministerie tegen J. Goeminne en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 19 december 2003, heeft de Correctionele Rechtbank te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch Staatsblad , 14 februari 2003), artikel 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 EVRM en artikel 14 BUPO, doordat de invoering van de vereiste van een schriftelijke vordering door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring met toewijzing aan de burgerlijke partij te kunnen beslissen, tot gevolg kan hebben dat de burgerlijke partij tegen zijn wil zou worden afgetrokken van de bevoegde, onpartijdige en onafhankelijke rechter die de wet haar toekent met betrekking tot de beslissing over een eventuele verbeurdverklaring met toewijzing aan de burgerlijke partij ? 2. Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch Staatsblad , 14 februari 2003), het gelijkheidsbeginsel en non-discriminatiebeginsel, zoals gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met de artikelen 6 EVRM en 14 BUPO, doordat het invoeren van de vereiste van een schriftelijke vordering door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring te kunnen beslissen, tot gevolg kan hebben dat de ene burgerlijke partij wel een verbeurdverklaring met toewijzing aan de burgerlijke partij kan bekomen en de andere burgerlijke partij niet, louter afhankelijk van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar ministerie en niet afhankelijk van de behandeling door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke instantie ? 3.Schendt artikel 43bis, eerste lid, van het Strafwetboek, zoals gewijzigd door artikel 2 van de wet van 19 december 2002 (Belgisch Staatsblad , 14 februari 2003), het gelijkheidsbeginsel en non-discriminatiebeginsel zoals gewaarborgd bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet samen gelezen met de artikelen 6 EVRM en 14 BUPO, doordat het invoeren van de vereiste van een schriftelijke vordering door het openbaar ministerie om tot een verbeurdverklaring te kunnen beslissen, tot gevolg kan hebben dat een beklaagde die een misdrijf beging zelfs in éénzelfde geding zwaarder kan gestraft worden dan een andere beklaagde die een identiek misdrijf beging, louter op basis van opportuniteitsoverwegingen door het openbaar ministerie en niet op basis van de behandeling door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige bij de wet ingestelde rechterlijke instantie ? » Die zaak is ingeschreven onder nummer 2876 van de rol van het Hof.
De griffier, L. Potoms.